ECLI:NL:GHAMS:2023:2257

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
23-000261-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de economische politierechter inzake niet tijdig openbaar maken jaarrekening door rechtspersoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een rechtspersoon, was beschuldigd van het niet tijdig openbaar maken van de jaarrekening over het boekjaar 2018, zoals voorgeschreven in artikel 394 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. De tenlastelegging stelde dat de jaarrekening niet uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar was gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel, wat op of omstreeks 2 november 2020 nog niet was gebeurd.

Tijdens de zitting heeft de vertegenwoordiger van de verdachte bekend dat de jaarrekening niet tijdig was gedeponeerd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, maar heeft ook geconstateerd dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De economische politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van € 600,-. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een voorwaardelijke geldboete van € 600,- gevorderd.

Het hof heeft echter besloten dat, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, en het feit dat de rechtspersoon inmiddels is opgeheven, er geen straf of maatregel opgelegd hoeft te worden. Het hof heeft het vonnis van de economische politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de overige tenlastegelegde feiten. Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam en is openbaar uitgesproken op 1 juni 2023.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000261-22
datum uitspraak: 1 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 februari 2022 in de strafzaak onder parketnummer 82-108462-21 tegen:
[verdachte] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de vertegenwoordiger van de verdachte naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zij in de gemeente Haarlem, althans in Nederland, als rechtspersoon niet uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2018, op de in artikel 394 lid 1 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven wijze de jaarrekening van dat boekjaar openbaar heeft gemaakt, aangezien op of omstreeks 2 november 2020, voormelde jaarrekening nog niet openbaar was gemaakt door nederlegging van een volledig in de Nederlandse taal gesteld exemplaar, ten kantore van het handelsregister dat wordt gehouden door de Kamer van Koophandel.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in Nederland als rechtspersoon niet uiterlijk binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2018, op de in artikel 394 lid 1 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven wijze, de jaarrekening van dat boekjaar openbaar heeft gemaakt, aangezien op 2 november 2020 voormelde jaarrekening nog niet openbaar was gemaakt door nederlegging van een volledig in de Nederlandse taal gesteld exemplaar, ten kantore van het handelsregister dat wordt gehouden door de Kamer van Koophandel.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Nu de vertegenwoordiger van de verdachte het ten laste gelede feit heeft bekend en door of namens de verdachte geen vrijspraak is bepleit, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met betrekking tot deponering jaarrekening boekjaar 2018 van 27 november 2020 (p. 1-3);
de bekennende verklaring van de vertegenwoordiger van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 juni 2023.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 394, derde lid, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, begaan door een rechtspersoon.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Geen straf of maatregel

De economische politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 600,-.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 600,-.
Het hof overweegt het volgende. De verdachte heeft niet binnen twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2018 de jaarrekening van dat boekjaar openbaar gemaakt. Indachtig de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, zoals door de vertegenwoordiger van de verdachte ter zitting in hoger beroep naar voren is gebracht, en de omstandigheid dat de rechtspersoon inmiddels is opgeheven, waardoor een voorwaardelijke straf niet geboden is, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 28 april 2021 onder CJIB nummer
[nummer].
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Jongeling en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. S. Geensen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
1 juni 2023.