ECLI:NL:GHAMS:2023:2247

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 augustus 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
23-001691-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid van de bestuurder van een rechtspersoon bij faillissement en de gevolgen van het niet voldoen aan administratieve verplichtingen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, als bestuurder van de rechtspersoon [BV 1] B.V., werd beschuldigd van het niet voeren van een deugdelijke administratie en het niet verstrekken van volledige administratieve gegevens aan de curator na het faillissement van de rechtspersoon [BV 2] B.V. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het niet ter beschikking stellen van de benodigde documenten aan de curator. Het hof oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verantwoordelijkheid als bestuurder, niet de vereiste zorgvuldigheid in acht had genomen en daarmee de afhandeling van het faillissement had bemoeilijkt.

De verdachte had de aandelen van [BV 1] overgenomen en was zich bewust van de financiële problemen van [BV 2]. Na de overname heeft hij echter geen adequate stappen ondernomen om de administratie op orde te krijgen of om de curator van de benodigde informatie te voorzien. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk had gehandeld door zijn wettelijke verplichtingen te negeren, wat leidde tot ernstige benadeling van de schuldeisers en een belemmering van de faillissementsprocedure. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, maar het hof besloot de straffen te matigen, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheidsproblemen en het feit dat hij geen financieel voordeel had behaald uit de overname.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, samen met een taakstraf van 100 uur en een ontzetting van het recht om als bestuurder op te treden voor de duur van twee jaar. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders van rechtspersonen, vooral in situaties van faillissement, en de noodzaak om administratieve verplichtingen serieus te nemen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001691-22
Datum uitspraak: 17 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2022 in de strafzaak onder parketnummer 81-052293-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1958,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank op 24 mei 2022 toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij als (feitelijk) bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [BV 1] B.V.,
tijdens het faillissement van de rechtspersoon [BV 2] B.V.,
in of omstreeks de periode van 8 augustus 2017 tot en met heden,
te Dordrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen
desgevraagd opzettelijk,
niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake een ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek gevoerde en/of bewaarde administratie,
en/of de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers,
in ongeschonden vorm, zo nodig met de
hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken,
aan de curator heeft verstrekt;
2.
hij/zij
als (feitelijk) bestuurder of commissaris van de rechtspersoon [BV 1] B.V. ,
tijdens of voor het faillissement van de rechtspersoon [BV 2] B.V.,
te weten in of omstreeks de periode van 29 mei 2017 tot en met heden,
te Dordrecht, althans in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
opzettelijk
niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek en/of het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers,
ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof anders overweegt en tot een (deels) andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewijsoverwegingen [1]
Redengevende feiten en omstandigheden
Voormalig medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) was enig aandeelhouder van
[BV 1] B.V. (hierna: [BV 1]) tot 29 mei 2017. Vanaf die datum
zijn alle uitstaande aandelen in het kapitaal van [BV 1] overgedragen aan de verdachte en is de verdachte bestuurder en enig aandeelhouder geworden van [BV 1]. [BV 1] was bestuurder en enig aandeelhouder van [BV 2] B.V. (hierna: [BV 2]). [2]
[BV 2] is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2017 in staat van faillissement verklaard. [3]
Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard: ‘Ik heb voor de koop gekeken of het deugt. De boekhouding zag er goed uit. Er waren meerdere rijen ordners. Dat was rond 23 mei of zo, ergens half mei voordat we hadden getekend bij de notaris.’ De verdachte heeft een kennis naar de winst- en verliesrekening laten kijken; het leek een goed draaiende onderneming. De verdachte had naar eigen zeggen zelf geen kennis van of ervaring met boekhouden en had nooit eerder aandelen gekocht. Op 29 mei 2017 kreeg de verdachte de sleutels van het pand. Hij zag nog maar 5 of 6 ordners staan en hoorde dat er ‘teveel rottigheid in de papieren zat.’ Hij heeft de deur van het bedrijfspand achter zich dicht getrokken en heeft vervolgens ‘niets meer gedaan’. De verdachte kende de voormalige boekhouder van het bedrijf niet en hij heeft evenmin contact met hem gezocht. Hij heeft naar eigen zeggen op verzoek de mappen waarover hij beschikte aan de curator overhandigd. [4]
De verdachte heeft ten overstaan van de FIOD verklaard dat de administratie van het bedrijf ‘een zooitje’ was en dat hij zelf onvoldoende financiële kennis had om de administratie te beoordelen. [naam 1] vertelde de verdachte direct dat hij had getekend voor een BV, [BV 1], die vele schulden had die hem bij het tekenen niet bekend waren. [5] Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard, dat hij een levering van [bedrijf] aan [BV 2] ongeopend retour heeft gezonden omdat hij wist dat het niet goed zat. [6] Hij heeft op 29 mei 2017 direct de deur op slot gedaan en heeft afscheid van [BV 2] genomen. [7]
De curator heeft op 28 januari 2019 aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat de verdachte, als bestuurder van [BV 2], niet de volledige administratie aan hem heeft verstrekt. De zaken die onder meer ontbraken waren een recente debiteurenadministratie, crediteurenadministratie, kasboek, grootboek en de balans. Het aandelenregister is niet op het bedrijfsadres van [BV 2] aangetroffen. De curator was niet in staat de rechten en plichten van zijn curanda te bepalen. [8]
[naam 2], belastingambtenaar, heeft op 27 september 2019 verklaard dat hij feitelijk nooit een boekenonderzoek heeft kunnen instellen en dat hij geen medewerking heeft gekregen van de mensen van [BV 2] bij dit onderzoek. De getuige heeft op 28 augustus 2017 bij de curator de beschikbare administratie ingezien. Dat was slechts een deel van de verplichte administratie. [9]
Overwegingen hof
De verdachte was (middellijk) enig bestuurder van de rechtspersoon [BV 2]. Uit hoofde van zijn functie droeg de verdachte de verantwoordelijkheid voor de algemene gang van zaken bij deze rechtspersoon en daarmee ook voor het financieel beheer en de administratie. Als bestuurder van [BV 2] was de verdachte verantwoordelijk voor het op een zodanige wijze voeren van een administratie en de daartoe behorende boeken en bescheiden en andere gegevensdragers op een zodanige wijze te bewaren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon duidelijk zijn.
De verdachte wist vanaf 29 mei 2017 dat hij bestuurder was geworden van een rechtspersoon met grote financiële problemen. Verder had de curator geen enkele indicatie dat rond de periode van 31 maart 2017 nog zakelijke activiteiten werden verricht in [BV 2]. De bestelde zaken waren volgens de curator niet nodig voor de bedrijfsactiviteiten die [BV 2] voorheen verrichtte. [10]
Desondanks heeft de verdachte in de maanden nadat hij bestuurder was geworden geen aangifte gedaan bij de politie van onder meer bestellingen van producten door de vorige bestuurder zonder dat hiervoor werd betaald, terwijl hij daarvan wetenschap had. Hij heeft geen contact gezocht met de boekhouder, noch pogingen gedaan om de volledige boekhouding te achterhalen. Hij heeft geen (nieuwe) boekhouder aangesteld om wat wel aanwezig was te administreren, dan wel afwezige administratie te reconstrueren zodat onder andere duidelijk werd welke bedragen de rechtspersoon nog te betalen en/of te vorderen had. Hij heeft geen onderzoek gedaan naar de bankrekening(en) van de vennootschap. Hij heeft zich bewust onttrokken aan de wettelijke verplichtingen die gelden voor een bestuurder van een rechtspersoon en heeft zodoende, anders dan de raadsman heeft gesteld, met opzet gehandeld.
De boekhouding is onvolledig gebleven en is niet (volledig) aan de curator overgedragen en dat is (mede) aan de verdachte te wijten. Door zijn handelen en nalaten is de afhandeling van het faillissement bemoeilijkt. Het hof concludeert uit het voorgaande dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Medeplegen
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de strafbare gedraging van de verdachte mogelijk aan de vennootschappen [BV 1] en [BV 2] kan worden toegerekend, niet meebrengt dat de verdachte de feiten samen met de rechtspersonen heeft gepleegd. Het hof spreekt de verdachte daarom vrij van het ten laste gelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij als bestuurder van de rechtspersoon [BV 1] B.V., tijdens het faillissement van de rechtspersoon [BV 2] B.V., in de periode van 8 augustus 2017 tot en met heden, te Dordrecht, althans in Nederland, desgevraagd opzettelijk, niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake een ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, gevoerde en bewaarde administratie, en de daartoe behorende boeken, bescheiden en/of andere gegevensdragers, in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator heeft verstrekt;
2.
hij als bestuurder van de rechtspersoon [BV 1] B.V, tijdens of voor het faillissement van de rechtspersoon [BV 2] B.V., te weten in de periode van 29 mei 2017 tot 8 augustus 2017, te Dordrecht, althans in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan en/of heeft bewerkstelligd dat werd voldaan aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling werd bemoeilijkt.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de voetnoten onder het kopje ‘Redengevende feiten en omstandigheden’.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard, desgevraagd opzettelijk niet terstond, overeenkomstig de op hem rustende wettelijke verplichtingen ter zake, een ingevolge de wettelijke verplichtingen gevoerde en bewaarde administratie en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers in ongeschonden vorm, zo nodig met de hulpmiddelen om de inhoud binnen redelijke termijn leesbaar te maken, aan de curator verstrekken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
Als bestuurder van een rechtspersoon die in staat van faillissement is verklaard, voor of tijdens het faillissement, opzettelijk niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen tot het voeren van een administratie en het bewaren van de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, ten gevolge waarvan de afhandeling wordt bemoeilijkt.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van 200 uur, te vervangen door hechtenis van 100 dagen. Voorts heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot de bijkomende straf dat hij wordt ontzet uit het recht om een beroep als bestuurder of vennoot van een rechtspersoon uit te oefenen, voor de duur van 5 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf van 200 uur, te vervangen door 100 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal een ‘bestuursverbod’ gevorderd voor de duur van twee jaren.
De raadsman heeft het hof primair verzocht toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en heeft subsidiair verzocht de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd van één jaar. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het aandeel van de verdachte in deze (grotere) zaak beperkt was, dat hij niets heeft verdiend aan de overname van het bedrijf en dat hij met hoge schulden is achtergebleven. De verdachte heeft daar nog aan toegevoegd dat hij met gezondheidsproblemen kampt en dat hij als ZZP-er werkzaam is als vrachtwagenchauffeur. Het verrichten van een taakstraf zal hem belemmeren in het vergaren van zijn inkomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als bestuurder van een rechtspersoon niet gezorgd voor een deugdelijke boekhouding. Hij heeft wat de boekhouding betreft volstaan met de deur van het bedrijfspand achter zich dicht te trekken. Als gevolg daarvan heeft hij, toen het faillissement eenmaal was uitgesproken, geen deugdelijke, volledige administratie aan de curator kunnen verstrekken. Het gevolg daarvan was, dat de curator geen inzicht heeft gekregen in de rechten en plichten van de failliete rechtspersoon. De schuldeisers zijn hierdoor ernstig benadeeld. De verdachte heeft het door zijn handelen en met name ook zijn nalaten de curator onmogelijk gemaakt het faillissement op een juiste en voortvarende wijze af te wikkelen. Het vertrouwen dat in het economisch verkeer in het naleven van wettelijke verplichtingen moet kunnen worden gesteld, is op deze manier ondermijnd. Een en ander is te ernstig om met een door de verdediging gevraagde schuldigverklaring zonder oplegging van enige straf afgedaan te kunnen worden.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee, dat hij geen financieel voordeel heeft gehad bij het overnemen van de rechtspersoon, dat hij daarvan louter financieel nadeel heeft ondervonden en niet van kwade wil was. Door de hele gang van zaken heeft de verdachte zich genoodzaakt gezien om, ondanks zijn gezondheidsklachten, weer als vrachtwagenchauffeur aan het werk te gaan om inkomen te genereren.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juli 2023 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, maar hij is niet eerder veroordeeld voor feiten zoals hier aan de orde zijn.
Het hof ziet in deze omstandigheden en in hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd, aanleiding de door de rechtbank opgelegde straffen te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf, een taakstraf en de ontzetting van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon of vennootschap van na te melden duur, passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 344a Sr.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van bestuurder van een rechtspersoon of vennootschap voor de duur van 2 (twee) jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. A.P.M. van Rijn en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
17 augustus 2023.
Mr. H.A. Stalenhoef is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Bij de verwijzing naar bewijsmiddelen uit het FIOD dossier met nummer 63032 gaat het om processen-verbaal, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (AMB, G en V), dan wel om geschriften (Doc). Alle overige bewijsmiddelen zijn - voor zover niet benoemd als proces-verbaal - geschriften, gebezigd in samenhang met de overige bewijsmiddelen.
2.AMB-015, p. 162, DOC-004-01, p. 261 en AMB-053, p. 765.
3.DOC-015-01, p. 315.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 24 mei 2022, pagina 2, 3 en 4.
5.V002-02, p. 86.
6.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 3 augustus 2023.
7.V002-02, p. 85 e.v.
8.G-001-01, p. 95 e.v.
9.G-002-01, p. 100 e.v.
10.G-001-01, p. 96.