ECLI:NL:GHAMS:2023:2211

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
23-002322-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling en beschadiging van eigendom

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 16 augustus 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1987, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor mishandeling en het opzettelijk beschadigen van een hogedrukspuit. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de mishandeling van de benadeelde door te slaan en/of stompen, en het opzettelijk beschadigen van de hogedrukspuit die aan de benadeelde toebehoorde. Tijdens de zitting op 14 september 2023 heeft het hof de verklaringen van de aangever en zijn echtgenote beoordeeld, die elkaar ondersteunden en de verdachte beschuldigden van geweld. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan beide tenlastegelegde feiten, ondanks de verdediging die stelde dat er geen opzet was en dat de verklaringen inconsistent waren. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een geldboete van € 750,- op, alsook een schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 150,-. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, waarbij het hof de inbreuk op de lichamelijke integriteit van de benadeelde en het gebrek aan respect voor andermans eigendom in aanmerking nam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002322-21
datum uitspraak: 28 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 16 augustus 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-135115-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 september 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. hij op of omstreeks 24 mei 2021 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door (met kracht) te slaan en/of stompen met gebalde vuist en/of zijn handen op het hoofd en/of lichaam van voornoemde [benadeelde] ;
2. hij op of omstreeks 24 mei 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een hogedruk spuit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewijsoverwegingen

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van beide tenlastegelegde feiten. Hij heeft aangevoerd dat het tenlastegelegde weliswaar wettig kan worden bewezen, maar dat de (onderlinge) inconsistenties in de verklaringen van aangever en zijn echtgenote over het incident en het door aangever opgelopen letsel tegenover de andersluidende verklaringen van de verdachte zouden moeten leiden tot zodanige twijfel dat de feiten niet overtuigend kunnen worden bewezen. Mede omdat de verklaringen van de verdachte op meerdere onderdelen worden ondersteund door andere dossierstukken. Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde geldt dat weliswaar sprake was van duwen en trekken, maar niet van opzet op mishandeling. Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte de hogedrukspuit heeft opgepakt om zich tegen door aangever naar hem gegooide voorwerpen te beschermen, en dat hij deze vervolgens per ongeluk heeft laten vallen. Van opzet is dan geen sprake.
De verdachte heeft dan ook noch opzettelijk pijn of letsel toegebracht noch opzettelijk iets vernield.
Het hof volgt deze standpunten niet. Het hof stelt vast dat de verklaringen van de aangever en die van zijn echtgenote elkaar ondersteunen en versterken. Uit de verklaringen van aangever en zijn echtgenote volgt dat aangever op de grond lag op het moment dat de verdachte het huis binnentrad en dat de verdachte toen meteen boos op aangever is toegelopen en op hem insloeg. Door het handelen van verdachte heeft aangever verwondingen opgelopen, die ook door verbalisanten zijn waargenomen. Het hof ziet onvoldoende aanleiding voor twijfel door de inhoud van de verklaringen die uit de mond van aangever zijn opgetekend in de hectiek na het arriveren van de politie. Anders dan de verdediging stelt, zijn die verklaringen overigens ook niet zonder meer in strijd met de verklaring die aangever bij de politie heeft afgelegd. Ook vindt het hof niet van doorslaggevend belang dat getuige [getuige] bij de raadsheer-commissaris eerst heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte schopte en sloeg en daar later tijdens het verhoor van terug kwam. De getuige heeft op doorvragen van de raadsheer-commissaris immers verklaard dat zij denkt dat zij het slaan niet heeft gezien en dat mogelijk heeft ingevuld omdat zij het erover heeft gehad met haar man.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Verbalisanten treffen in de woning de hogedrukspuit aan met een barst in de buitenwand. De verdachte heeft het apparaat opgepakt. Aangever heeft verklaard dat de verdachte de hogedrukspuit in zijn richting heeft gegooid. Het hof acht niet geloofwaardig dat de verdachte de hogedrukreiniger per ongeluk heeft laten vallen en stelt op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte ook opzet had op het beschadigen van dit apparaat.
Het hof acht gelet op het voorgaande beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 mei 2021 te Amsterdam [benadeelde] heeft mishandeld door te slaan en/of te stompen op het hoofd en lichaam van voornoemde [benadeelde] ;
2.
hij op 24 mei 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een hogedrukspuit die aan [benadeelde] toebehoorde, heeft beschadigd.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen-verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, subsidiair twintig dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 950, subsidiair negentien dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Hij is de woning van het slachtoffer binnengetreden. De verdachte is vervolgens direct de confrontatie met het slachtoffer aangegaan dat op de grond lag, en heeft hem geslagen. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan beschadiging van een hogedrukspuit door daarmee te gooien. Daarmee heeft verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendom van anderen.
Het hof acht, alles afwegende, oplegging van een geldboete van € 750,- passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt in totaal € 1.175,-. De benadeelde partij vraagt een vergoeding van
€ 175,- voor vervanging van de hogedrukreiniger, en van € 1.000,- voor immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van in totaal € 359,- (€ 109,- voor de geleden materiële schade en € 250,- voor immateriële schade).
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, tot het oorspronkelijk gevorderde bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof heeft de door de benadeelde partij geleden schade naar billijkheid geschat op € 50,- voor de schade als gevolg van beschadiging van de hogedrukspuit. Daartoe is van belang dat niet is komen vast te staan dat de hogedrukspuit is vernield of onbruikbaar is geworden. Het hof begroot de immateriële schade op een bedrag van € 100,- voor het letsel dat aangever door de mishandeling heeft opgelopen en de pijn die daar het gevolg van is geweest.
De verdachte is tot vergoeding van deze schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 27, 36f, 57, 63, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van
€ 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 150,00 (honderdvijftig euro)bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 100,00 (honderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 150,00 (honderdvijftig euro) bestaande uit € 50,00 (vijftig euro) materiële schade en € 100,00 (honderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 24 mei 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D.A.C. Koster, mr. N. van der Wijngaart en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2023.
=========================================================================
[…]