ECLI:NL:GHAMS:2023:2131

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
23-003390-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en belediging via sociale media met contactverbod en voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van belaging, meermalen gepleegd, en eenvoudige belediging. De feiten hebben zich afgespeeld tussen 1 december 2021 en 15 augustus 2022, waarbij de verdachte herhaaldelijk beledigende en bedreigende berichten en video's heeft geplaatst op sociale media, gericht tegen de wijkmanager en wijkagent van Purmerend, alsook tegen een politieambtenaar in Amsterdam. De verdachte heeft de aangevers stelselmatig lastiggevallen, wat heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid bij hen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van één feit, waarvoor hij is vrijgesproken. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van twee jaar, en er is een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Dit arrest is een gevolg van de ernst van de feiten en de impact die deze hebben gehad op de slachtoffers, die zich in hun persoonlijke levenssfeer ernstig bedreigd voelden. De verdachte heeft een bipolaire stoornis en is onder behandeling, wat ook in de overwegingen van het hof is meegenomen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003390-22
datum uitspraak: 12 september 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 december 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-206936-22 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1967,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw en de gemachtigde van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2021 tot en met 15 augustus 2022 te Purmerend, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] (wijkmanager Purmerend) en/of [slachtoffer 2] (wijkagent Purmerend) en/of [benadeelde] (politieambtenaar Amsterdam), door
- via het platform [social media] (honderden) beledigende en/of bedreigende berichten en/of video's over bovengenoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde] te plaatsen en/of;
- die [benadeelde] (meermalen) in de nabijheid van haar woning op te zoeken en/of;
- die [slachtoffer 1] (meermalen) in de nabijheid van en/of bij zijn werklocatie op te zoeken,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [benadeelde] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2021 tot en met 15 augustus 2022 te Purmerend opzettelijk [slachtoffer 1] , in het openbaar mondeling en/of bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'vuile jood' en/of 'fucking jood', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 7 maart 2022 te Purmerend in het besloten lokaal wijkcentrum en/of buurthuis aan de [adres 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, in gebruik wederrechtelijk is binnengedrongen immers was hem, verdachte, met ingang van 4 maart 2022 schriftelijk de toegang tot dit wijkcentrum en/of buurthuis ontzegd tot en met 22 juli 2022;
4.
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Purmerend opzettelijk en wederrechtelijk deuren en/of de vloer, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of Gemeente Purmerend, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
5.
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Purmerend een pot/blik verf, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of Gemeente Purmerend, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat noch feit 1 noch feit 3 bewezen kan worden. De feiten 2, 4 en 5 worden niet betwist. Kortgezegd is ten aanzien van feit 1 bepleit dat de vast te stellen gedragingen van de verdachte ten aanzien van iedere aangever afzonderlijk, onvoldoende zijn om te kunnen spreken van een ‘stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer’ als bedoeld in art. 285b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voorts kan de verdediging zich niet verenigen met de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde, nu primair het bestanddeel ‘besloten lokaal’ niet kan worden vastgesteld.

Vrijspraak feit 3

Ten aanzien van feit 3 overweegt het hof dat uit de stukken in het dossier blijkt dat de verdachte de toegang is ontzegd bij het gebouw van ‘ [gebouw] ’, [adres 2] te Purmerend, alwaar het Sociaal Wijkteam is gevestigd.
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat het gebouw een besloten lokaal is als bedoeld in artikel 138 Sr. Een eenvoudige zoekslag op internet via “google” leert het hof dat in dit gebouw door een organisatie voor welzijnswerk en maatschappelijke dienstverlening, [dienstverlening] , voor het publiek toegankelijke activiteiten worden georganiseerd. [1] Ook is er in het gebouw een locatie voor bloedafname gevestigd. Naar het oordeel van het hof is op basis van deze algemene informatie veeleer aannemelijk dat dit gebouw een “voor de openbare dienst bestemd lokaal” is, als bedoeld in artikel 139 Sr in plaats van een “besloten lokaal als is tenlastegelegd onder feit 3.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de woorden ‘besloten lokaal’ niet mede kunnen omvatten ‘een lokaal voor de openbare dienst bestemd’, zodat artikel 138 Sr niet van toepassing is, indien sprake is van een voor de openbare dienst bestemd lokaal.
Met de raadsvrouw is het hof van oordeel dat derhalve niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2021 tot en met 15 augustus 2022 te Purmerend, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 1] (wijkmanager Purmerend) en [slachtoffer 2] (wijkagent Purmerend) en [benadeelde] , door
- via het platform [social media] beledigende en/of bedreigende berichten en/of video's over bovengenoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [benadeelde] te plaatsen en
- die [slachtoffer 1] meermalen in de nabijheid van en bij zijn werklocatie op te zoeken,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [benadeelde] vrees aan te jagen;
2.
hij op 8 augustus 2022 te Purmerend opzettelijk [slachtoffer 1] , in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: 'vuile jood';
4.
hij op 18 januari 2022 te Purmerend opzettelijk en wederrechtelijk deuren en de vloer, die aan Gemeente Purmerend toebehoorden, heeft beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
hij op of omstreeks 18 januari 2022 te Purmerend een blik verf, dat aan Gemeente Purmerend toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1, 2, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsmotivering feit 1

Het hof stelt op grond van de tot het bewijs gebruikte bewijsmiddelen het volgende vast.
De verdachte heeft in de periode van 1 december 2021 tot en met 15 augustus 2022:
  • aangever [slachtoffer 1] , werkzaam als wijkmanager bij de gemeente Purmerend, tweemaal op zijn werklocatie bij het infopunt “ [infopunt] ”, bezocht en is (in de maand januari 2022) bijna dagelijks langs het infopunt gelopen, waarbij hij regelmatig “Dikke deur” schreeuwde, daarmee doelende op aangever [slachtoffer 1] ;
  • via het platform [social media] berichten en video's van verontrustende dreigende dan wel beledigende toon geplaatst waaruit blijkt dat deze (onder meer) betrekking hebben op wijkmanager [slachtoffer 1] , [benadeelde] en wijkagent [slachtoffer 2] .
Bij de beoordeling van de vraag of deze gedragingen zijn te kwalificeren als belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Er is dus - kort gezegd - sprake van belaging wanneer iemand opzettelijk een ander herhaaldelijk lastigvalt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van die persoon. Het kan daarbij gaan om een herhaling van dezelfde activiteit maar ook om het samenstel van een variëteit aan gedragingen.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte vele filmpjes heeft gepost op sociale media, waarin hij onder anderen (impliciet) naar de aangevers [benadeelde] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] verwijst, veelal middels hashtags. [2] Het onderzoeksteam heeft uit honderden door de verdachte op [social media] geplaatste filmpjes van gelijke strekking een selectie van 25 beeldbestanden uit de tenlastegelegde periode [3] specifiek beschreven. [4] Het gaat hierbij om 10 filmpjes waarin aangever [slachtoffer 2] wordt genoemd, 3 filmpjes waarin aangever [slachtoffer 1] wordt genoemd en 8 filmpjes waarin aangeefster [benadeelde] wordt genoemd. De inhoud van de ‘posts’ van de verdachte is telkens gericht tegen de aangevers die hij op beledigende wijze aanduidt als:
- [slachtoffer 2] / [slachtoffer 2] / wijkagentje/ politie Purmerend
- Dikke deur/wijkmanager
- [benadeelde] / neprechercheur/ politie Purmerend.
Dit betreffen in werkelijkheid de volgende personen.
- [slachtoffer 2] , wijkagent & politieambtenaar Purmerend
- [slachtoffer 1] , wijkmanager Purmerend
- [benadeelde] , politieambtenaar Amsterdam. [5]
Resumerend concludeert verbalisant [verbalisant] dat de vele berichten die de verdachte op [social media] plaatst over het algemeen dezelfde strekking hebben. De verdachte beledigt en bedreigt stelselmatig dezelfde personen onder wie de aangevers [benadeelde] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] . De verdachte doet dat buitenproportioneel veel en stopt niet. In zijn berichten richt de verdachte zich via de camera rechtstreeks tot hen en neemt daarbij een agressieve houding aan. Hij imponeert en intimideert door te schreeuwen, zijn gezicht te vertrekken en als het ware in de camera te kruipen. Er is een opbouw waar te nemen in de agressie, de beledigingen en bedreigingen. [6]
Op 1 augustus 2022 heeft [benadeelde] aangifte gedaan van belaging jegens de verdachte en heeft een klacht ingediend, waarin zij heeft verzocht om tot vervolging over te gaan. [7]
In haar aangifte geeft zij aan dat de verdachte vanaf 5 april 2021 contact met haar heeft gezocht via Whatsapp, waarna zij hem heeft geblokkeerd. Een paar dagen later stond hij bij haar voor de deur, waarna zij hem heeft gezegd dat hij hulp moest zoeken en haar met rust moest laten. Verder verklaart zij:

Na een tijdje kwam ik erachter dat hij op social media meerdere berichten post met mijn naam en verschillende uitspraken doet. Ik zag dat ik niet de enige was die hij lastig valt. Zo zijn er nog twee collega's die hij lastig valt. De meeste berichten die hij op social media plaatst, plaatst hij op [social media] . In de berichten die hij plaatst waarin ik voorkom zegt hij verschillende dingen en vaak ook met dreigementen. Zo is er een filmpje waarin hij mijn naam noemt en waar met dik gedrukte letters staat: zoutzuur is de oplossing. Ik weet niet waar [verdachte] toe in staat is en dit beangstigt mij dan omdat hij zulke uitspraken doet. Ik weet niet of alle filmpjes nog beschikbaar zijn op zijn account. Ik weet namelijk dat veel filmpjes ook door [social media] eraf worden gehaald. Ik weet dit omdat hij in verschillende filmpjes zegt dat ze zijn account geblokkeerd hebben of ze zijn filmpjes verwijderd hebben.
Ik heb toen contact opgenomen met de wijkagent van de wijk Purmerend [infopunt] , [slachtoffer 2] . Ik heb bij [slachtoffer 2] meerdere meldingen gemaakt van de belaging door [verdachte] en van zijn gedrag naar mij toe.
Op 28 juli 2022 zag ik dat mijn buurvrouw een [social media] filmpje naar mij stuurde. Ik zag dat dit een filmpje was afkomstig van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] dit filmpje zojuist geplaatst had op [social media] . Op dat filmpje had [verdachte] het over mij. Ik hoor dat [verdachte] in dit filmpje het volgende zegt: "oke wat moet een hoer waarvan ik haar tieten vaak bloot heb gezien kamperen bij mijn zus voor de deur". Daarin zegt hij ook: "als zij naar buiten komt dan is [slachtoffer 2] ook te laat".
Vervolgens kwam er nog een filmpje op dit account binnen. Op dit filmpje is te zien dat [verdachte] wat in zijn woning pakt en vervolgens zijn voordeur dicht gooit en rennend richting de dijk gaat waar ik liep. Je ziet dat hij vervolgens zijn pas vertraagd als hij mij ziet en je ziet mij met mijn buurvrouw lopen. Hij loopt voorbij en begint te schreeuwen. Ik zag dat hij op hetzelfde account nog een filmpje heeft gepost met het lied Jeanny van de zanger Falco. Dit nummer gaat over een meisje dat vermoord wordt omdat hij haar niet kwijt wil. Ik kreeg hier best een naar gevoel bij, omdat ik weet dat ik één van zijn doelwitten ben. Dit blijkt omdat ik steeds weer terug kom in zijn filmpje, zijn hashtags en hij daarin ook naar mij dreigt. Ik voel mij angstig voor [verdachte] omdat ik weet dat hij psychische problemen heeft en zeer verward is. Ik weet niet waar hij toe in staat is maar ik heb het gevoel dat hij mij echt een keer te grazen gaat nemen en dat het dan te laat is. Hiermee bedoel ik dat hij mij een keer wat aan zal doen.
Dit alles vindt nu al over een langere periode plaats. Het houdt niet op en komt steeds weer terug. [verdachte] zijn agressie is duidelijk op mij gericht. Trouwens ook op anderen. Hij valt mij opzettelijk en stelselmatig lastig en maakt daarmee een grote inbreuk op mijn persoonlijk leven. Ik voel mij beperkt in mijn vrijheid en mijn veiligheidsgevoel is ernstig aangetast.
Ik merk dat ik 's nachts niet goed slaap en zeer alert ben. Ik merk dat ik door deze situatie ook fysieke gevolgen ondervind van het gedrag van [verdachte] . Ik merk dat direct wanneer ik weer zo'n filmpje voorbij zie komen of mijn naam genoemd hoor worden. Kennelijk kan ik mij ook niet meer vrij bewegen op het internet.” [8]
Aangeefster [benadeelde] beschrijft in haar aangifte ook twee ontmoetingen met de verdachte, op 16 mei 2022 en 28 juli 2022. Het hof acht niet bewezen dat de verdachte de aangeefster bij deze ontmoetingen bewust
heeft opgezocht in de nabijheid van haar woning, zoals onder het tweede gedachtestreepje in de tenlastelegging staat vermeld, aangezien de verdachte en ook zijn zus in dezelfde buurt wonen. Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van dat deel van de tenlastelegging. Dit laat echter onverlet dat het door de verdachte vertoonde gedrag bij deze twee ontmoetingen - door de aangeefster en de getuigen [getuige 1] [9] en [getuige 2] [10] beschreven als verward, intimiderend en agressief – wel meeweegt in de beoordeling van de context waarin de wel bewezenverklaarde gedragingen, te weten het plaatsen van berichten en filmpjes op [social media] , zich hebben afgespeeld.
Op 14 augustus 2022 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van belaging jegens de verdachte en heeft hij een klacht ingediend, waarin hij heeft verzocht om tot vervolging over te gaan. [11] In zijn aangifte [12] verklaart [slachtoffer 1] dat hij als wijkmanager bij de Gemeente Purmerend werkzaam is en werkt vanuit het Infopunt [infopunt] . De verdachte is in december 2021 bij het infopunt naar binnengekomen, waarbij hij dusdanig hard aan het schreeuwen was dat [slachtoffer 1] hem verzocht om te vertrekken. Vervolgens zag [slachtoffer 1] dat de verdachte een filmpje op [social media] had geplaatst waarin een foto van hem in beeld was en waarbij hij [slachtoffer 1] ‘de dikke deur’ van [infopunt] noemde, waardoor de aangever zich “enorm bedreigd en geïntimideerd voelde” en zich ernstige zorgen maakte dat de verdachte het op hem persoonlijk had voorzien. Hij heeft vervolgens de wijkagent [slachtoffer 2] op de hoogte gesteld. Daarna heeft [slachtoffer 1] de verdachte in januari 2022 bijna dagelijks langs het Infopunt [infopunt] te Purmerend zien lopen, waarbij hij vaak schreeuwde: “Dikke deur”, “[infopunt] ”. Op 18 januari 2022 is de verdachte opnieuw bij het Infopunt binnengelopen en heeft hij de aangever schreeuwend uitgescholden. Hierna heeft de gemeente een toegangsverbod voor het Infopunt opgelegd aan de verdachte. De aangever verklaart dat er in de weken na dit incident allerlei beledigingen jegens hem door de verdachte op social media werden geplaatst. De procedure tot het verkrijgen van een zorgmachtiging voor de verdachte werd mede door aangever in gang gezet en resulteerde in een gedwongen opname van de verdachte voor de duur van drie weken, waarin hij niet heeft meegewerkt aan zijn behandeling. De aangever verklaart dat de verdachte daarna steeds meer filmpjes is gaan posten op social media. Verder verklaart hij:

Ik zag en hoorde dat deze filmpjes steeds agressiever werden. Ik schrok hier behoorlijk van. Ik
zag dat deze filmpjes over mij, de wijkagent, de wethouder en nog een andere collega van de politie gingen. In deze periode heeft [verdachte] ook pogingen gedaan om achter mijn huisadres te komen.
Ik weet dit omdat [verdachte] meerdere malen het klantcontact centrum van de Gemeente heeft opgebeld met de vraag of zij wisten waar ik woonde. Het klantcontactcentrum heeft mij hierover geïnformeerd dat [verdachte] deze vraag over mij gesteld had. Ook op social media heeft [verdachte] de vraag gesteld of iemand wist waar ik woonde. Ik hoorde dat [verdachte] vroeg waar 'de dikke deur, de wijkmanager' woonde. Ik heb dit filmpje gezien op [social media] . Helaas bestaat dit account niet meer van [verdachte] . Dit was het account [verdachte] . Dit account is verdwenen sinds deze week (de week van 8 augustus 2022).
Ik heb thuis aan mijn vrouw verteld dat [verdachte] gevraagd had waar ik woonde. Ik heb mijn vrouw het filmpje laten zien. Ik kan u vertellen dat mijn vrouw, die al vanaf het eerste incident in januari 2022 bang was zich enorm bedreigd voelde. Op 8 augustus 2022 was het benauwd op onze werkplek Infopunt [infopunt] . Om goed te ventileren hadden wij de deur van de nooduitgang opengezet en tevens stond de voordeur open. Mijn bureau grenst direct aan de nooduitgang. Ik hoorde een persoon schreeuwen en ik draaide mij om naar de nooduitgang toe. Ik zag toen [verdachte] staan. Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd naar binnen toe stak. Ik hoorde dat [verdachte] al schreeuwend aan het schelden was. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij schreeuwde: "ik ben nog niet klaar met jou, je komt nog aan de beurt, je hebt mij bedreigd". Ik zag dat [verdachte] enorm agressief was en maakte mij zorgen om de veiligheid van de andere collega's. Ik ben buiten bij [verdachte] gaan staan, ik zag dat [verdachte] naar mij toe liep en met zijn neus tegen mijn neus aan ging staan. Ik zag dat hij zijn telefoon in zijn linkerhand vast had. Ik zag dat [verdachte] zijn
linkerarm omhoog tilde en vanaf boven vermoedelijk aan het filmen was. Ik hoorde dat [verdachte] bleef schreeuwen en mij uitschold voor: "vette big", "vuile idioot" en "vuile jood".
Ik vond het zeer bedreigend en intimiderend en voelde toch een bepaalde angst omdat [verdachte] zo op mij
gefocust was.
Ik heb [verdachte] vanaf november 2021 tot augustus 2022 steeds agressiever zien worden en het lijkt
erop dat [verdachte] zich door niets of niemand laat stoppen. [verdachte] verklaart ook op zijn filmpjes op [social media] "ik vecht tot de dood". Ik voel mij enorm beledigd, gestalkt en bedreigd. Als ik buiten op straat loop ben ik extra alert. Ik merk dat ik continue om mij heen aan het kijken ben. Mijn vrouw is enorm boos omdat zij vindt dat deze man aangepakt moet worden. Mijn vrouw is bang dat [verdachte] mij iets aan zal doen. Mijn vrouw voelt zich niet veilig als zij alleen thuis is. Zij is bang dat op een dag [verdachte] toch bij ons voor de deur zal staan. Het maakt grote inbreuk op ons privéleven. Ik ben er dagelijks mee bezig. Ik merk dat ik iedere dag kijk op social media of [verdachte] weer filmpjes over mij geplaatst heeft. Ik voel dat mij dit heel veel energie kost.”
Op 10 augustus 2022 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van belaging jegens de verdachte en heeft hij een klacht ingediend, waarin hij heeft verzocht om tot vervolging over te gaan. [13] In zijn aangifte [14] verklaart [slachtoffer 2] dat hij als wijkagent in de wijk [infopunt] in Purmerend werkzaam is en dat hij vanuit die hoedanigheid op 9 juni 2021 een zogenaamd STOP gesprek met de verdachte heeft gevoerd. Verder verklaart hij:

In de periode hierna tot heden is zijn gedrag verergerd. Zijn berichten op sociale media werden steeds meer en ook de inhoud werd steeds agressiever. Hij ging steeds meer posten en de teksten werden meer intimiderend, dreigender en beledigender. Ik zag dat zij agressie en boosheid kennelijk niet alleen op mij gericht was. Hij ging er namelijk steeds meer mensen bij halen die hij ging lastig vallen danwel
benoemen maar ook beledigen en bedreigen. Hier noemt hij de personen bij naam en toenaam en hun functie. Dan hebben we het (o.a.) over wijkmanager [slachtoffer 1] en collega uit Amsterdam, [benadeelde] . Vanaf het eerste contact tot heden heeft hij honderden filmpjes geplaats. Wat opvallend is dat ik daar ook steeds in genoemd word. Hij scheldt mij dan uit en doet indirecte bedreigingen. [verdachte] beschuldigt mij ook dat ik agressief naar hem ben en dat ik hem bedreig. Ik moet in mijn kont genomen
worden. Ik zou volgens [verdachte] te laat komen om de mensen te redden die hij gaat aanpakken. Hij zegt dat ik de mensen in bescherming neem en dat ik dus corrupt ben. Hij maakt mij belachelijk in heel veel filmpjes. Ook al gaan de filmpjes over andere betrokken personen. Ergens in die filmpjes wordt dan steeds mijn naam genoemd. Hij noemt mij dan [slachtoffer 2] of [slachtoffer 2] of de wijkagent. Dit zijn filmpjes die op het internet zichtbaar zijn. Mensen kunnen de filmpjes bekijken, downloaden en zelfs delen.
In deze filmpjes wordt mijn goede naam en eer aangetast. Tevens wordt mijn integriteit als politieambtenaar door [verdachte] in twijfel getrokken en dit heeft een gezagsondermijnende werking.
In de filmpjes beledigt hij mij en maakt mij spreekwoordelijk zwart. Hij gebruikt meerdere scheldwoorden waardoor ik mij beledigd voel. Ook doet hij bedreigingen waarbij hij heeft gedreigd dat hij een mes in mijn hoofd zou steken. Tevens bedreigt hij andere mensen en zegt dat ik dan te laat ben om hen te redden. Hij doet denigrerende uitspraken over mij als persoon. Hieruit blijkt dat de agressie en minderwaardige houding van [verdachte] niet meer tegen het uniform gericht is maar tegen mij als persoon. Wat beangstigend is, is dat zijn acties en uitspraken steeds agressiever worden. Na de opname is er geen verandering in zijn gedrag waargenomen en is [verdachte] weer terug gevallen in zijn oude gedrag. Door zijn mimiek, zijn fysieke houding, schreeuwen en woordkeuze is er sprake van dreiging. Ik heb hem nu een aantal keren mee gemaakt en ook hoe hij tegen andere mensen doet laat zien dat hij steeds onvoorspelbaarder wordt. Daardoor kan ik niet meer inschatten wanneer hij over de schreef gaat en hij wellicht wel zijn agressie en bedreigingen gaat uitvoeren. Als ik zijn filmpjes bekijk en de agressie die van hem uitgaat door zijn manier van schreeuwen op mij in laat werken, dan maak ik mij zorgen voor de toekomst en vrees ik dat hij nog meer grenzen over gaat. Opvallend is dat ik bijna in elk filmpje genoemd wordt terwijl ik al een geruime tijd geen contact met hem heb. Hij heeft een aantal personen op de korrel en die zijn tot zijn doelwit gemaakt. Ik heb begrepen dat ik niet de enige ben die aangifte tegen hem doet. Er zijn nog twee mensen die dat doen. Dat is een collega van mij die hij persoonlijk benadert en ook haar gezin. De andere is de wijkmanager van de gemeente Purmerend.
Hij is nu al een aantal maanden bezig en het wordt geen moment rustiger. Het wordt alleen maar erger. Ik ben me elke keer weer bewust dat ik mijn omgeving in de gaten houd als ik in de wijk werkzaam ben. Ik kijk dan of [verdachte] dan niet ergens in de buurt is Je weet niet meer waar hij toe in staat is. Of dat hij mij gaat filmen en dit weer online zet. [verdachte] heeft meerdere accounts waar hij op post. Het is voor mij niet te doen om te benoemen in welke filmpjes welke belediging of welke bedreiging staat. Het betreffen hier namelijk honderden filmpjes.”
Het hof heeft verder in het bijzonder in aanmerking genomen dat de verdachte al gedurende langere tijd voorafgaande aan de bewezenverklaarde periode in beeld was bij de politie vanwege het lastigvallen van verschillende personen. Zoals hiervoor genoemd, heeft aangever [slachtoffer 2] , in zijn hoedanigheid van wijkagent in [infopunt] , al op 9 juni 2021 een zogenaamd ‘stopgesprek’ met de verdachte gevoerd. Dat gesprek heeft niet geholpen, het resultaat was dat de verdachte boos werd en ‘van alles, inclusief foto’s’ op [social media] heeft geplaatst. De verdachte en aangeefster [benadeelde] wonen beiden in de wijk [infopunt] . [benadeelde] is een politieambtenaar die in het verleden werkzaam was in Purmerend, maar ten tijde van de onderhavige kwestie werkzaam is in Amsterdam. De verdachte kent haar persoonlijk, omdat zij een voormalige vriendin van zijn broer is. Op 23 juni (het hof begrijpt: 2021) heeft aangever [benadeelde] reeds een eerste melding bij de politie gedaan, inhoudende dat de verdachte haar heeft benaderd. Er is dan al sprake van het sturen van ‘vele berichtjes’ en ‘een twaalftal filmpjes’ waarop verward gedrag te zien is en verwarde uitlatingen gedaan worden. [benadeelde] vond deze berichten dusdanig verontrustend dat ze dit heeft gemeld bij het politieteam Purmerend. Hierna heeft de verdachte aangegeven dat [benadeelde] een verrader was en heeft hij zich op [benadeelde] gefocust. [15] Vanaf december 2021 richt de verdachte zijn pijlen ook op wijkmanager [slachtoffer 1] , die door de verdachte “Dikke Deur” wordt genoemd. Aangever [slachtoffer 2] heeft vanuit zijn hoedanigheid als wijkagent contact met zowel de verdachte, als de (latere) aangevers [benadeelde] en [slachtoffer 1] . Aanvankelijk is ervoor gekozen om niet alle meldingen strafrechtelijk op te pakken om geen olie op het vuur te gooien en in de hoop dat de focus van de verdachte zou afzwakken, maar dat is niet gebeurd. Verbalisant [slachtoffer 2] relateert dat er geen moment van afzwakken is geweest richting alle bovenstaande genoemde personen en dat het lijkt of het vertoonde gedrag alleen maar verergerd is. [16]
Gelet op deze context neemt het hof bij de beantwoording van de vraag of sprake is van belaging per individuele aangever genoegen met relatief weinig specifiek beschreven berichten en incidenten.
Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat de aangevers zich van elkaars situatie bewust waren, dat de berichten en video’s gaandeweg agressiever en bedreigender werden en refereerden aan de functionele betrokkenheid van de aangevers bij de politie dan wel het wijkcentrum. Dit had bij de aangevers niet alleen in toenemende mate de hiervoor in hun aangiften beschreven gevoelens van angst en onveiligheid tot gevolg, maar belemmerde hen ook in hun werk.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de inhoud en strekking van de uitlatingen van de verdachte onmiskenbaar dat hij zich richtte tot de aangevers en dat hij ze daarmee vrees wilde aanjagen en ze in een kwaad daglicht wilde stellen door het plaatsen van de berichten op een openbaar toegankelijk platform. Het hof concludeert mede daaruit dat verdachte zich bewust is geweest van zijn hinderlijke gedrag jegens de aangevers en dat hij met zijn handelen opzet heeft gehad op het veroorzaken van die overlast en onveiligheid voor de aangevers, waarbij hij zich niet heeft laten tegenhouden door interventies zoals een stopgesprek en een gedwongen opname.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de individuele slachtoffers - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
Het hof acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
belaging, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen en/of onbruikbaar maken.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf en maatregel

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De politierechter heeft daarnaast maatregelen inhoudende een contactverbod met betrekking tot de slachtoffers en een verbod tot het gebruik van bepaalde woorden op sociale media opgelegd voor de duur van twee jaren, dadelijk uitvoerbaar, met een vervangende hechtenis voor de duur van maximaal één week per overtreding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, waaraan als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de slachtoffers dient te worden verbonden. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd inhoudende een contactverbod met de slachtoffers, met een vervangende hechtenis voor de duur van maximaal één week per overtreding.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de belaging van een wijkagent, een wijkmanager en van een vroegere vriendin van zijn broer, die werkzaam is bij de politie. Hij heeft in een periode van ruim 8 maanden via het platform [social media] beledigende en bedreigende berichten en video’s geplaatst die betrekking hadden op de slachtoffers. Daarnaast heeft hij de wijkmanager tweemaal bezocht op zijn werklocatie, waarbij hij hem heeft uitgescholden en beledigd. Door aldus te handelen heeft de verdachte de grens van het toelaatbare overschreden en daarmee een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangevers, bij wie hij gevoelens van onrust en angst heeft veroorzaakt.
Tot slot heeft de verdachte een blik verf gestolen en de verf over de toegangsdeuren en vloer van een aan de gemeente toebehorend informatiepunt gegooid. Aldus heeft de verdachte de gemeente financiële schade en overlast berokkend.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 augustus 2023 is de verdachte niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Voornoemde feiten hebben allen plaatsgevonden tegen de achtergrond van de persoon en de psychische problematiek van de verdachte, zoals naar voren is gekomen uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, de door de raadsvrouw in eerste aanleg en in hoger beroep ingebrachte stukken en het over de verdachte op 23 augustus 2023 opgemaakte reclasseringsrapport. Ten tijde van de bewezenverklaarde feiten was sprake van een ernstige decompensatie. De verdachte is tweemaal via zorgmachtigingen gedwongen opgenomen geweest en is gediagnostiseerd met een bipolaire stoornis die manisch is, met psychotische kenmerken. Momenteel ontvangt hij de benodigde medicatie middels een depot en ontvangt hij de nodige behandeling en begeleiding in het kader van een zorgmachtiging die tot 10 juli 2024 doorloopt. Volgens de behandeld psychiater is sprake van voortschrijdend inzicht, hetgeen het hof ter terechtzitting in hoger beroep ook heeft bemerkt in het contact met de verdachte. De reclassering benoemt dat er sinds de opname in februari 2023 geen nieuwe meldingen van overlast zijn gedaan.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat gelet op de beperkte mentale belastbaarheid van de verdachte aan hem geen taakstraf kan worden opgelegd. Het hof acht het op grond van het voorgaande, alles afwegende, oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met het oog op de vrijspraak van feit 3 zal het hof een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf op leggen dan door de advocaat-generaal is geëist, waarbij het hof meeweegt dat de verdachte nog geruime tijd binnen het kader van de zorgmachtiging zal worden begeleid en behandeld.
Vrijheidsbeperkende maatregel en de dadelijke uitvoerbaarheid
Het hof zal daarnaast aan de verdachte een contactverbod betreffende de slachtoffers opleggen voor de duur van twee jaren en bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Ondanks dat de verdachte in de aanloop naar de terechtzitting in hoger beroep, ondersteund door de dadelijke uitvoerbaarheid van een van de door de politierechter opgelegde maatregelen, geen contact meer heeft opgenomen met de slachtoffers, dient er naar het oordeel van het hof te worden voorkomen dat de verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens de slachtoffers. Het hof baseert dit oordeel op de ernst en stelselmatigheid van de bewezen verklaarde feiten, alsmede de persoonlijkheid van de verdachte zoals die tijdens de terechtzitting in hoger beroep is gebleken.

Beslag

Het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de drie hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven mobiele telefoons. Zij behoren de verdachte toe. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard.
Ten aanzien van de in beslag genomen router stelt het hof vast dat deze niet aan de verdachte, maar vermoedelijk aan Ziggo, toebehoort. Het hof zal derhalve bepalen dat de router dient te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De in beslag genomen computer dient te worden teruggegeven aan de verdachte, nu deze aan de verdachte toebehoort en niet aannemelijk is geworden dat deze is gebruikt bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.500,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000,00. De benadeelde partij heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw heeft primair de niet-ontvankelijkheid van de vordering bepleit. Het bestaan van geestelijk letsel dan wel een aantasting in de persoon acht zij onvoldoende onderbouwd. Subsidiair heeft de raadsvrouw matiging van het gevorderde bedrag bepleit tot € 1.000,00.
Ten aanzien van de immateriële schade is het hof van oordeel dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde mee brengen dat sprake is van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek.
De verdachte heeft gedurende een periode van ruim 8 maanden via het platform [social media] beledigende en bedreigende berichten en video’s geplaatst die betrekking hadden op de benadeelde partij, wat heeft gezorgd voor een inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. De benadeelde partij heeft als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte onder meer te kampen gehad met spanningsklachten, waardoor zij meer last ervaarde van haar (sinds geboorte aanwezige) hartafwijking.
Het hof stelt de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek naar maatstaven van billijkheid vast op een bedrag van € 1.000,00. Daarbij is in het bijzonder rekening gehouden met het stelselmatige en indringende karakter van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de ingrijpende inbreuk die hij daarmee heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij.
Voor het overige is uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is in zoverre niet tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering voor het overige zal worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 266, 285b, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
- [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1983;
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 3] 1963;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 4] 1973.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1398274, zwart);
2) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1398275, blauw);
3) 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: Goednummer: 1398283, zwart, merk: Samsung)..
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Computer (Omschrijving: Goednummer: 1398279).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Router (Omschrijving: Goednummer: 1398304, wit, merk: Ziggo).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 20 (twintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 15 augustus 2022.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M.H.P. Houben, mr. F.A. Hartsuiker en mr. R.A.E. van Noort, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Schouten en mr. Z. el Wali, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2023.
Mr. Van Noort is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.[website]
2.PV bevindingen, p. 36 e.v.
3.PV bevindingen, p. 114
4.PV bevindingen p. 58 e.v. en PV bevindingen p. 68 e.v.
5.PV bevindingen, p. 57
6.PV bevindingen, p. 61
7.PV ontvangst klacht, p. 169
8.PV van aangifte, p. 170 e.v.
9.PV verhoor getuige, p. 196 e.v.
10.PV verhoor getuige, p. 199 e.v.
11.PV ontvangst klacht, p. 181
12.PV van aangifte, p. 182 e.v.
13.PV ontvangst klacht, p. 176
14.PV van aangifte, p. 177 e.v.
15.PV van bevindingen, p. 14 e.v.
16.PV van bevindingen, p. 16 e.v.