ECLI:NL:GHAMS:2023:2001
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in ontnemingsvordering wegens verjaring van het misdrijf
Op 24 juli 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Haarlem, die op 20 april 2011 een vordering van het openbaar ministerie had behandeld. Deze vordering was gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en betrof de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een zaak met parketnummer 15-660109-10. De betrokkene, geboren in 1969, had hoger beroep ingesteld tegen de eerdere beslissing. Tijdens de zitting op 24 juli 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van de eerdere beslissing en om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de ontnemingsvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de oorspronkelijke ontnemingsvordering was gebaseerd op een veroordeling voor het opzettelijk telen en/of aanwezig hebben van 75 hennepplanten, met parketnummer 23-003336-22. Echter, het hof heeft in een eerder arrest vastgesteld dat dit misdrijf was verjaard. Hierdoor ontbrak een veroordeling ter zake het tenlastegelegde, wat betekent dat de officier van justitie niet in de ontnemingsvordering kon worden ontvangen. Het hof heeft de beslissing van de politierechter vernietigd en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van de ontvankelijkheid van de officier van justitie in ontnemingszaken en de gevolgen van verjaring van het misdrijf. Het hof heeft de beslissing waarvan beroep vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de officier van justitie niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn vordering.