4.1.De rechtbank heeft het volgende overwogen en beslist:
1. De heffingsambtenaar heeft voor de kalenderjaren 2019 en 2020 een aanslag afvalstoffenheffing opgelegd voor de onroerende zaak [A-straat] (STUD.HUIS [00] t/m [01] + [03] t/m [04] ).
2. Bij de bestreden uitspraken heeft de heffingsambtenaar de bezwaren van [X] tegen de aanslagen afvalstoffenheffing voor de kalenderjaren 2019 en 2020 gegrond verklaard en de aanslagen vernietigd, omdat [X] ten onrechte in de afvalstoffenheffing is betrokken.
3. De rechtbank stelt vast dat de (bezwaar- en) beroepsgronden van [X] uitsluitend zijn gericht tegen de onroerende zaak [A-straat] (STUD.HUIS [00] t/m [01] + [03] t/m [04] ) en niet tegen andere onderdelen van de aanslag. De rechtbank volgt [X] dan ook niet in zijn stelling dat het (bezwaar en) beroep ook is gericht tegen de onroerende zaak [B-straat] .
Verder stelt de rechtbank vast dat [X] tegen de vernietiging van de aanslagen afvalstoffenheffing geen specifieke beroepsgronden heeft aangevoerd.
4. [X] stelt dat er in bezwaar ten onrechte geen mondelinge hoorzitting heeft plaatsgevonden terwijl hij daar wel om had gevraagd en dat de proceskostenvergoeding daarom te laag is vastgesteld.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat horen niet noodzakelijk was nu volledig aan het bezwaar tegemoet werd gekomen.
5. Op grond artikel 7:3, onderdeel e, Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbende daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad. In de onderhavige zaak is de heffingsambtenaar in de bestreden besluiten volledig tegemoet gekomen aan de bezwaren van [X] . Er was voor de heffingsambtenaar dus geen aanleiding om [X] te horen.
De proceskostenvergoeding in de bezwaarfase is niet te laag vastgesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank zal het beroep van [X] daarom ongegrond verklaren. Bij deze uitkomst ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
Het Hof neemt dit oordeel, en de overwegingen waarop het berust, over en maakt ze tot de zijne.