ECLI:NL:GHAMS:2023:1950

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
23-002399-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met gedeeltelijke aanpassing van strafoplegging en vordering tot tenuitvoerlegging in strafzaken

Op 15 augustus 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 juli 2021. De zaak betreft een verdachte die is veroordeeld voor diefstallen, schuld- en opzetheling. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen vrijspraken in eerdere zaken. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 255 dagen gevorderd, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de straffen aangepast en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere diefstallen en heling, maar het hof heeft ook rekening gehouden met zijn positieve ontwikkeling en de omstandigheden van de verdachte. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf is gedeeltelijk toegewezen, waarbij een deel is omgezet in een taakstraf. Het hof heeft de redelijke termijn in hoger beroep overschreden, maar verbond hieraan geen gevolgen voor de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002399-21
datum uitspraak: 15 augustus 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 2 juli 2021 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-319589-20 (zaak A), 15-328328-20 (zaak B) en 15-059295-21 (zaak C), alsmede 15-244157-18 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 2 en 3 en in zaak C onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissingen tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissingen geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraken.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 1 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de stafoplegging en de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in de zaken A, B en C bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Tevens zijn als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling bij een zorgverlener met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname en begeleid wonen of maatschappelijk opvang opgelegd.
De advocaat-generaal heeft – met de bedoeling dat de verdachte niet terug hoeft naar de gevangenis – gevorderd dat de verdachte voor het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 255 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling (zonder klinische opname bij terugval). Daarnaast heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.
De raadsman heeft verzocht in geval van bewezenverklaring rekening te houden met de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Tevens heeft de raadsman gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep. Gelet hierop heeft de raadsman verzocht de verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de thans ondergane voorlopige hechtenis. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal nadelige gevolgen hebben en de positieve ontwikkeling van de verdachte doorkruisen. Ook heeft de raadsman verzocht af te zien van oplegging van een taakstraf zoals door de advocaat-generaal is verzocht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich binnen een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan diefstallen uit woningen en uit een schuur bij een woning, waarbij hij waardevolle goederen heeft weggenomen. Vervolgens heeft de verdachte met een van de buitgemaakte pinpassen door middel van pintransacties geldbedragen van de bankrekening van een van de aangevers weggenomen. Dit zijn hoogst ergerlijke feiten die niet alleen de nodige materiële schade veroorzaken, maar die ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners maken. Met zijn handelwijze heeft de verdachte getoond geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling van sieraden en opzetheling van een gereedschapskoffer en verrekijker. Door het plegen van deze feiten heeft de verdachte niet alleen geprofiteerd van misdrijven, maar bovendien bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor van misdrijf afkomstige goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 14 juni 2023 is hij eerder meermalen ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. Dit laat het hof in het nadeel van de verdachte meewegen.
Het hof heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte echter ook acht geslagen op de door en namens hem ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht persoonlijke omstandigheden, mede blijkend uit de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage. De verdachte lijkt een positieve wending te hebben gegeven aan zijn leven. Hij heeft een nieuwe woonruimte bij een vriendin en komt zijn afspraken met de reclassering goed na. Daarnaast is de verdachte bezig met de reclassering om met een omscholing te starten en heeft hij trainingen succesvol afgerond. Dit zal het hof in het voordeel van de verdachte laten meewegen.
Gelet op het voorgaande acht het hof – evenals de advocaat-generaal en de raadsman – onwenselijk om deze positieve ontwikkeling te doorkruisen met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het hof zal daarom een gevangenisstraf opleggen waarvan de duur van het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan dat van het reeds door de verdachte ondergane voorarrest. Het in voorwaardelijke vorm op te leggen gedeelte strekt ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een strafbaar feit te plegen, mede gelet op het gegeven dat de door de verdachte geboekte vooruitgang nog pril en kwetsbaar is. Als bijzondere voorwaarden zullen daarbij alleen de meldplicht en de ambulante behandeling worden gesteld, nu de overige bijzondere voorwaarden – mede gelet op de rapportage van de reclassering over de verdachte - geen meerwaarde meer hebben. Bovendien wordt de proeftijd op 3 jaren gesteld.
Daarnaast zal het hof, om de ernst van het bewezen verklaarde in combinatie met de ergerlijkheid van het recidiverende gedrag van de verdachte voldoende tot uitdrukking te laten komen, een taakstraf van aanzienlijke duur opleggen.
Het hof constateert dat de redelijke termijn in hoger beroep met ongeveer één maand is overschreden. Het hof verbindt hieraan geen gevolgen voor de hoogte van de op te leggen straf.
Alles afwegende acht het hof een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank Noord Holland van 22 maart 2019 met parketnummer 15-244157-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, groot 1 maand te gelasten en deze gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf voor de duur van 120 uur, bij niet-uitvoering te vervangen door 60 dagen hechtenis. Ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de resterende 3 maanden van de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de advocaat-generaal afwijzing verzocht.
De raadsman heeft ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging betoogd dat hij zich kan vinden in de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Het hof ziet, op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, aanleiding om dat slechts voor een gedeelte van die straf te doen.
Het hof zal in plaats van een last tot tenuitvoerlegging een gedeelte van deze vrijheidsstraf, te weten 1 maand omzetten in een taakstraf van hierna te melden duur. De vordering tenuitvoerlegging ten aanzien van het overige deel van de eerder door de rechtbank te Noord-Holland opgelegde voorwaardelijke straf zal worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 310, 311, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak A onder 2 en 3 en in de zaak C onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging met het parketnummer 15-244157-18 en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
255 (tweehonderdvijfenvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
150 (honderdvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij GGZ Reclassering Fivoor op het adres [adres 2]. De veroordeelde blijft zich melden op de afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Tevens is de veroordeelde verplicht zich te houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd van drie jaren zal melden bij Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich laat behandelen door GGZ Noord Holland Noord of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Noord-Holland van 22 maart 2019 met parketnummer 15-244157-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Noord-Holland van 22 maart 2019 met parketnummer 15-244157-18, te weten het restant van de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. E. de Greeve en mr. C.J. van der Wilt, in tegenwoordigheid van mr. T.M.A.D. de Lanoy, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 augustus 2023.
Mr. E. de Greeve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]