ECLI:NL:GHAMS:2023:1902

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
200.323.062/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opschorting omgangsregeling tussen kinderen en pleegouder in het belang van de kinderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen de kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en hun pleegouder [pleegvader 1]. De zaak is ontstaan na een verzoek van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio [plaats B] (de GI) om de omgangsregeling op te schorten. De kinderen vertoonden ernstige gedragsproblemen en hadden angst voor [pleegvader 1], wat leidde tot de beslissing van de kinderrechter om de omgangsregeling te beëindigen. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. Het hof oordeelde dat de omgang met [pleegvader 1] pas kan worden hervat als uit observaties en hulpverlening blijkt dat dit voor de kinderen veilig is. De GI heeft op basis van meldingen van Veilig Thuis ingegrepen, en het hof heeft vastgesteld dat de omstandigheden na de eerdere beschikking van 12 juli 2022 zodanig zijn gewijzigd dat opschorting van de omgang gerechtvaardigd is. De kinderen zijn inmiddels ondergebracht bij [pleegvader 2] en [X], waar zij rust en structuur ervaren. Het hof benadrukt dat het onderzoek door Zodiak naar de situatie van de kinderen cruciaal is voor het bepalen van de toekomst van de omgangsregeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.323.062/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/333514/ JU RK 22-1675
Beschikking van de meervoudige kamer van 8 augustus 2023 in de zaak van
[pleegvader 1] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [pleegvader 1] ,
advocaat: mr. A.M. Stam te Zaandam,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio [plaats B] ,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noem: [minderjarige 2] );
- [pleegvader 2] (hierna te noemen: [pleegvader 2] );
- [X] (hierna te noemen: [X] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter) van 23 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
[pleegvader 1] is op 22 februari 2023 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2. 2 [pleegvader 2] heeft op 11 april 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van [pleegvader 1] van 6 juni 2023, met bijlagen;
- een brief van de zijde van [pleegvader 2] van 12 juni 2023, met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 22 juni 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- [pleegvader 1] , bijgestaan door zijn advocaat;
- [pleegvader 2] , bijgestaan door mr. G.R. Dorhout-Tielken, advocaat te Soest;
- [X] ;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager, een gedragswetenschapper en een gedragsdeskundige in opleiding;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw M. Eijpe.
Beide advocaten en de GI hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
[pleegvader 1] en [pleegvader 2] zijn [in] 2013 een geregistreerd partnerschap aangegaan te [plaats B] . Dit geregistreerd partnerschap is op 19 maart 2021 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank [plaats B] (hierna: de rechtbank) van 2 december 2020 in de registers van de burgerlijke stand.
3.2
[minderjarige 1] is geboren [in] 2015, [minderjarige 2] is geboren [in] 2015. [minderjarige 1] is bij [pleegvader 1] en [pleegvader 2] geplaatst toen hij 6 weken oud was. [minderjarige 2] is bij hen geplaatst toen hij 5 maanden oud was. Er is sprake van kindproblematiek bij beide kinderen.
3.3
Bij beschikkingen van de rechtbank van respectievelijk 31 maart 2017 en 19 juli 2017 zijn [pleegvader 1] en [pleegvader 2] gezamenlijk belast met de voogdij over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen).
3.4
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 september 2020 zijn de kinderen onder toezicht gesteld. Deze ondertoezichtstelling is nadien telkens verlengd, voor het laatst tot 16 maart 2023.
3.5
Bij de beschikking van 2 december 2020 van de rechtbank is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling of de omgangsregeling) vastgesteld waarbij de kinderen in de even weken van vrijdagmiddag na school tot maandagochtend naar school en in de oneven weken van woensdagmiddag na school tot vrijdagochtend naar school bij [pleegvader 1] verblijven en de rest van de tijd bij [pleegvader 2] .
3.6
Bij spoedbeschikking van de kinderrechter van 18 augustus 2021 is op verzoek van de GI bepaald dat de zorgregeling tussen de kinderen en [pleegvader 1] wordt opgeschort voor de duur van twee weken. Bij beschikking van de kinderrechter van 6 september 2021 is de zorgregeling tussen de kinderen en [pleegvader 1] gewijzigd in die zin dat de zorgregeling wordt stopgezet wat betreft het verblijf van de kinderen bij [pleegvader 1] . Dit hof heeft bij beschikking van 12 juli 2022 die beschikking van de kinderrechter vernietigd en heeft een contactregeling tussen [pleegvader 1] en de kinderen vastgesteld van één uur per twee weken, onder professionele begeleiding en vooralsnog op een neutrale locatie, welke regeling binnen zes weken na genoemde beschikking moest worden opgestart en waarbij de regie over eventuele uitbreiding (na evaluatie van deze regeling door de GI) bij de GI ligt.
3.7
Bij beschikking van de rechtbank van 7 juni 2022 is de gezamenlijke voogdij van [pleegvader 1] en [pleegvader 2] over de kinderen beëindigd en is [pleegvader 2] belast met het gezag over hen. Deze beslissing is op 14 maart 2023 door dit hof bekrachtigd.
3.8
[pleegvader 2] is sinds [datum] 2022 gehuwd met [X] .

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is op het verzoek van de GI, met wijziging van de beschikking van dit hof van 12 juli 2022, bepaald dat de omgangsregeling tussen de kinderen en [pleegvader 1] wordt opgeschort, tot uit observaties en hulpverlening van Zodiak – of een soortgelijke hulpverlener – blijkt dat de omgang voor de kinderen voldoende veilig is en zij deze aankunnen.
4.2
[pleegvader 1] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.3
[pleegvader 2] verzoekt [pleegvader 1] in het door hem ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de door hem gedane verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ter beoordeling door het hof ligt voor of sprake is van gewijzigde omstandigheden die aanleiding geven de bij beschikking van 12 juli 2022 bepaalde omgangsregeling tussen de kinderen en [pleegvader 1] te wijzigen. De beschikking van dit hof van 12 juli 2022, waarvan wijziging was verzocht door de GI, is gegeven op verzoek van de GI ingevolge artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW). In artikel 1:265g lid 3 BW is bepaald dat, zodra de ondertoezichtstelling is geëindigd, de op grond van het eerste lid vastgestelde regeling als een regeling als bedoeld in artikel 1:377a lid 2 BW geldt.
Op 16 maart 2023 is de ondertoezichtstelling over de kinderen geëindigd. Toen was al hoger beroep ingesteld van de beschikking van de rechtbank van 23 november 2022 die op verzoek van de GI is gewezen. Ook al zou de GI, die geen voogd is, op dit moment niet meer bevoegd zijn een verzoek te doen tot wijziging van een omgangsregeling die thans geldt als een omgangsregeling op de voet van artikel 1:377a lid 2 BW, dat neemt niet weg dat zij dat wel was en dat het hof het nog voor de beëindiging van de ondertoezichtstelling ingediende hoger beroep tegen de bestreden beschikking inhoudelijk zal beoordelen met inachtneming van de huidige omstandigheden van het geval. Het hof motiveert dit oordeel als volgt. De wetgever heeft deze situatie niet voorzien. Zij is ook niet gelijk aan de zaak van de uitspraak van de Hoge Raad van 19 mei 2017 (ECLI:NL:HR:2017:943). Daarin was de GI als voogd bevoegd een omgangsregeling te verzoeken. De GI is in dit geval geen voogd. Het in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gewaarborgde recht op een behoorlijk proces dat toekomt aan de belanghebbenden zou naar het oordeel van het hof in essentie worden aangetast als het hoger beroep niet zou kunnen worden beoordeeld met inachtneming van de huidige omstandigheden van het geval. De beoordeling van het hof vindt plaats op de voet van artikel 1:377e jo artikel 1:377a BW.
Standpunten
5.2
[pleegvader 1] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de omgang tussen de kinderen en [pleegvader 1] dient te worden opgeschort en voert daartoe onder meer het volgende aan. [pleegvader 1] heeft bewust de appeltermijn van drie maanden afgewacht om te bekijken of er beweging zou komen in de hulpverlening. In deze drie maanden, terwijl [pleegvader 1] nog altijd met het gezag was belast, heeft hij niets vernomen van Zodiak, noch van de GI. Er dient onder begeleiding van een instantie zoals Arkin, in ieder geval kort positief contact te zijn tussen de kinderen en [pleegvader 1] - hij is immers een hechtingsfiguur voor hen - en tegelijkertijd dienen de kinderen hulp te krijgen van Zodiak. Het contactmoment tussen [pleegvader 1] en de kinderen dat op 6 september 2022 heeft plaatsgevonden, is niet op een professionele wijze tot stand gekomen en daardoor mislukt. Er is geen tijdpad voor contactherstel vastgesteld en de situatie is uitzichtloos. [pleegvader 1] vreest dat als de begeleiding van Zodiak eindigt, er door het lange tijdverloop geconcludeerd zal worden dat omgang tussen hem en de kinderen niet meer in het belang van de kinderen is. Voorts heeft de rechtbank ten onrechte als feit aangenomen dat [pleegvader 1] naaktfoto's van de kinderen aan een derde zou hebben verstuurd. Dit dient gerectificeerd te worden. Tot slot heeft de rechtbank ten onrechte geen raadsonderzoek bevolen. Gezien de ernst van de situatie en de stagnerende hulpverlening had de rechtbank in ieder geval een raadsonderzoek moeten gelasten, aldus [pleegvader 1] .
5.3
De GI is van mening dat zij op juiste wijze heeft gehandeld door op basis van de melding van Veilig Thuis van 19 augustus 2021 de veiligheid van de kwetsbare kinderen direct te waarborgen door een spoedbesluit te nemen om de toenmalige omgang op te schorten tot nader plan, in te vullen onder de regie van de GI. Door [pleegvader 1] worden de ernstige zorgen over hem tot op heden ontkend en daarmee ook de zorgen in relatie tot de kinderen. Hierdoor is er ook niet gewerkt aan de kern van de problematiek. In het bij [pleegvader 1] afgenomen persoonlijkheidsonderzoek is hier ook niets van terug te vinden, waardoor ook niet beoordeeld kan worden welke hulp noodzakelijk is om de onderliggende oorzaken van onveiligheid van de kinderen in relatie tot [pleegvader 1] weg te nemen, aldus de GI.
5.4
[pleegvader 2] is van mening dat de omgangsregeling tussen [pleegvader 1] en de kinderen opgeschort dient te blijven. Alleen al het opstarten van de in de beschikking van het hof van 12 juli 2022 vastgestelde omgangsregeling bleek tot zoveel weerstand en stress bij de kinderen te leiden, dat zelfs het realiseren van een eerste contact tussen de kinderen en [pleegvader 1] onmogelijk was. De al kwetsbare kinderen zijn door het handelen van [pleegvader 1] verder beschadigd. Eerst moet Zodiak uitzoeken wat de kinderen met [pleegvader 1] hebben meegemaakt en dienen de kinderen intensieve hulpverlening te krijgen voor hun trauma’s. Pas daarna kan worden vastgesteld of contactherstel met [pleegvader 1] in hun belang is en hoe dit eventueel zou kunnen worden ingevuld, aldus [pleegvader 2] .
5.5
[X] heeft ter zitting in hoger beroep hetgeen door [pleegvader 2] naar voren is gebracht, onderschreven.
Advies van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. Het standpunt van de raad is in het algemeen dat kinderen contact moeten hebben met hun ouders/pleegouders, maar in dit geval laten de kinderen zodanig angstig en afwijkend gedrag zien, dat het van belang is om eerst de oorzaak daarvan te achterhalen. De kinderen tonen sterke weerstand tegen contact met [pleegvader 1] . Niet duidelijk is nog of het trauma’s betreft of loyaliteitsproblematiek. De kinderen hebben veel meegemaakt in hun leven en zijn daarnaast belast met kind-eigen problematiek. Zij moeten ook aan hun eigen ontwikkelingstaken kunnen toekomen en voorzichtigheid is daarom geboden. Het onderzoek door Zodiak moet verduidelijken wat er aan de angsten van de kinderen ten grondslag ligt en wat er aan gedaan moet worden. De uitkomsten van dit onderzoek en de adviezen zullen leidend moeten zijn. Wellicht is er eerst behandeling nodig, voordat van contactherstel sprake zal kunnen zijn. Ook het tempo van de kinderen is hierbij belangrijk. Aangezien dit onderzoek nog moet worden afgewacht, adviseert de raad het hof om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Voor een onderzoek door de raad ziet de raad geen aanleiding nu er al een zeer specialistisch onderzoek door Zodiak wordt uitgevoerd. Een onderzoek door de raad zal daarom geen meerwaarde hebben, aldus de raad.
Oordeel van het hof
5.7
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is onder meer het volgende gebleken. Op 18 augustus 2021 heeft de GI een zorgmelding van Veilig Thuis ontvangen. Veilig thuis was door [Z] , de werkgever van [pleegvader 1] , op de hoogte gesteld van grensoverschrijdend gedrag van [pleegvader 1] dat tot diens ontslag op staande voet op 17 augustus 2021 heeft geleid. De zorgregeling tussen de kinderen en [pleegvader 1] is op verzoek van de GI na de zorgmelding onmiddellijk opgeschort. [pleegvader 1] heeft de kinderen nadien niet meer gezien. Het hof heeft bij beschikking van 12 juli 2022 een contactregeling tussen [pleegvader 1] en de kinderen vastgesteld van één uur eenmaal per twee weken, onder professionele begeleiding en vooralsnog op een neutrale locatie, welke regeling binnen zes weken na deze beschikking moest worden opgestart. Op 6 september 2022 was het de bedoeling om deze contactregeling te starten. De GI wilde in eerste instantie de omgang - en de nodige hulpverlening voor de kinderen - beleggen bij Zodiak, maar omdat Zodiak wachtlijsten heeft, heeft de GI zelf deze omgang begeleid. Nog voor het omgangsmoment met [pleegvader 1] hadden de kinderen erg veel weerstand. Bij aankomst weigerden zij uit de auto te stappen en [minderjarige 2] gaf schreeuwend aan [pleegvader 1] niet te willen zien, terwijl [minderjarige 1] angstig om zich heen keek. Sinds dat moment waren de kinderen erg onrustig en ontregeld. De kinderen zouden niet naar [pleegvader 1] willen en bang zijn. Vooral [minderjarige 2] vertoonde na 6 september 2022 heftig gedrag: hij at slecht, sloeg en beet zichzelf en zat erg in zijn eigen wereld. Ook [minderjarige 1] liet een gedragsverandering zien; zo sliep hij door nachtmerries slecht, was tegendraads en drukker dan normaal. Gelet hierop was de GI van mening dat begeleiding door de Gl niet volstond, dat de contactmomenten tijdelijk niet konden plaatsvinden en dat deskundige hulpverlening nodig was voor deze kinderen. Hierop heeft de kinderrechter, met wijziging van de beschikking van het hof van 12 juli 2022, bepaald dat de omgangsregeling tussen de kinderen en [pleegvader 1] wordt opgeschort tot uit observaties en hulpverlening van Zodiak, of een soortgelijke hulpverlener, blijkt dat de omgang voor de kinderen voldoende veilig is en zij deze aankunnen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is voorts gebleken dat in de periode dat [pleegvader 1] nog mede het gezag had over de kinderen, hij de behandelplannen van Zodiak niet tijdig heeft ondertekend, waardoor de noodzakelijk geachte hulp voor de kinderen niet kon starten. Zodiak heeft de GI op 7 februari 2023 het volgende bericht:
Voor de kerstvakantie (december 2022) heeft onze secretaresse meerdere keer geprobeerd telefonisch contact te hebben met meneer [pleegvader 1] om hem uit te nodigen voor een gesprek op 6 januari 2023. Dit is niet gelukt. Tijdens dit gesprek hebben wij de behandelplannen van de jongens besproken. Na het gesprek heeft onze secretaresse de behandelplannen per post naar
[pleegvader 1] verstuurd met een begeleidende brief. Op 31 januari 2023 heeft onze secretaresse op twee telefoonnummers geprobeerd te bellen met [pleegvader 1] , maar kreeg geen gehoor. Dit om na te gaan of hij de behandelplannen had ontvangen en of hij deze wilde ondertekenen.
Eerst nadat op 7 juni 2022 door de rechtbank de gezamenlijke voogdij van [pleegvader 1] en [pleegvader 2] is beëindigd en [pleegvader 2] eenhoofdig met het gezag over de kinderen is belast, welke beslissing door het hof op 14 maart 2023 is bekrachtigd, konden de kinderen worden aangemeld bij Zodiak en kon het onderzoek aanvangen. Op 30 juni 2023 vindt het eindgesprek plaats over de diagnostiek, waarbij de conclusies, adviezen en vervolgstappen, waaronder traumabehandeling van de kinderen, besproken zullen worden.
Ten aanzien van de kinderen is ten slotte gebleken dat het naar omstandigheden goed met hen gaat bij [pleegvader 2] en [X] . Er is rust en structuur in het gezin en de kinderen zijn vrolijk. Wel wordt door [pleegvader 2] en [X] waargenomen dat het onderzoek door Zodiak intens is voor de kinderen. Het onderzoek roept nare herinneringen bij hen op. Na een onderzoeksmoment slapen de kinderen slecht en zij zijn onrustig na afloop van dat onderzoek.
5.8
Gezien het voorgaande is het hof, met de kinderrechter, van oordeel dat de omstandigheden na de beschikking van het hof van 12 juli 2022 zodanig zijn gewijzigd dat dit aanleiding geeft tot opschorting van de bij die beschikking bepaalde omgangsregeling. Hoewel de oorzaak van de heftige ontregeling en de duidelijke zorgsignalen van de kinderen nog moet blijken uit het onderzoek van Zodiak, is voldoende gebleken dat zij zeer stressvol reageren op [pleegvader 1] en dat het stressniveau bij de kinderen daarna nog lang nawerkt. Ook na het geplande omgangsmoment met [pleegvader 1] op 6 september 2022 waren zij ernstig ontregeld. Wat er ook zij van de stellingen van [pleegvader 1] dat de omgang met hem veilig is voor de kinderen (hetgeen volgens hem zou volgen uit het bij hem afgenomen persoonlijkheidsonderzoek) en dat de kindsignalen juist voortkomen uit loyaliteitsproblematiek, het hof is met de GI van oordeel dat eerst vanuit het traject bij Zodiak beoordeeld dient te worden waar de kind-signalen van beide kinderen vandaan komen en of hier een loyaliteitsconflict, trauma en/of trauma gerelateerde problematiek aan ten grondslag ligt. Zodiak zal de uitkomst van het onderzoek op 30 juni 2023 aan alle betrokkenen doen toekomen. Indien nodig zal er vervolgens een behandeling/ interventie voor de kinderen ingezet moeten worden alvorens Arkin of een soortgelijke instelling de omgang tussen de kinderen en [pleegvader 1] veilig kan starten. Ook [Y] , systeemtherapeut en orthopedagoog van Arkin, geeft in haar e-mailbericht van 11 oktober 2022 aan de GI aan dat het een contra-indicatie is wanneer er naast een verzoek tot contactherstel, onderzoek en behandeling gericht op trauma wordt ingezet voor de kinderen. Hieruit volgt dat, anders dan door [pleegvader 1] is gesteld, een onderzoek door Zodiak niet naast een traject tot contactherstel bij Arkin kan lopen. Het hof is dan ook met de kinderrechter van oordeel dat de opschorting van de omgang met [pleegvader 1] in het belang van de kinderen gerechtvaardigd is. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.
5.9
Overigens overweegt het hof dat het feit dat het onderzoek bij Zodiak pas zo laat is aangevangen, niet aan Zodiak ligt, maar een omstandigheid is die aan [pleegvader 1] zelf te wijten valt, nu hij meermalen is benaderd door Zodiak om zijn medewerking te verlenen en hij hieraan geen gehoor heeft gegeven. [pleegvader 1] heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat het eerste door Zodiak aangehaalde telefoonnummer zijn telefoonnummer is. De stelling van [pleegvader 1] dat Zodiak niet beschikte over zijn contactgegevens en hij nooit door Zodiak bij het onderzoek is betrokken, is dan ook onjuist.
5.1
Aan de stelling van [pleegvader 1] dat de rechtbank ten onrechte als feit heeft aangenomen dat hij naaktfoto's van de kinderen aan een derde zou hebben verstuurd (grief 1) gaat het hof voorbij, nu het hof in deze procedure de juistheid van die stelling niet kan toetsen.
Het hof merkt nog op dat de vraag of de weerstand van de kinderen tegen (omgang met) [pleegvader 1] voortkomt uit eventueel grensoverschrijdend gedrag van [pleegvader 1] of dat hier een loyaliteitsconflict dan wel een trauma of trauma gerelateerde problematiek aan ten grondslag ligt, door de hulpverlening nog zal worden onderzocht.
Verzoek tot raadsonderzoek
5.11
Met de raad ziet het hof geen meerwaarde in een raadsonderzoek, zoals is verzocht door [pleegvader 1] . Er wordt thans zeer specialistisch onderzoek gedaan door Zodiak en, zoals door de raad naar voren is gebracht ter zitting in hoger beroep, schaart de raad zich achter deze experts en specialisten, in die zin dat de aanbevelingen die Zodiak zal gaan doen, ook gevolgd moeten worden. Het hof acht zich voldoende voorgelicht om zonder een nader onderzoek door de raad een beslissing te kunnen nemen. Het hof zal het verzoek van [pleegvader 1] dan ook afwijzen.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep,
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.M. Troost, mr. C.E. Buitendijk en mr. S.F.M. Wortmann, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 8 augustus 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.