In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen notaris [appellant] over de wijze waarop hij de wilsbekwaamheid van haar moeder heeft beoordeeld bij de wijziging van haar testament. De notaris heeft op 23 juni 2014 het testament van de moeder van klaagster gewijzigd, na ontvangst van een medische verklaring van een arts die bevestigde dat de moeder wilsbekwaam was. Op 24 september 2014 heeft de notaris opnieuw een testament gepasseerd, waarin de inhoud aanzienlijk afweek van het eerdere testament. Klaagster verwijt de notaris dat hij niet met dezelfde zorgvuldigheid heeft gehandeld bij de tweede wijziging van het testament, ondanks de eerdere zorgen over de geestelijke toestand van haar moeder. De notaris heeft in zijn verweer gesteld dat hij voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat hij geen reden had om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de moeder, vooral gezien de medische verklaring die hij had ontvangen. Het hof heeft de klacht van klaagster ongegrond verklaard, oordelend dat de notaris bij de totstandkoming van het testament van 24 september 2014 voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat er geen aanwijzingen waren voor onpartijdigheid. De beslissing van de kamer is vernietigd en de klacht is ongegrond verklaard.