In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1996, werd beschuldigd van poging tot oplichting door het aanvragen van een krediet van € 19.500,- met gebruik van vervalste documenten, waaronder een loonstrook en een bankafschrift. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het indienen van valse documenten en het opzettelijk voorhanden hebben van vervalste geschriften. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 9 tot en met 26 maart 2021 in Amsterdam deze feiten heeft gepleegd, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen.
De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken geëist. De raadsman pleitte voor een taakstraf zonder onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een eigen bedrijf heeft en niet in een neerwaartse spiraal wil terechtkomen.
Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten, maar ook met zijn huidige situatie als ondernemer. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.