ECLI:NL:GHAMS:2023:1808
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur woonruimte en hoofdverblijf: ontbinding huurovereenkomst niet gerechtvaardigd
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant], vertegenwoordigd door mr. S.R. Kieffer, en WONINGSTICHTING EIGEN HAARD, vertegenwoordigd door mr. S.M. Faber. De zaak betreft de ontbinding van een huurovereenkomst op basis van de stelling dat [appellant] geen hoofdverblijf in de gehuurde woning had. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 17 mei 2022, waarin Eigen Haard was toegelaten tot het bewijs van haar stelling. In het vervolg van de procedure heeft Eigen Haard getuigen doen horen, maar het hof oordeelt dat de verklaringen onvoldoende bewijs leveren voor de stelling dat [appellant] zijn hoofdverblijf elders had.
Het hof concludeert dat de getuigenverklaringen niet eenduidig zijn en dat er onvoldoende bewijs is dat [appellant] niet in de door hem gehuurde woning verbleef. De verklaringen van de getuigen zijn te vaag en bieden geen concrete aanwijzingen die de eerdere vaststellingen van het hof kunnen aanvullen. Het hof oordeelt dat, zelfs als het bewijs geleverd zou zijn, de tekortkoming niet de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De tekortkoming is te gering, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak.
Daarom komt het hof tot de conclusie dat de huurovereenkomst niet beëindigd zal worden. [appellant] had vorderingen ingesteld in verband met de ontruiming van de gehuurde woning, maar het hof oordeelt dat hij een nieuwe procedure moet starten voor zijn overige vorderingen. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van Eigen Haard af, terwijl de vorderingen van [appellant] gedeeltelijk worden toegewezen. Eigen Haard wordt veroordeeld tot terugbetaling van de door [appellant] betaalde kosten en in de proceskosten van beide instanties.