In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 19 november 2018 was vrijgesproken van valsheid in geschrift, maar was veroordeeld voor oplichting. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 2 dagen en een taakstraf van 100 uur opgelegd, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof Amsterdam verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de vrijspraak van valsheid in geschrift. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter voor wat betreft de schadevergoeding, maar vernietigde de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. Het hof legde een taakstraf van 80 uur op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van een applicatie voor internetbankieren, wat leidde tot schade voor het slachtoffer. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet langer opportuun werd geacht. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2023.