ECLI:NL:GHAMS:2023:1789

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
23-001662-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak valsheid in geschrift en veroordeling voor oplichting

In deze zaak gaat het om een hoger beroep ingesteld door de verdachte tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 19 november 2018 was vrijgesproken van valsheid in geschrift, maar was veroordeeld voor oplichting. De politierechter had de verdachte een gevangenisstraf van 2 dagen en een taakstraf van 100 uur opgelegd, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, maar het gerechtshof Amsterdam verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de vrijspraak van valsheid in geschrift. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het gerechtshof voor herbehandeling. Tijdens de zitting op 6 juli 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter voor wat betreft de schadevergoeding, maar vernietigde de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. Het hof legde een taakstraf van 80 uur op, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheden van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van een applicatie voor internetbankieren, wat leidde tot schade voor het slachtoffer. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet langer opportuun werd geacht. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam op 20 juli 2023.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001662-22
datum uitspraak: 20 juli 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 19 november 2018 in de strafzaak onder de parketnummers 13-698942-17 en 09-046545-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te ' [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres] .

Omvang van het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter in de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van de cumulatief/alternatief ten laste gelegde valsheid in geschrift. Blijkens de akte instellen rechtsmiddel van 22 november 2018 is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. Nu voor de verdachte geen hoger beroep open staat tegen de gegeven vrijspraak, zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor de cumulatief/alternatief ten laste gelegde oplichting veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 dagen, met aftrek, en een taakstraf voor de duur van 100 uur subsidiair 50 dagen hechtenis. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 2.365,51, daarbij een schadevergoedingsmaatregel opgelegd en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur gelast.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 2 oktober 2019 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
Namens de verdachte is tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 21 juni 2022 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 juli 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen, ook ten aanzien van de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Daarnaast zal het hof, in het geval dat beroep in cassatie tegen dit arrest wordt ingesteld, alsnog de voor de bewezenverklaring redengevend geachte passages uit de bewijsmiddelen opnemen, aangezien dit in eerste aanleg (nog) niet is gebeurd. In zoverre worden de gronden aangevuld.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, voor de tenlastegelegde oplichting zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De raadsman heeft subsidiair een strafmaatverweer gevoerd inhoudende dat de richtlijnen bij een bedrag als het onderhavige een taakstraf van 80 uur voorschrijven en dat gelet op de omstandigheid dat de redelijke termijn overschreden is en de verdachte in de tussentijd geen strafbare feiten heeft gepleegd dit tot 50 uur zou moeten worden gematigd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting door gebruik te maken van een applicatie voor internetbankieren. Hierdoor heeft degene die is opgelicht, de verkoopster van de laptop, niet alleen overlast en schade opgelopen, maar is ook het vertrouwen geschaad dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop via dit soort transacties goederen worden gekocht en verkocht. De verdachte heeft naar het zich laat aanzien uitsluitend zo gehandeld om er zelf financieel beter van te worden en heeft zich blijkbaar niet bekommerd om wat voor effect een dergelijk handelen heeft op het slachtoffer en de maatschappij in het algemeen.
Het hof heeft verder acht geslagen op een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 17 mei 2023. Daaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van vermogensdelicten is veroordeeld. Dat spreekt in zijn nadeel.
Het hof heeft ten slotte geconstateerd dat sprake is van een schending van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, tussen het moment van instellen van cassatie en het wijzen van arrest door de Hoge Raad op 21 juni 2022 is een periode verstreken van ruim 2,5 jaar. Die overschrijding is niet aan de verdachte te wijten en moet dan ook leiden tot een lagere straf. Dit moet leiden tot vermindering van de door de politierechter aan de verdachte opgelegde taakstraf van 100 uren.
Daarnaast zal het hof ook het totale tijdsverloop van de procedure en de omstandigheid dat de verdachte hierdoor lang in onzekerheid heeft gezeten over de afdoening van de zaak in strafverminderende zin meenemen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en de door de politierechter opgelegde en in hoger beroep bevestigde maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 13 oktober 2016 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof heeft geconstateerd dat geen bevel tot tenuitvoerlegging in het dictum van het proces-verbaal van aantekening van het mondeling vonnis van de politierechter is opgenomen. Gelet op de overige inhoud van het proces-verbaal van aantekening van het mondeling vonnis en de inhoud van de schriftelijke aantekening mondeling vonnis gaat het hof er vanuit dat dit een kennelijke omissie betreft en dat de gevorderde tenuitvoerlegging wel door de politierechter is gelast. Het hof zal echter het vonnis op dit punt vernietigen en opnieuw rechtdoend de vordering tenuitvoerlegging in hoger beroep afwijzen, omdat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf door tijdsverloop niet langer opportuun wordt geacht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover gericht tegen de vrijspraak van de cumulatief/alternatief ten laste gelegde valsheid in geschrift.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover in hoger beroep aan de orde – ten aanzien van de straf en de beslissing op de vordering tenuitvoerlegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 23 januari 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 13 oktober 2016, parketnummer 09-046545-16, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover in hoger beroep aan de orde – voor het overige, met aanvulling van de gronden als in dit arrest weergegeven.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. J.L. Bruinsma en mr. B.E. Dijkers, in tegenwoordigheid van mr. C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 juli 2023.
De voorzitter is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]