ECLI:NL:GHAMS:2023:1780

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
25 juli 2023
Zaaknummer
23-003245-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing Hoge Raad inzake cocaïnebezit en strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2023 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, waarbij de verdachte op 1 februari 2021 was veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, wegens het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne. De Hoge Raad heeft op 6 december 2022 het eerdere arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak terugverwezen voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 20 juni 2023 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw gehoord. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk verkopen, afleveren of verstrekken van cocaïne op 7 juni 2019 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte 38 bolletjes cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad, wat bewezen is verklaard. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Wat betreft de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De verdachte heeft sindsdien geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en het hof heeft geoordeeld dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van 30 uren passend is. Tevens is besloten dat de in beslag genomen geldbedragen aan de verdachte worden teruggegeven, omdat deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring. De beslissing is gegrond op de relevante artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003245-22
datum uitspraak: 4 juli 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 6 december 2022- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 februari 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-225991-19 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1968,
adres: [adres01] .

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 27 mei 2021 de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.
De verdachte heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 6 december 2022 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en, na terugwijzing naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 7 juni 2019 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5,14 gram en/of 38 bolletjes, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, op 7 juni 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad, 38 bolletjes cocaïne;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen hechtenis met verbeurdverklaring van het onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 212,60.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, met teruggave aan de verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag.
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen en het inbeslaggenomen geldbedrag aan de verdachte terug te geven.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van 38 bolletjes cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat middelen als deze een gevaar vormen voor de volksgezondheid. Bovendien dragen handelingen, zoals het bewezenverklaarde, bij aan het ontstaan en in stand houden van de met drugs samenhangende criminaliteit. Het hof rekent de verdachte dit aan.
Het hof acht de in eerste aanleg door de politierechter opgelegde taakstraf van 30 uren in beginsel passend. In het navolgende ziet het hof aanleiding van deze strafoplegging in het voordeel van de verdachte af te wijken. Het ten laste gelegde feit is in juni 2019 gepleegd en is daarmee inmiddels een relatief oud feit geworden. Ook stelt het hof vast dat de verdachte sindsdien niet meer in contact is gekomen met justitie, hetgeen past in het betoog van zijn raadsvrouw, dat de verdachte zijn vroegere gebruikersbestaan, dat mede ten grondslag lag aan zijn strafrechtelijk verleden, achter zich heeft gelaten. Oplegging van een onvoorwaardelijke straf zou deze stabiliteit mogelijk weer doen doorbreken.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof is, met de raadsvrouw en advocaat-generaal, van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten vier geldbedragen van in totaal € 212,60, niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring in de zin van artikel 33a eerste lid Wetboek van Strafrecht. Het hof zal de teruggave hiervan aan de verdachte gelasten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. EUR; IBGN 7-6-2019 (Omschrijving: 5760917)
2. 115,00 EUR; IBGN 7-6-2019 (Omschrijving: 5760918)
3. 10,00 EUR; IBGN 7-6-2019 (Omschrijving: 5760919)
4. 0,90 EUR; IBGN 7-6-2019 (Omschrijving: rest bedrag).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A.W.T. Klappe, in tegenwoordigheid van C. van der Laan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 juli 2023.
=========================================================================
[…]