ECLI:NL:GHAMS:2023:1694

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
23-002643-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het invoeren en aanwezig hebben van cocaïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, van 4 november 2020. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het invoeren van cocaïne en het aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. Het hof heeft het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de vrijspraak van feit 3 niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft de veroordeling voor de feiten 1 en 2 bevestigd. De verdachte heeft op 23 december 2019 op Schiphol cocaïne ingevoerd en op 10 februari 2020 in Rotterdam ongeveer 1003,4 gram cocaïne aanwezig gehad. Tijdens de zitting heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de invoer van de cocaïne erkend en verklaard dat hij een aansturende rol heeft vervuld. Het hof heeft de bewijsvoering gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte en diverse processtukken. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft, rekening houdend met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte, de straf verhoogd naar 17 maanden. Het hof heeft ook de in beslag genomen goederen, waaronder een telefoon en een vervalst rijbewijs, verbeurd verklaard. De beslissing is genomen met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002643-20
Datum uitspraak: 6 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, van 4 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-036828-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [adres 1] ,
adres: [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank veroordeeld voor de feiten 1 en 2 en vrijgesproken van hetgeen aan hem onder feit 3 is tenlastegelegd.
Het hoger beroep is door de officier van justitie onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van feit 3.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal het hof verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het appel tegen feit 3, aangezien het appel zich alleen richt tegen de strafoplegging inzake de feiten 1 en 2.
Het hof zal de officier van justitie mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak van feit 3.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 23 december 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
1. subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 24 oktober 2019 tot en met 23 december 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Curaçao tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen, een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- contact gelegd/gehad met [medeverdachte 1] , en/of een ander, over de in te voeren drugs en/of het regelen van en/of over de kledingstukken bedoeld voor de te vervoeren drugs en/of over de wijze van gedragen bij de douane, en/of
- contact gelegd/gehad en/of laten leggen met een koerier genaamd [medeverdachte 2] over de in te voeren drugs, en/of
- aanwijzingen gegeven hoe die [medeverdachte 2] de drugs en/of de kledingstukken bedoeld voor het vervoer van de drugs moest bewaren/verstoppen, en/of aanwijzingen gegeven hoe de drugs te vervoeren, en/of
- een vliegticket gekocht en/of laten kopen voor de [medeverdachte 2] en/of een afbeelding van het vliegticket van die [medeverdachte 2] op zijn telefoon voorhanden gehad, en/of dat vliegticket (via die [medeverdachte 1] ) naar die [medeverdachte 2] gestuurd;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1003,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - zal worden vernietigd, omdat het hof op een andere grond tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard: ‘ik heb op 23 december 2019 de cocaïne op Schiphol Nederland ingevoerd, samen met anderen’ (feit 1 primair) en ‘ik heb op of omstreeks
10 februari 2020 1.003,4 gram cocaïne aanwezig gehad in Rotterdam’ (feit 2). De verdachte heeft voorts verklaard dat hij bij de invoer van de cocaïne een aansturende rol heeft vervuld.
Bewijsmiddelen(het hof volstaat met een opgave van de bewijsmiddelen in de zin van artikel 359 derde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv), nu de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit):
Ten aanzien van feit 1 primair:
-De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2023 afgelegd;
-Het proces-verbaal verbaal van onderzoek verdovende middelen van 27 december 2019
(zaaksdossier B, dossierpagina’s 76 t/m 79);
-Het rapport van het Douanelaboratorium van 2 januari 2020 (zaaksdossier B, dossierpagina 91).
Ten aanzien van feit 2:
-De bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2023 afgelegd;
-Een proces-verbaal van bevindingen en/of verrichtingen, doorzoeking ter inbeslagneming van 11 februari 2020 (zaaksdossier A, dossierpagina’s 149 en 150);
-Een proces-verbaal van bevindingen en/of verrichtingen, onderzoek verdovende middelen van
12 februari 2020 (zaaksdossier A, dossierpagina’s 194 t/m 198);
-Een schriftelijk bescheid (zaaksdossier A, dossierpagina 211), inhoudende een verslag van een deskundige, van 11 februari 2020, als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 4° Sv.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair
hij op 23 december 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
hij op of omstreeks 10 februari 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1.003,4 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden zoals deze zijn vervat in de bewijsmiddelen zoals opgenomen in het arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht de verdachte geen hogere straf op te leggen dan hem door de rechtbank is opgelegd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte met betrekking tot aan de Opiumwet gerelateerde feiten een first offender is, dat de redelijke termijn is overschreden en dat de hem in eerste aanleg opgelegde straf conform de LOVS oriëntatiepunten is.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, samen met twee anderen, 824,8 gram cocaïne in Nederland ingevoerd. Hij heeft daarbij een coördinerende, aansturende rol vervuld; uit de WhatsApp gesprekken blijkt dat de verdachte de boxershorts heeft geregeld waarin de cocaïne is vervoerd en dat hij bij aankomst van de koerier aanwezig was op Schiphol. Hoewel niet vast is komen te staan dat de verdachte het initiatief heeft genomen tot het transport, neemt het hof in strafverzwarende zin wel in aanmerking dat hij dit transport mede heeft georganiseerd.
Voorts heeft de verdachte, in de woning van zijn partner, ruim een kilo cocaïne aanwezig gehad.
Beide hoeveelheden cocaïne zijn van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het hof acht beide feiten ernstig en is van oordeel dat een straf zoals opgelegd door de rechtbank in dit geval niet passend is.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de LOVS oriëntatiepunten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2023 is hij, na het plegen van de onderliggende feiten, (niet onherroepelijk) veroordeeld tot een lange gevangenisstraf. Ook overigens is hij, gelet op de omstandigheid dat hij op dit moment in een andere strafzaak is gedetineerd, nog met politie en justitie in aanraking gekomen.
Het hof heeft ten slotte acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in hoger beroep is overschreden; de verdachte is in verzekering gesteld op 10 februari 2020, het vonnis is gewezen op 4 november 2020 en het hof wijst arrest op 6 juni 2023. Het hof zal volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden nu de berechting in eerste aanleg én in hoger beroep is afgerond binnen het totaal van de voor elk van die procesfasen geldende termijnen.
Het hof acht, alles afwegende, een vrijheidsstraf van na te melden duur passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Beslag

Het onder 1 primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan en voorbereid met behulp van de in beslag genomen en niet teruggegeven witte Apple IPhone (nummer 49 van de beslaglijst). Dit voorwerp behoort de verdachte toe; het zal daarom worden verbeurd verklaard.
Het in beslag genomen en nog niet teruggegeven rijbewijs is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte onder 1 primair en 2 begane feiten aangetroffen (nummer 45 van de beslaglijst). Het behoort aan de verdachte toe. Uit het onderzoek is gebleken dat dit rijbewijs is vervalst. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
(49) 1 telefoontoestel (vlgnr 15) (omschrijving: wit, merk: Apple IPhone).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: (45) 1 Rijbewijs (vlgnr 24) (omschrijving: Curaçao, chassisnr: [nummer]).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. H.A. Stalenhoef en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juni 2023.
Mr. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.