ECLI:NL:GHAMS:2023:1692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
23-002732-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij met overwegingen omtrent redelijk vermoeden en bewijsuitsluiting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hennepkwekerij in zijn woning te Uithoorn, waar op 23 december 2018 ongeveer 840 hennepplanten werden aangetroffen. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 oktober 2022, waarin hij ook werd beschuldigd van diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan zonder een volledige beoordeling van de feiten. Het hof heeft geoordeeld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de tenlastelegging van de diefstal van elektriciteit, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken.

De raadsman van de verdachte voerde aan dat de politie de woning zonder redelijk vermoeden is binnengetreden, wat zou leiden tot bewijsuitsluiting. Het hof oordeelde echter dat de omstandigheden, waaronder meldingen van de bovenbuurman en de woningbouwvereniging, voldoende reden gaven voor de politie om de woning te betreden. De verdachte was ingeschreven als huurder en er waren aanwijzingen dat hij in de woning verbleef, ondanks zijn verklaring dat hij de woning had verlaten. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk de hennepplanten aanwezig had, en dat hij verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij in zijn woning.

De strafoplegging werd bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden, waarbij het hof rekening hield met een eerdere veroordeling van de verdachte voor een aan de Opiumwet gerelateerd feit. De verdachte kreeg een taakstraf van 90 uren en 45 dagen hechtenis, met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte strafbaar verklaard voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennep, terwijl de andere tenlastelegging niet bewezen werd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002732-22
Datum uitspraak: 6 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 oktober 2022 in de strafzaak onder parketnummer
13-255757-19 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1984,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
23 mei 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 23 december 2018 te Uithoorn opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (in een woning aan de [adres 2] ) een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten in totaal (ongeveer) 840 hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep;
2.
hij, op of omstreeks 23 december 2018 te Uithoorn, (uit een woning aan de [adres 2] ) een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Liander N.V., heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen elekriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Redelijk vermoeden
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de politie de woning van de verdachte is binnengetreden zonder dat sprake was van een redelijk vermoeden dat de Opiumwet was overtreden.
De raadsman heeft geconcludeerd dat dit een vormverzuim oplevert in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met als rechtsgevolg bewijsuitsluiting van hetgeen in de woning is aangetroffen. Vrijspraak dient te volgen.
Uit de inhoud van het dossier blijkt dat de politie op 23 december 2018 de door de verdachte gehuurde woning aan de [adres 2] te Uithoorn is binnengetreden naar aanleiding van de volgende omstandigheden [1] :
-de melding van de bovenbuurman van de woning op 23 december 2018 dat zijn keukenvloer al anderhalve week 30 graden warm is en hij nooit enige beweging in en om de woning onder hem waarneemt;
-naar aanleiding van deze melding heeft de politie met de melder gesproken. Hij heeft onder meer verklaard dat hij geen vloerverwarming heeft en dat hij bang is dat in de woning onder de zijne een hennepkwekerij zit. Hij beschikte over apparatuur waarmee hij kon aantonen dat de temperatuur van zijn keukenvloer aanzienlijk hoger was dan die van de muren [2] ;
-een melding van de woningbouwvereniging op 26 september 2018: ‘het is heel donker in de woning van [adres 2] . Aan de voorzijde zie je een wit gordijn en meteen daarachter zit een iets zwarts dat je niet binnen kan kijken. Ik denk dat daar een hennepplantage in zit. Ik zie ook niemand daar’;
-op het adres [adres 2] stonden ingeschreven de verdachte, zijn vrouw en een kind dat is geboren op [geboortedag 2] 2017;
-een veroordeling van de verdachte voor hennepteelt in 2011;
-een melding van een huiselijke twist, waarbij de toenmalige echtgenote van de verdachte op 5 augustus 2018 heeft verklaard dat zij, de verdachte en het kind in de woning van de broer van de verdachte zijn gaan wonen ( [adres 3] ), dat zij wil scheiden en dat de verdachte is weggegaan, zij weet niet waar naar toe.
Het hof is van oordeel dat genoemde omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien zonder meer tot een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet hebben kunnen leiden. Het hof concludeert dat geen sprake is geweest van een vormverzuim in het vooronderzoek. De omstandigheid dat de verbalisanten de hennepgeur pas roken toen zij de woning binnen gingen, doet daar niet aan af.
Opzettelijk aanwezig hebben van hennep
In de woning aan de [adres 2] te Uithoorn heeft de politie op 23 december 2018 een in werking zijnde hennepkwekerij met een hoeveelheid van in totaal 840 hennepplanten aangetroffen. De kwekerij besloeg 60 procent van de woning. Als bewoners van de woning stonden ingeschreven de verdachte, zijn toenmalige echtgenote en hun kind genaamd [naam] , geboren op [geboortedag 2] 2017. [3] In de woning heeft de politie sporen van bewoning aangetroffen zoals etensresten en schone en vuile vaat, maar ook persoonlijke goederen zoals schone en vuile kledingstukken en schoenen van een man, vrouw en kind, een luchtbed, een kinderstoel en een ledikantje, met aan de muur daarboven schilderijtjes met betrekking tot de naam en geboortedatum van het kind van de verdachte. [4]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij vóór de geboorte van hun kind, met zijn vrouw naar de woning van zijn broer in Amsterdam is verhuisd. Hij heeft de sleutels van de woning in Uithoorn aan een persoon afgegeven die volgens de verdachte zou bemiddelen bij een woningruil. Deze persoon kwam de verdachte steeds de huur voor de woning in Uithoorn in contanten brengen en bracht hem ook de post. De verdachte betaalde de huur door aan de woningbouwvereniging. De verdachte heeft verklaard dat hij sinds de verhuizing naar de woning van zijn broer niet meer in de woning in Uithoorn is geweest en dat hij niets wist van de hennepplantage in zijn woning. Hij heeft niet de naam willen noemen van de persoon die zou bemiddelen bij een woningruil en aan wie hij de sleutels van zijn woning zou hebben gegeven.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte was ingeschreven als huurder van de woning en betaalde de huur. In de woning zijn aanwijzingen aangetroffen die erop duiden dat de verdachte met zijn gezin, ook nog na de geboorte van zijn kind op [geboortedag 2] 2017, in de woning heeft verbleven. Niet kan worden vastgesteld wanneer de verdachte de woning heeft verlaten en waar en hoelang hij vervolgens elders heeft gewoond. Van een daadwerkelijke woningruil is niets gebleken. Zijn verklaring over een persoon die de woning zou hebben betrokken, dan wel die zou bemiddelen en aan wie hij de sleutels zou hebben gegeven, is concreet noch verifieerbaar.
Uit de beschreven feiten en omstandigheden concludeert het hof dat de verdachte in strafrechtelijke zin verantwoordelijk kan worden gehouden voor de hennep in zijn woning; deze bevond zich in zijn machtssfeer. Nu in de woning sporen zijn aangetroffen die duidden op bewoning door of de aanwezigheid van de verdachte en de verdachte zijn verweer dienaangaande onvoldoende concreet heeft gemaakt, kan ook worden vastgesteld dat hij wist dat zich in die woning een hennepkwekerij bevond. Het hof concludeert dat de verdachte de hennepplanten opzettelijk aanwezig heeft gehad zoals is tenlastegelegd.
Het hof concludeert voorts dat uit de inhoud van het dossier niet kan worden afgeleid dat de verdachte zich bezig heeft gehouden met het telen, etc. van de hennep. Van dat deel van de tenlastelegging spreekt het hof hem vrij.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 23 december 2018 te Uithoorn opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een woning aan de [adres 2] , een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten ongeveer 840 hennepplanten.
Hetgeen onder 1 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze zijn opgenomen in de voetnoten onder het kopje ‘Opzettelijk aanwezig hebben van hennep’.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand, met een proeftijd van een jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft in het kader van de strafoplegging gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft in zijn woning een forse hennepkwekerij aanwezig gehad. Deze woning is gelegen in een flat, in een woonwijk. De verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van het potentiële gevaar dat uitgaat van de productie van drugs naar de omwonenden en naar het milieu. Daarnaast brengt de handel in hennep doorgaans verschillende vormen van criminaliteit met zich mee. Het hof rekent de verdachte dit aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2023 is hij eerder met betrekking tot een aan de Opiumwet gerelateerd feit onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden, aangezien de termijn is aangevangen op 3 mei 2019 met het verhoor van de verdachte, de rechtbank uitspraak heeft gedaan op 11 oktober 2022 en het hof heden, op
6 juni 2023, arrest wijst. Als uitgangspunt geldt dat de behandeling van de zaak dient te zijn afgerond binnen twee jaren per rechterlijke instantie.
In eerste aanleg heeft een overschrijding van de redelijke termijn plaatsgevonden met een jaar en vijf maanden. Uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg komt naar voren dat de politierechter deze overschrijding reeds heeft verdisconteerd in de straf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. H.A. Stalenhoef en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van
mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 juni 2023.
Mr. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van bevindingen van 23 december 2018, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde dossierpagina’s 60 en 61.
2.Dossierpagina 37.
3.Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 28 december 2018 met bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, doorgenummerde dossierpagina’s 32 tot en met 35.
4.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 december 2018 met bijlagen, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, doorgenummerde pagina’s 37 tot en met 40, foto op pagina 53.