In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente]. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak, gelegen aan de [A-straat] te [plaats], die door belanghebbende wordt geëxploiteerd als schietbaan. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde voor het jaar 2020 vastgesteld op € 425.000, welke waarde door belanghebbende als te hoog werd betiteld. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Hof heeft vastgesteld dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de gecorrigeerde vervangingswaarde, maar dat deze niet hoger kan zijn dan de bedrijfswaarde indien de onroerende zaak in de commerciële sfeer wordt gebruikt. Belanghebbende heeft betoogd dat de waarde van het object moet worden vastgesteld op basis van de bedrijfswaarde, omdat hij het object in de commerciële sfeer exploiteert. Het Hof heeft de argumenten van belanghebbende gevolgd en geconcludeerd dat de waarde van de onroerende zaak op basis van de bedrijfswaarde moet worden vastgesteld op € 303.000, in plaats van de door de heffingsambtenaar vastgestelde waarde van € 425.000.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal € 5.113,90 bedragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.