ECLI:NL:GHAMS:2023:1561

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
23-003170-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van veroordeling voor diefstal met geweld en bezit van een vuurwapen, met bespreking van strafmaat en afwijzing van tbs-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2022. De verdachte, geboren in 2003 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor twee gevallen van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het hof bevestigt de veroordeling van de rechtbank, maar voegt enkele aanvullingen toe aan de bewijsoverwegingen en vernietigt de beslagbeslissing. De verdachte heeft zich binnen vijf maanden tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij hij slachtoffers heeft overvallen en hen lichamelijk letsel heeft toegebracht. Het hof overweegt dat de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen. De advocaat-generaal had een hogere straf en tbs-maatregel gevorderd, maar het hof oordeelt dat de opgelegde straf van 30 maanden door de rechtbank passend is, mede gezien de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn justitiële voorgeschiedenis. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat er geen noodzaak is voor tbs met dwangverpleging, noch voor een gedragsbeïnvloedende vrijheidsbeperkende maatregel. De verdachte heeft blijk gegeven van een veranderde proceshouding en bereidheid om aan zijn toekomst te werken, wat het hof in zijn voordeel weegt. De beslissing over de in beslag genomen goederen wordt ook herzien, waarbij een telefoon verbeurd wordt verklaard en andere goederen aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003170-22
datum uitspraak: 4 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 november 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers
13-053609-22 (hierna: zaak A) en 13-097446-22 (hierna: zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
20 juni 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met uitzondering van de beslagbeslissing – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof een aanvullende bewijsoverweging zal opnemen en het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de strafoplegging (onder sub 7.3 van het vonnis waarvan beroep) zal vervangen.

Aanvullende bewijsoverweging

Het hof vult de bewijsoverweging van de rechtbank als volgt aan.
  • In de eerste zin van de bewijsoverweging van de rechtbank ten aanzien van feit 1 van zaak B, blad 5 van het vonnis, en in de eerste zin van de bewijsoverweging van de rechtbank ten aanzien van feit 2 van zaak B, blad 6 van het vonnis, dient steeds in plaats van de datum ‘19 september 2022’ gelezen te worden: ‘19 september
  • Ten aanzien van de feiten en omstandigheden in zaak A vult het hof aan dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juni 2023 heeft verklaard dat hij op 28 februari 2022 in hotelkamer [hotel] te Amsterdam is geweest.

Overweging ten aanzien van straf en/of maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en in zaak B onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren en dat de verdachte daarnaast ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege wordt verpleegd (oplegging van tbs met dwangverpleging).
De verdediging heeft verzocht om de verdachte dezelfde straf op te leggen als de rechtbank heeft gedaan.
Het hof verenigt zich met de door de rechtbank opgelegde straf en zal deze, gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte, in stand laten. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van 5 maanden tweemaal schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld, eenmaal in vereniging met een ander. Het geweld van de eerste diefstal (zaak B) hield in dat de verdachte door te duwen en te trekken een tas afhandig heeft gemaakt van een slachtoffer, terwijl zij zich bevond in het trappenhuis van een flat. Het geweld van de tweede diefstal (zaak A) hield in dat de verdachte tezamen met de medeverdachte het slachtoffer heeft overvallen in een hotelkamer, waarbij het slachtoffer is geslagen, gestompt, geschopt en vastgebonden en tevens met een mes is bedreigd, waarbij zij pijn en letsel heeft bekomen en waarna zij is beroofd van haar persoonlijke spullen.
Hiermee heeft de verdachte niet alleen een inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers, maar heeft hij ook aangetoond dat hij geen enkel respect heeft gehad voor hun lichamelijke integriteit. Algemeen bekend is dat dergelijke feiten nog lange tijd psychische problemen en gevoelens van onveiligheid veroorzaken. Hiervoor heeft de verdachte kennelijk geen enkel oog gehad. Hij heeft zich slechts laten leiden door zijn behoefte aan geldelijk gewin. Het hof rekent dit de verdachte ten zeerste aan.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een verboden wapen en munitie. Het bezit van een geladen vuurwapen vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft kennisgenomen van de rapportages die over de persoon van de verdachte zijn uitgebracht, te weten het Pro Justitia-onderzoek van 25 augustus 2022, uitgevoerd door drs. [psycholoog] ,
GZ-psycholoog (hierna: de psycholoog), alsmede een aanvullend schrijven van 3 november 2022 en het Pro Justitia-onderzoek van 14 juli 2022, uitgevoerd door [psychiater] psychiater (hierna: de psychiater), alsmede een aanvullend schrijven van 3 november 2022.
De psycholoog geeft op basis van haar onderzoek aan dat er bij de verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De psychiater geeft op basis van zijn onderzoek aan dat er bij de verdachte in DSM-termen een normoverschrijvende gedragsstoornis kan worden geclassificeerd, waarbij differentiaal-diagnostisch een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken in ontwikkeling wordt overwogen. De psychiater geeft daarbij aan dat hij de vraag hoe dit was ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde niet volledig kan beantwoorden.
Omdat de verdachte zich wat betreft de tenlastegelegde feiten heeft beroepen op zijn zwijgrecht, komen beiden deskundigen – zakelijk weergegeven – niet tot een delictanalyse en onthouden ze zich van advisering over de mate van toerekenbaarheid, het recidiverisico en een eventueel behandeladvies in een juridisch kader. In algemene zin heeft de psycholoog aangegeven dat het zeer wenselijk is om mensen met de stoornis(sen) zoals door de deskundigen met betrekking tot de persoon van de verdachte zijn vastgesteld, te behandelen.
Beide deskundigen hebben op 3 november 2022 – in reactie op aanvullende vragen die hen waren gesteld – aangegeven dat de door hen gestelde diagnoses in elkaars verlengde liggen. De psychiater verwoordt dit als volgt:
“Een normoverschrijdende gedragsstoornis kan bij kinderen en/of jongeren worden vastgesteld en kenmerkt zich door gedrag dat de rechten van anderen schendt of belangrijke maatschappelijk normen overschrijdt. Deze stoornis kan zich door ontwikkelen tot een antisociale persoonlijkheidsstoornis, waarbij het gedrag is verankerd in de persoonlijkheid.”
Het hof heeft tevens kennis genomen van het door reclasseringsmedewerker mw. [naam] opgestelde Reclasseringsadvies Rechtszitting van 12 juni 2023 van Fivoor, waarin geadviseerd wordt de verdachte, indien schuldig bevonden, naast een eventuele onvoorwaardelijke straf, de gedragsbeïnvloedende vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen. De reclassering schat – zakelijk weergegeven – het risico op recidive, het risico op letselschade en het risico op onttrekking aan voorwaarden in als hoog, wanneer de verdachte onbehandeld zal terug keren naar de maatschappij. Hoewel de reclassering op dit moment geen mogelijkheden ziet om binnen een voorwaardelijk kader met interventies gedragsverandering te bewerkstelling, adviseert de reclassering (naar het hof begrijpt) desalniettemin tot oplegging van de GVM, omdat de reclassering grote zorgen heeft omtrent het psychosociaal functioneren en de houding van betrokkene (de proceshouding van de verdachte is niet veranderd/de verdachte weigert over de delicten te praten en hij wil liever geen reclasseringsbemoeienis).
Uit het uittreksel van de Justitiële Documentatie van 26 april 2023 van de verdachte blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk voor geweldsdelicten is veroordeeld.
Geen tbs-maatregel met dwangverpleging
Het hof is evenals de rechtbank niet overtuigd geraakt van de noodzaak van een behandeling in het kader van een tbs-maatregel met dwangverpleging. Het hof sluit zich aan bij de overwegingen van de rechtbank in het vonnis waarvan beroep en maakt deze tot de zijne, welke als volgt luiden:
“Hoewel er zorgen zijn over het risico op recidive en letselschade, vindt de rechtbank het in deze jonge
levensfase van [verdachte] en gelet op zijn justitiële voorgeschiedenis niet proportioneel om een tbs-maatregel met dwangverpleging op te leggen. [verdachte] heeft niet eerder een (jeugd)gevangenisstraf opgelegd gekregen. Bovendien hebben de Pro Justitia-rapporteurs zich niet uitgelaten over een behandeladvies. De enige handvatten die de rechtbank heeft, is dat de psycholoog een antisociale persoonlijkheidsstoornis en de psychiater een normoverschrijdende gedragsstoornis hebben vastgesteld en dat, naar het oordeel van de rechtbank, gelet op de aard van deze stoornissen, vaststaat dat ten tijde van de delicten een stoornis aanwezig was. De rechtbank kan op basis hiervan echter niet vaststellen dat [verdachte] daarmee een gevaar voor de veiligheid van anderen vormt en dat het noodzakelijk is om een
ingrijpende maatregel als tbs niet dwangverpleging op te leggen.”
De vordering van de advocaat-generaal op dit punt wordt daarom thans ook niet gevolgd.
Geen gedragsbeïnvloedende vrijheidsbeperkende maatregel
Het hof acht het evenmin noodzakelijk om de verdachte een gedragsbeïnvloedende vrijheidsbeperkende maatregel (GVM) op te leggen, zoals door de reclassering is geadviseerd. Tot aan het huidige voorarrest, dat inmiddels al maanden duurt, heeft de verdachte niet eerder een (jeugd)gevangenisstraf opgelegd gekregen. Het voorarrest zit de verdachte thans uit in een volwassenenregime. Ter terechtzitting heeft de verdachte aangegeven dat de tijd die hij inmiddels heeft doorgebracht in detentie hem heeft doen inzien dat hij een ‘normaal’ leven wil gaan leiden en dat hij bereid is hiertoe na zijn detentie de stappen te zetten die daarvoor noodzakelijk zijn, waar nodig ook met hulp/begeleiding van de reclassering. Ook heeft hij ter terechtzitting in hoger beroep een andere proceshouding laten zien, in die zin dat hij een gedeeltelijke bekentenis heeft afgelegd in de zaak A. Hij wilde weggaan op het moment dat het in de hotelkamer escaleerde en hij betreurt het dat hij dit toen niet heeft gedaan. Hij ontkent dat hij zelf enig geweld heeft toegepast.
Het hof vindt het opleggen van een GVM – hoewel er zorgen zijn over het risico op recidive en het recidive van letselschade – gelet op de nog jeugdige leeftijd van de verdachte en gelet op zijn justitiële voorgeschiedenis, op dit moment niet opportuun. Het hof weegt hierbij zwaar mee dat de verdachte ter terechtzitting blijk heeft gegeven van een (gedeeltelijk) veranderde proceshouding en zich uitdrukkelijk bereid heeft getoond met hulp/begeleiding van de reclassering aan zijn toekomst te willen werken. Hoewel uit de diverse rapportages blijkt dat de verdachte in staat is tot het laten zien van sociaal wenselijk gedrag, geeft het hof de verdachte wat dat betreft het voordeel van de twijfel. Gelet op de tijd die de verdachte nog zal moeten doorbrengen in detentie, krijgt de verdachte daarmee de kans zich tijdens de resterende detentie en de daarbij behorende voorwaardelijke invrijheidsstelling (VI) te bewijzen.
Hoogte van de straf
Bij het beoordelen van de hoogte van de straf heeft het hof rekening gehouden met de straffen die plegen te worden opgelegd voor soortgelijke feiten en die hun weerslag vinden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de ernstige feiten die de verdachte heeft gepleegd niet anders kunnen worden afgedaan dan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. In beginsel is een straf die hoger is dan de door de rechtbank opgelegde straf passend en voorstelbaar. Anderzijds ziet het hof in de jeugdige leeftijd van de verdachte en de omstandigheid dat hij nog nooit eerder een vrijheidsbenemende straf heeft uitgezeten, aanleiding om de verdachte bij wijze van laatste kans enigszins tegemoet te komen en hem niet zwaarder te straffen dan de rechtbank heeft gedaan.

Beslag

De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de aan de verdachte tenlastegelegde feiten aangetroffen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat één van de onder verdachte in beslag genomen telefoons (naar het hof begrijpt de Apple iPhone met beslagnummer G6157387), verbeurd wordt verklaard en dat de overige goederen hetzij aan de verdachte worden teruggegeven, hetzij worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
De verdediging heeft zich ten aanzien van de in beslag genomen goederen aangesloten bij de vordering van de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
Eén van de onder de verdachte in beslag genomen telefoons, te weten een iPhone met beslagnummer G6157387, is door de verdachte gebruikt om contact te leggen met het slachtoffer van het in zaak A bewezenverklaarde feit, waardoor het bewezenverklaarde feit met behulp van dit feit is begaan of voorbereid. Dit voorwerp is als gevolg daarvan vatbaar voor verbeurdverklaring en zal verbeurd worden verklaard.
De andere in beslag genomen telefoon, te weten een iPhone met beslagnummer G6157400, en het in beslag genomen geldbedrag van € 2.285,00 dienen aan de verdachte te worden teruggegeven, nu niet is gebleken dat deze goederen enig verband houden met de bewezenverklaarde feiten.
De in beslag genomen bankbescheiden, te weten enkele bankpassen (nader omschreven in het dictum), dienen aan de rechthebbende(n) te worden teruggegeven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissingen omtrent de in beslag genomen goederen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6157387, Zwart, merk: Apple).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 2285 EUR IBG (Omschrijving: 6157692);
  • 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G6157400, Zwart, merk: Apple).
Gelast de
bewaringten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
  • 1 STK Bankbescheiden (Omschrijving: 6157725, ING betaalpas);
  • 1 STK Bankbescheiden (Omschrijving: 6157726, Knab betaalpas);
  • 1 STK Bankbescheiden (Omschrijving: 6157727, Knab betaalpas).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.W.T. Klappe, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
4 juli 2023.
Mr. Geelhoed is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
=========================================================================
[…]