ECLI:NL:GHAMS:2023:1278

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
23-002537-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van de opgelegde straf in een zaak van poging tot afpersing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2022. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, was veroordeeld voor poging tot afpersing. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank, met uitzondering van de opgelegde straf. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal had gevorderd om het vonnis te bevestigen, terwijl de raadsman een lagere straf had verzocht. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een forse gevangenisstraf vereisten. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing onder bedreiging met geweld, waarbij slachtoffers in hun slaap werden overvallen. Dit leidde tot grote angst en onrust. Gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare delicten, oordeelde het hof dat een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, passend was. Bij de strafoplegging werden bijzondere voorwaarden gesteld, zoals toezicht door de reclassering en deelname aan behandelingen. Het hof heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en bevestigde het vonnis voor het overige.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002537-22
datum uitspraak: 31 mei 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 september 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-131820-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1987,
adres: [adres01] ,
thans gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof artikel 63 zal toevoegen aan de toepasselijke wettelijke voorschriften en – ingevolge het bepaalde in artikel 75, zesde lid, in samenhang met artikel 72, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering – zal bepalen dat het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte wordt opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep ook wat de op te leggen straf betreft zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan
6 maanden voorwaardelijk op te leggen, met een proeftijd van 2 jaren, zijnde de door de officier van justitie gevorderde straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing onder bedreiging met geweld, door in de vroege ochtend, terwijl de slachtoffers sliepen, onverhoeds hun slaapkamer in te lopen en hen, onder andere met een mes, te bedreigen, zodat zij geld zouden afgeven. De slachtoffers zijn door dit handelen van de verdachte enorm geschrokken en hebben grote angsten uitgestaan, met name omdat zij totaal overvallen werden in hun slaap. Bovendien is een van slachtoffers met de verdachte mee moeten gaan om geld te pinnen, zodat de bedreigende situatie ook nog enige tijd heeft voortgeduurd, met alle onzekerheid voor het andere slachtoffer, dat thuis achterbleef, van dien. Bij deze ernstige gevolgen heeft de verdachte totaal niet stilgestaan. Hij heeft alleen aan zijn eigen financiële belangen gedacht. Dergelijke feiten veroorzaken daarnaast ook grote onrust bij andere mensen die kennisnemen van wat er gebeurd is.
Gelet op de ernst van het feit en gezien het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor vermogens- en geweldsdelicten, is het hof van oordeel dat het feit niet anders kan worden afgedaan dan met een forse gevangenisstraf. Het hof acht het raadzaam om daarvan een deel in voorwaardelijke vorm op te leggen, zodat de verdachte ervan wordt weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen. Het hof zal daarbij, gelet op de veelzijdige problematiek waarmee de verdachte al geruime tijd worstelt, een aantal bijzondere voorwaarden stellen, zoals in het reclasseringsadvies van 10 mei 2023 geadviseerd. De verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bereid verklaard zich aan de geadviseerde voorwaarden te houden.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden en stelt daarbij de hieronder te noemen bijzondere voorwaarden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de verdachte gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich meldt bij Inforsa Reclassering, te Amsterdam. De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering en werkt mee aan huisbezoeken;
  • zich, indien de reclassering dit nodig acht, laat diagnosticeren en/of behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij bijvoorbeeld een terugval in middelengebruik, overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal de veroordeelde zich,
na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • indien de reclassering dit nodig acht, verblijft in een instelling voor beschermd/begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • zich inspant voor het vinden en behouden van zinvolle daginvulling, te bepalen door de reclassering.
  • meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en/of drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek, een alcoholband en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in
artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de ondergane voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de tenuitvoerlegging van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. D.A.C. Koster, in tegenwoordigheid van mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 mei 2023.
=========================================================================
[…]