Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellante 1] B.V.,
2. [appellante 2] B.V.,
3. [appellant 3] ,
1.[geïntimeerde 2] B.V.,
[geïntimeerde 3] B.V.,
[geïntimeerde 4] ,
1. De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
[bedrijf 1] B.V.’ (bedoeld is ‘ [bedrijf 1] B.V.) een vermogensbeheerovereenkomst gesloten met [geïntimeerde 2] . De considerans vermeldt dat de effectenportefeuille ‘
in vrije hand beheer’wordt gegeven aan [geïntimeerde 2] . Deze overeenkomst houdt, voor zover van belang, het volgende in:
- U kiest voor uw B.V. voor vermogensbeheer;
- Het belegbaar vermogen bedraagt ca. € 350.000,--;
- De beleggingsportefeuille heeft als doel vermogensgroei ter financiering studie kinderen en om eerder te kunnen stoppen met werken;
- U heeft voor de B.V. gekozen voor een neutraal profiel;
- De beleggingshorizon is > 10 jaar.
Looptijd tussen 7-10 jaar.’
Flexibel, dagelijkse in- en uitstapmogelijkheden’.Onder ‘voordelen’ van het tweede fonds staat onder meer ‘
Tussentijds verhandelbaar’Onder ‘nadelen’ van de laatste twee fondsen staat onder meer ‘
Verhandelbaarheid is beperkt’en ‘
Aflossing afhankelijk van de exploitatie van het schip’,respectievelijk ‘
Tussentijds niet verhandelbaar’.
Ja/Nee (doorhalen wat niet van toepassing is)’.Na doorhaling van de andere optie luidt de opsomming ‘beperkingen’ voor zover van belang:
Effectenkrediet’staat in het intake formulier van [appellante 1] ‘
Ja’en in het intakeformulier van [appellante 2] ‘
Nee’.
heeft in dat kader beperkt onderzoek verricht naar [bedrijf 4] B.V. en de daarbij betrokken personen. Verweerder heeft de beslissing om klanten deze belegging te adviseren gebaseerd op de volgende omstandigheden. In de eerste plaats heeft Verweerder dit gebaseerd op het feit dat een werknemer van [bedrijf 5] B.V. Verweerder op deze belegging heeft gewezen. Deze werknemer betrof een relatie van Beleggingsonderneming X die zelf werkzaam is geweest bij een vermogensbeheerder. In de tweede plaats heeft Verweerder dit gebaseerd op diverse gesprekken die Verweerder heeft gevoerd met MPC Capital AG en [bedrijf 5] B.V. In de derde plaats is verweerder afgegaan op andere partijen die samenwerkten met [bedrijf 5] B.V.
1. Uw cliënte [geïntimeerde 2] betaalt EUR 30.000 aan mijn cliënten. (…)
Dit is akkoord. Mijn eerdere mail en uw reactie bevatten dan tezamen de afspraak tussen partijen. (…)”
4.De beoordeling
Over the countereffecten’. Het beleggingsbeleid stelde dus geen beperkingen ten aanzien van deze niet of beperkt verhandelbare effecten. Het andersluidende standpunt van [appellanten] – dat ‘Nee’ betekent dat dergelijke beleggingen niet toegestaan waren onder de vermogensbeheerovereenkomsten – berust op een verkeerde lezing van het intakeformulier. Het overeengekomen beleggingsbeleid houdt dus in dat onder meer zou worden belegd in de door [appellanten] genoemde (feitelijk) niet of beperkt verhandelbare beleggingen. Gelet op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, kan de opmerking in de beleggingsvoorstellen en de brief van 21 maart 2007 dat [appellanten] op elk gewenst moment over hun vermogen konden beschikken dus niet zo worden uitgelegd dat [appellanten] op ieder door hen gewenst moment hun volledige portefeuilles liquide zouden kunnen maken. Een dergelijke uitleg strookt ook niet met de beleggingsdoelstellingen van [appellanten] en hun lange termijn beleggingshorizon. Tegenover de gemotiveerde betwisting door [geïntimeerden 2, 3 & 4] – die deze beleggingen hebben toegelicht en de kostenstructuur uiteengezet hebben – hebben [appellanten] onvoldoende gemotiveerd gesteld dat deze beleggingen in strijd met het overeengekomen beleggingsbeleid en hun beleggingsprofielen zijn ingezet en dat, zoals zij suggereren, [geïntimeerden 2, 3 & 4] daarbij werden gedreven door eigen belang.
due diligenceonderzoeken dat [geïntimeerde 2] als een redelijk en bekwaam vermogensbeheerder heeft gehandeld, neemt niet weg dat [geïntimeerde 2] op dit specifieke punt bij de uitvoering van de vermogensbeheerovereenkomsten niet heeft gehandeld als een redelijk en bekwaam vermogensbeheerder en dat haar werknemer [geïntimeerde 1] een fout heeft gemaakt waarvoor [geïntimeerde 2] aansprakelijk is.