ECLI:NL:GHAMS:2023:1141

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
22/00494
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, ging het om een hoger beroep van belanghebbende, wonende te [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 3 juni 2022. De rechtbank had de waarde van de onroerende zaak aan de [A-straat] 23 te [Z] vastgesteld op € 2.000.000 en de aanslag onroerendezaakbelastingen 2020 gehandhaafd. Belanghebbende was het niet eens met deze uitspraak en stelde hoger beroep in, dat op 20 juli 2022 bij het Hof werd ingediend. In hoger beroep waren er geen geschilpunten meer tussen partijen, en zij waren het erover eens dat de rechtbank ten onrechte geen vergoeding voor immateriële schade had toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het Hof oordeelde dat deze overschrijding aan de heffingsambtenaar was toe te rekenen en veroordeelde de heffingsambtenaar tot betaling van € 500 aan immateriële schadevergoeding aan belanghebbende. Daarnaast werd de heffingsambtenaar ook veroordeeld tot betaling van proceskosten tot een bedrag van € 1255,50. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover daar niet was beslist over de immateriële schadevergoeding en bepaalde dat het griffierecht van € 136 aan belanghebbende moest worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan op 11 mei 2023 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 22/00494
11 mei 2023
uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] ,wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 3 juni 2022 in de zaak met kenmerk HAA 21/316 van rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking met dagtekening 28 februari 2020 krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [A-straat] 23 te [Z] (hierna: de woning) voor het kalenderjaar 2020 vastgesteld op € 2.000.000. In hetzelfde geschrift is een aanslag onroerendezaakbelastingen 2020 bekend gemaakt.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft daartegen beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 juni 2022 het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 juli 2022. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Beide partijen hebben het Hof toestemming verleend tot het achterwege laten van een onderzoek ter zitting. Bij brief van 1 mei 2023 is aan partijen meegedeeld dat het Hof het onderzoek heeft gesloten en dat op een termijn van zes weken uitspraak wordt gedaan.

2.Feiten

Gelet op de ontwikkeling van het geschil in hoger beroep stelt het Hof geen feiten vast.

3.Gronden

Immateriële schadevergoeding beroepsfase
4.1.
In hoger beroep resteren geen geschilpunten tussen partijen meer en partijen zijn het er in hoger beroep voorts over eens dat de rechtbank ten onrechte aan belanghebbende geen vergoeding voor geleden immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (ten bedrage van € 500) heeft toegekend. Deze overschrijding is aan de heffingsambtenaar toe te rekenen.
Het Hof ziet geen aanleiding hier anders over te oordelen en zal de heffingsambtenaar in deze vergoeding aan belanghebbende veroordelen.
(Proces)kostenvergoeding
4.2.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Besluit) stelt het Hof het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand overeenkomstig het in de bijlage bij het Besluit opgenomen tarief op € 837 (= 2 [indienen beroepschrift + zitting] x € 837 met gewichtsfactor 0,5 en 1 [indienen hogerberoepschrift] x € 837 met gewichtsfactor 0,5). Het Hof kent de gewichtsfactor 0,5 nu het beroep en hoger beroep gegrond zijn in verband met toekenning van een immateriële schadevergoeding. Het Hof zal de heffingsambtenaar in deze kosten veroordelen.
4.3.
De rechtbank heeft (zo begrijpt het Hof) over het hoofd gezien dat op het verzoek om toekenning van immateriële schadevergoeding nog beslist had moeten worden. In de overwegingen noch in het dictum wordt aan dit verzoek aandacht besteed. Aangezien de uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd voor zover daar niet is beslist omtrent de vergoeding van immateriële schade, bepaalt het Hof met toepassing van artikel 8:114, lid 1, van de Awb, dat het door belanghebbende ter zake van de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht van € 136 door de griffier van het Hof (en dus niet door de heffingsambtenaar) aan belanghebbende wordt terugbetaald.
Slotsom
4.4.
Gelet op het vorenoverwogene dient het hoger beroep gegrond verklaard te worden.

5.Beslissing

Het Hof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor zover daar niet beslist is omtrent de vergoeding van immateriële schade;
- stelt het bedrag van de door de heffingsambtenaar te vergoeden immateriële schade vast op
€ 500;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten tot een bedrag van € 1255,50, en
- gelast de griffier van het Hof aan belanghebbende het voor het hoger beroep betaalde griffierecht ad € 136 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. A.M. van Amsterdam, voorzitter, M.J. Leijdekker, en R.C.H.M. Lips, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van
S.M.P. Harinandansingh, als griffier. De beslissing is op 11 mei 2023 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.