ECLI:NL:GHAMS:2023:1125

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
19 mei 2023
Zaaknummer
23-001749-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere diefstallen, opzetheling en voorhanden hebben van vuurwapen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1980, was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten, maar heeft in hoger beroep een veroordeling gekregen voor meerdere diefstallen, opzetheling en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van fietsen en andere goederen, alsook het voorhanden hebben van een revolver. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en opzetheling van goederen die van misdrijf afkomstig waren. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij de tijd in voorarrest in mindering wordt gebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden door de diefstal. Het hof heeft ook beslissingen genomen over de in beslag genomen goederen en de vordering van de benadeelde partij, waarbij de immateriële schade niet is toegewezen omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001749-21
datum uitspraak: 6 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 juni 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-026504-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1980,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman en de advocaat van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 6 primair en subsidiair is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte, voor zover in hoger beroep aan de orde, tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2020 te IJmuiden (gemeente Velsen) althans in Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres02] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets van het merk en type Bulls Dessert Falcon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij, op of omstreeks 30 januari 2020 te Haarlem, meermalen, althans eenmaal:
- een schuurmachine van het merk Festool en/of
- een navigatiesysteem van het merk TomTom en/of
- een Brits paspoort (op naam van [naam01] ) en/of een geldbedrag in Iraanse valuta (te weten: 190.000 Rial) en/of
- een golfpas (op naam van [naam02] ) en/of
- een kentekenplaat (gekentekend: [kenteken01] ) en/of
- een navigatiesysteem van het merk Garmin,
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
3.
hij, op of omstreeks 30 december 2019 te Haarlem een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Colt, model Navy-1851, kaliber .36, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
4.
hij, op of omstreeks 17 januari 2020 te Haarlem, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres03] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets van het merk Merida, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer02] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij, op of omstreeks 20 mei 2020 te Haarlem tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, gereedschapskisten met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer03] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van de feiten 1 en 4 tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en voorts tot een andere strafoplegging, alsmede tot andere beslissingen ten aanzien van het beslag en de vordering van de benadeelde partij.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde verzocht de verdachte partieel vrij te spreken van het bestanddeel ‘braak’, zoals ook de rechtbank heeft gedaan. De verdachte ontkent de schuur te hebben opengebroken. De politie heeft niet vastgesteld dat sprake was van braak, en ook in de aangifte van [slachtoffer01] is hier geen melding van gemaakt. De aangever heeft dit pas later benoemd, maar voldoende bewijs hiervoor ontbreekt. De verklaring van [getuige01] (zogenoemd onderhoudsmonteur bij het bedrijf “ [bedrijf01]”) die de aangever als benadeelde partij in hoger beroep heeft aangeleverd, is drie jaar na het incident opgesteld en niet ondertekend en daarin wordt niet vermeld hoe de schade is ontstaan. Het draaislot zit in beide deuren van de schuur. Wanneer een van de deuren opengetrokken wordt, zou aan beide deuren schade moeten ontstaan. In het onderhavige geval is slechts bij één deur schade te zien.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De aangever heeft reeds in zijn aangifte, die ’s nachts ter plekke is opgenomen, verklaard dat hij op 29 januari 2020 de deur van zijn schuur op slot had gedraaid middels een cilinderslot en had gecontroleerd of de schuur echt op slot was. In de nacht van 30 januari 2020 bleek dat zijn racefiets uit de schuur was weggenomen. Hij zag toen dat de deuren geopend waren. De aangever, tevens benadeelde partij, heeft in hoger beroep zijn vordering tot schadevergoeding nader onderbouwd met een verklaring van voornoemde [getuige01] . Hierin verklaart [bedrijf01] dat hij op 30 januari 2020 aan het eind van de ochtend is langs geweest bij de aangever om de schade aan de deurpost/schuur op te nemen. De aangever maakte hierbij foto’s van de schade. [bedrijf01] heeft de schade opgenomen en vervolgens ongeveer een week later een offerte uitgebracht. Deze offerte is gevoegd bij de vordering tot schadevergoeding, net als foto’s van de gestelde schade. Het hof neemt op deze foto’s, zoals deze zijn besproken ter terechtzitting in hoger beroep, braaksporen waar.
Gelet op het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte de diefstal van de fiets heeft gepleegd door middel van braak.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 30 januari 2020 te IJmuiden (gemeente Velsen) gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres02] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets van het merk en type Bulls Dessert Falcon, die toebehoorde aan [slachtoffer01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij op 30 januari 2020 te Haarlem
- een schuurmachine van het merk Festool en
- een navigatiesysteem van het merk TomTom en
- een Brits paspoort (op naam van [naam01] ) en een geldbedrag in Iraanse valuta (te weten: 190.000 Rial) en
- een golfpas (op naam van [naam02] ) en
- een kentekenplaat (gekentekend: [kenteken01] ) en
- een navigatiesysteem van het merk Garmin,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
hij op 30 december 2019 te Haarlem een wapen van categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver van het merk Colt, model Navy-1851, kaliber .36, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 17 januari 2020 te Haarlem gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, op een besloten erf waarop een woning stond, aan de [adres03] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een fiets van het merk Merida, dietoebehoorde aan [slachtoffer02] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 20 mei 2020 te Haarlem gereedschapskisten met inhoud, dietoebehoorden aan [slachtoffer03] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van feit 1
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Als ik in de nachtelijke uren op de scootmobiel rijd kijk ik of er wat te verdienen valt. Dan pik je wel eens wat. Het kan kloppen dat ik op 30 januari 2020 met een lampje in een tuin aan het schijnen was. De racefiets heb ik waarschijnlijk uit het schuurtje gehaald.
2. Een proces-verbaal van aangifte van 30 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant01] (p. 90-91).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 30 januari 2020 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer01]:
Op 29 januari 2020, omstreeks 18.15 uur, sloot ik de schuur naast mijn woning. Mijn woning is gelegen aan de [adres02], gemeente Velsen. Op het moment dat ik de schuur sloot, stonden hier 2 fietsen in. Hiervan was 1 fiets een racefiets van het merk Bulls type Dessert Falcon. Hij is wit/zwart van kleur.
Ik sloot de schuur af door deze op slot te draaien middels een cilinderslot. Ik controleerde of de schuur echt op slot was.
Op 30 januari 2020, omstreeks 04.00 uur, ging mijn deurbel. Er stond politie. De agent vroeg mij of ik in de schuur wilde kijken of er iets was weggenomen. Ik liep naar mijn schuur toe en zag dat de deuren geopend waren. Ik liep mijn schuur in en zag dat de racefiets weg was.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant02] (p. 97-99).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 30 januari 2020 omstreeks 02.00 uur kreeg ik een melding dat het baken op de scooter van [verdachte01] in beweging kwam. Ik ben het baken gaan volgen. Ik zag dat [verdachte01] niet meer bij de scooter was en ik zag [verdachte01] mij tegemoet komen lopen. Ik had goed zicht op een voortuin van een woning in de [adres02] . Ik zag in die tuin het schijnsel van een heldere zaklamp. Ik heb dat licht ongeveer drie minuten in die tuin gezien.
Later hoorde ik van collega [verbalisant03] dat hij zag dat [verdachte01] op een sportieve fiets vanaf de [adres04] wegreed naar de [adres05] . Vervolgens liep ik over de [adres06] in de richting van de [adres05] . Toen ik op deze kruising aan kwam, zag ik aan de overzijde van de weg een racefiets in de bosjes liggen. Ik ben een paar meter verder gelopen en met zicht op de racefiets gaan staan. Ik zag dat [verdachte01] op zijn scooter aan kwam rijden en ter hoogte van de genoemde racefiets stopte. Ik zag dat hij de racefiets van de grond optilde.
Ik riep dat ik van de politie was en dat [verdachte01] was aangehouden.
Ik zag dat het een wit/zwarte racefiets was van het merk Bull.
Ik ben op onderzoek gegaan in de [adres02] alwaar ik het witte zaklamp schijnsel had gezien. Ik zag dat dit was bij een schuur die hoort bij de woning op de [adres02] . Ik heb de bewoner gevraagd of hij in zijn schuur wilde gaan kijken om te kijken of hij iets mist. Ik hoorde direct dat de bewoner zei dat hij het opvallend vond dat de schuurdeur open stond. Ik hoorde dat hij zei dat hij een racefiets miste.
4. Een geschrift, zijnde een verklaring van 15 februari 2023, opgemaakt door [getuige01] , als bijlage gevoegd bij de brief van de benadeelde partij van 15 februari 2023.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op 30 januari 2020 ben ik aan het eind van de ochtend langs geweest bij dhr. [slachtoffer01] om schade aan deurpost/schuur op te nemen. Dhr. [slachtoffer01] maakte foto’s van de schade. Ik heb de schade vervolgens opgenomen en ongeveer een week later de offerte uitgestuurd.
5. Een geschrift, zijnde een offerte van 7 februari 2020, gericht aan [slachtoffer01] ( [adres02]), opgemaakt door [getuige01] , als bijlage gevoegd bij de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij.
Deze offerte houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de inbraak in uw schuur zijn wij bij u geweest om de schade die hierbij veroorzaakt is op te nemen.
Werkzaamheden herstellen kozijn en deuren:
De bovenstijl van het kozijn verwijderen en vervangen.
De beschadigde deuren herstellen.
Het beschadigde sluitwerk vervangen en monteren.
Ten aanzien van feit 2
1. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2021.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Het is goed mogelijk dat er in mijn woning goederen zijn aangetroffen die van diefstal afkomstig zijn.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 30 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant04] en [verbalisant05] (p. 107-108).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op 30 januari 2019 (
het hof begrijpt: 30 januari 2020) zijn wij gegaan naar de woning van [verdachte01] . Dit betreft het adres
[adres01] .
In de woonkamer werden de volgende goederen aangetroffen:
- Festool schuurmachine
- Tom Tom navigatie
- Garmin navigatie
- Brits paspoort op naam van [naam01]
- 3 biljetten van 50.000 Iraanse rial
- 2 biljetten 20.000 Iraanse rial
- pasje Nederlandse Golf Federatie op naam van [naam02] (
het hof begrijpt: [naam02])
- blauwe snorfiets kentekenplaat [kenteken01]
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 31 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant06] en [verbalisant07] (p. 162-164).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisanten:
Op 31 januari 2020 deden wij onderzoek naar de inbeslaggenomen goederen die zijn aangetroffen in de woning van [verdachte01] .
Van diefstal afkomstig
Paspoort [naam01]
Iraans geld 190.000 rial, 5 bankbiljetten, 3 van 50.000 rial en 2 van 20.000 rial
Weggenomen bij woninginbraak tussen 17 en 18 januari 2020.
Golfpas Nederlandse Golf Federatie op naam van [naam02] (
het hof begrijpt: [naam02])
Betreft een golfpas, eigendom van [naam02] .
Weggenomen bij woninginbraak op 7 januari 2020.
Kentekenplaats [kenteken01]
De kentekenplaat is tussen 28 mei en 1 juni 2017 gestolen.
Garmin navigatiesysteem
Ik heb een onderzoek ingesteld naar dit navigatiesysteem. Naar aanleiding van het ingestelde huisadres de bewoonster benaderd. De bewoonster was nog niet op de hoogte van de diefstal. Proces-verbaal van aangifte is opgenomen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen van 4 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant08] (p. 165).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Ik heb een nader onderzoek ingesteld naar de inbeslaggenomen goederen.
Uit dit onderzoek bleek dat:
- Festool schuurmachine afkomstig is van diefstal.
- Tom Tom navigatiesysteem ook afkomstig is van diefstal.
Nu de verdachte de onder 3, 4 en 5 bewezen verklaarde feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit ten aanzien van die feiten, volstaat het hof met de navolgende opsomming van de bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv:
Ten aanzien van feit 3
de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2021;
een proces-verbaal van bevindingen van 31 december 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant09] (p. 252-254);
een proces-verbaal onderzoek wapen van 6 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant10] (p. 262-263).
Ten aanzien van feit 4
de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 20 februari 2023;
een proces-verbaal van bevindingen van 17 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant11] en [verbalisant12] (p. 275-276);
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer02] van 19 januari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant13] (p. 285-286).
Ten aanzien van feit 5
de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 31 mei 2021;
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer03] van 20 mei 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant14] (p. 301-303).
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° Sv betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzetheling, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
diefstal op een besloten erf waarop een woning staat, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.
Het onder 5 bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
De raadsman heeft het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en te volstaan met het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf. De raadsman heeft het hof met klem verzocht geen straf op te leggen die hernieuwde vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich in de nachtelijke uren schuldig gemaakt aan twee diefstallen op een besloten erf waarop een woning staat, waarvan een door middel van braak. De verdachte heeft zich telkens de toegang tot een schuur verschaft en daaruit een fiets weggenomen. Ook heeft de verdachte zich in de vroege ochtend schuldig gemaakt aan een brutale diefstal uit een nabij de woning van de aangever, op de openbare weg geparkeerde bedrijfsbus. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling van verschillende goederen die in zijn woning zijn aangetroffen, waaronder een paspoort, kentekenplaat en navigatiesystemen. Dit zijn hinderlijke feiten die gepaard gaan met overlast en financiële schade voor de gedupeerden. De verdachte heeft door aldus te handelen er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en zich te laten leiden door eigen geldelijk gewin. Bovendien tasten diefstallen die worden gepleegd op een besloten erf het gevoel van veiligheid van de aldaar wonende personen aan. Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Ook heeft de verdachte in zijn woning een geladen revolver voorhanden gehad. Het staat buiten kijf dat het ongeoorloofde bezit van een vuurwapen onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich brengt. Het bezit van een vuurwapen draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 februari 2023 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
De ernst en hoeveelheid van de feiten, in combinatie met het strafblad van de verdachte, rechtvaardigt de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf .
Het hof heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van Fivoor van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat momenteel sprake is van een lopend reclasseringstoezicht in een andere strafzaak.
Het middelengebruik van de verdachte is volgens de reclassering delictgerelateerd. Om in zijn middelengebruik te voorzien pleegt hij vermogensdelicten. Nu bij de verdachte geen veranderwens bestaat in zijn middelengebruik, vraagt de reclassering zich af of het voor de verdachte haalbaar is om een geheel delictvrij leven op te bouwen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
Het hof heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft gehoord dat de verdachte voor zijn zieke moeder zorgt. Uit een oogpunt van normhandhaving en preventie kan echter niet met een andere straf dan de navolgende worden volstaan.
Gelet op de hoeveelheid en de ernst van de feiten acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslag

Het hof dient op grond van het bepaalde in artikel 353 Sv te beslissen over de met toepassing van artikel 94 Sv inbeslaggenomen voorwerpen ten aanzien waarvan nog geen last tot teruggave is gegeven.
De officier van justitie heeft in eerste aanleg daartoe een zogenoemde beslaglijst overgelegd, zoals bedoeld in artikel 309 Sv.
De rechtbank heeft, op één voorwerp na – de stofzuiger, waarvan de teruggave is gelast aan [naam03] – alle voorwerpen verbeurd verklaard dan wel onttrokken aan het verkeer.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten aanzien van het beslag dienovereenkomstig zal beslissen.
Het hof komt tot andere beslissingen, gelet op de eisen die in de wet en de jurisprudentie aan verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer worden gesteld.
Verbeurdverklaring
Het onder 1 bewezenverklaarde is begaan of voorbereid met behulp van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij behoren de verdachte toe en zullen daarom worden verbeurd verklaard:
5. 1 STK Handschoen (1111571) (Omschrijving: bruin);
9. 1 STK Zaklantaarn (1111590);
10. 1 STK Handschoen (1111323) (Omschrijving: bruin).
Teruggave aan de rechthebbende
Het volgende in beslag genomen en nog niet teruggeven voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de bewezen verklaarde feiten aangetroffen. Het behoort de verdachte toe. Nu het hof echter niet kan vaststellen dat de aangetroffen knuppel – waarvan het bezit als zodanig niet strafbaar is op grond van de Wet wapens en munitie – kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten aan de bewezenverklaarde dan wel tot belemmering van de opsporing daarvan, kan dit voorwerp niet worden onttrokken aan het verkeer, gelet op het bepaalde in artikel 36d van het Wetboek van Strafrecht. Onder ‘soortgelijke feiten’ in de zin van dat artikel dienen immers te worden verstaan feiten die tot dezelfde categorie behoren als de door de verdachte begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht (HR 16 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:216). In het onderhavige geval gaat het om vermogensdelicten. Het volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp dient daarom te worden teruggeven aan de verdachte:
2. 1 STK Slagwapen (1111672);
11. 1 STK Wapen (Omschrijving: G1111672, houten knuppel met een ijzeren punt).
Gelet op de overeenkomende goednummers, gaat het hof ervan uit dat dit hetzelfde voorwerp betreft.
Voorts zal het hof de teruggave aan de verdachte gelasten van de volgende onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, nu – zonder nadere toelichting, die het openbaar ministerie niet heeft gegeven – niet is vast komen te staan dat deze door middel van of uit de baten van de door de verdachte begane strafbare feiten zijn verkregen, of anderszins een link hebben met het bewezenverklaarde:
6. 1 STK Zonnebril (1111575) (Omschrijving: Polaryte HD);
7. 1 STK Zonnebril (1111577) (Omschrijving: Rayban);
8. 1 STK Zonnebril (1111578) (Omschrijving: onbekend);
19. 1 STK Gereedschap (Omschrijving: G1133902, pl1100-2020065444, Kettingzaak (
het hof begrijpt: kettingzaag), Stihl Ms 260c).
Het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan met betrekking tot het volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp. Het hof kan echter niet vaststellen dat het ongecontroleerde bezit van deze kentekenplaat in strijd is met de wet of het algemeen belang. Zo blijkt dat de kentekenplaat is gestolen, maar niet dat deze bijvoorbeeld is vervalst. Het volgende voorwerp dient dan ook te worden teruggegeven aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken [naam04] :
3. 1 STK Kentekenplaat (1111693);
12. 1 STK Kentekenplaat (Omschrijving: G1111693 van een snorscooter, blauw).
Gelet op de overeenkomende goednummers, gaat het hof ervan uit dat dit hetzelfde voorwerp betreft.
Ten aanzien van het volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp kan het hof niet vaststellen dat het door middel van of uit de baten van de door de verdachte begane strafbare feiten is verkregen, of anderszins een link heeft met het bewezenverklaarde. Het hof zal daarom de teruggave van het volgende voorwerp aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken [naam05] , gelasten:
14. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G985262, pl1100-2020011373, zwart, merk: Huawei).
Het hof zal de teruggave van het volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken [naam03] gelasten:
17. 1 STK Stofzuiger (Omschrijving: G1133900, pl1100-2020065444 serienr. deels leesbaar 193033, groen, merk: Makita).
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Het hof zal de bewaring van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen ten behoeve van de rechthebbende gelasten, nu op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld aan wie deze toebehoren:
4. 1 STK Pas (Omschrijving: G1111653);
13. 2 STK Kentekenplaat (Omschrijving: G1154322, pl1100-2020098295, aangetroffen op een
gestolen voertuig);
18. 1 STK Verkeersbord (Omschrijving: G1133908. bushalte bord oost utrecht, Connexxion).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.060,20, bestaande uit een bedrag van € 487,20 aan materiële schade en een bedrag van € 573,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met het verzoek de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Voorts is in eerste aanleg een bedrag van € 1.156,76 aan proceskosten gevorderd.
De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk in de vordering verklaard en veroordeeld in de proceskosten die de verdachte heeft gemaakt, begroot op nihil.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering, met aanvulling van de proceskosten in hoger beroep van € 578,38.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van de materiële schade dient te worden toegewezen. De immateriële schade is onvoldoende onderbouwd, waardoor de vordering in zoverre niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de proceskosten dient aansluiting te worden gezocht bij het ‘Liquidatietarief kanton’. Voor de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg dienen twee punten van € 124,00 te worden toegekend en voor de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep een punt van € 132,00.
De raadsman van de verdachte heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de bepleite partiële vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde wat betreft het bestanddeel ‘braak’. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering en de proceskosten toe te wijzen conform de vordering van de advocaat-generaal. Er is geen reden om af te wijken van het ‘Liquidatietarief kanton’.
De advocaat van de benadeelde partij heeft aangevoerd dat het ‘Liquidatietarief kanton’ niet kostendekkend is. Het staat de benadeelde partij en diens advocaat vrij een prijsafspraak te maken.
Het ‘Liquidatietarief kanton’ is geen recht in de zin van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het betreft een niet bindende richtlijn.
Subsidiair heeft de advocaat verzocht vier punten conform het ‘Liquidatietarief kanton’ toe te kennen.
Het hof overweegt als volgt.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot na te melden bedrag, dat genoegzaam is onderbouwd en als zodanig niet is weersproken. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Immateriële schade
Ten aanzien van de gestelde immateriële schade is naar het oordeel van het hof onvoldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde waarvan de wet recht op vergoeding geeft.
Voor vergoeding van immateriële schade is een wettelijke grondslag vereist, zoals geregeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Nu bij de benadeelde partij geen sprake is van lichamelijk letsel of van schade in zijn eer en goede naam, is de vraag of de benadeelde partij ‘op andere wijze’ in de persoon is aangetast in de zin van genoemd artikel. Van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Ook als het bestaan van geestelijk letsel niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:016, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Voor het aannemen van een persoonsaantasting in deze zin is als uitgangspunt niet voldoende dat sprake is geweest van meer of minder sterk psychisch onbehagen of een zich gekwetst voelen. Van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in art. 6:106, aanhef en onder b, BW is ook niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht (vgl. HR 15 maart 2019, ECLI:NL:HR:2019:376 en HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793).
De benadeelde partij heeft ter onderbouwing van zijn vordering ter zake van geleden immateriële schade gesteld dat hij na het incident angstiger is geworden in zijn eigen woning. Hij slaapt moeilijker en is alerter geworden. De vriendin en de twee minderjarige kinderen van de benadeelde partij zijn ook angstiger geworden bij het horen van nachtelijke geluiden.
Hoewel het hof begrip heeft voor deze nadelige gevolgen voor de benadeelde partij, is, gelet op bovengenoemd juridisch kader, hetgeen de benadeelde partij heeft gesteld ontoereikend om te kunnen spreken van een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Zo heeft hij niet voldoende concrete feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit het bestaan van geestelijk letsel kan worden afgeleid. Evenmin doet zich hier een situatie voor waarin reeds uit de aard en de ernst van de normaantasting en de gevolgen daarvan volgt dat van een aantasting ‘op andere wijze’ sprake is. Een schending van het recht op eerbiediging van de privésfeer door ’s nachts in een schuur op het erf in te breken, is daarvoor onvoldoende.
De vordering zal in zoverre worden afgewezen.
De vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 487,20, vermeerderd met de wettelijke rente. Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Proceskosten
Ten aanzien van de proceskosten overweegt het hof dat redelijke uitleg van artikel 532 Sv meebrengt dat bij de begroting daarvan dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures. Daarin wordt bij een vordering als hier aan de orde doorgaans het ‘Liquidatietarief kanton’ gehanteerd. Het hof ziet geen aanleiding daar in deze zaak van af te wijken. Hetgeen de advocaat van de benadeelde partij in dit verband naar voren heeft gebracht is daartoe, indachtig de inmiddels vaste lijn in de rechtspraak, onvoldoende.
Uitgaande van het ‘Liquidatietarief kanton’ zoals geldend per 1 januari 2021, begroot het hof de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg als volgt: 2 punten (1 punt voor het indienen van de vordering, 1 punt voor het verschijnen ter terechtzitting in eerste aanleg) x € 124,00 = € 248,00.
Uitgaande van het ‘Liquidatietarief kanton’ zoals geldend per 1 februari 2023, begroot het hof de kosten van rechtsbijstand in hoger beroep als volgt: 1 punt (voor het verschijnen ter terechtzitting in hoger beroep) = € 132,00.
Het hof zal de verdachte dan ook voor een bedrag van (€ 248,00 + € 132,00 =) € 380,00 veroordelen in de proceskosten van de benadeelde partij.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 63, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 6 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht,
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
5. 1 STK Handschoen (1111571) (Omschrijving: bruin);
9. 1 STK Zaklantaarn (1111590);
10. 1 STK Handschoen (1111323) (Omschrijving: bruin).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
2. 1 STK Slagwapen (1111672);
6. 1 STK Zonnebril (1111575) (Omschrijving: Polaryte HD);
7. 1 STK Zonnebril (1111577) (Omschrijving: Rayban);
8. 1 STK Zonnebril (1111578) (Omschrijving: onbekend);
11. 1 STK Wapen (Omschrijving: G1111672, houten knuppel met een ijzeren punt);
19. 1 STK Gereedschap (Omschrijving: G1133902, pl1100-2020065444, Kettingzaag, Stihl Ms 260c).
Gelast de
teruggaveaan [naam04] van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
3. 1 STK Kentekenplaat (1111693);
12. 1 STK Kentekenplaat (Omschrijving: G1111693 van een snorscooter, blauw).
Gelast de
teruggaveaan [naam05] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
14. 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: G985262, pl1100-2020011373, zwart, merk: Huawei).
Gelast de
teruggaveaan [naam03] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
17. 1 STK Stofzuiger (Omschrijving: G1133900, pl1100-2020065444 serienr. deels leesbaar 193033, groen, merk: Makita).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
4. 1 STK Pas (Omschrijving: G1111653);
13. 2 STK Kentekenplaat (Omschrijving: G1154322, pl1100-2020098295, aangetroffen op een gestolen voertuig);
18. 1 STK Verkeersbord (Omschrijving: G1133908. bushalte bord oost utrecht, Connexxion).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer01] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 487,20 (vierhonderdzevenentachtig euro en twintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
380,00 (driehonderdtachtig euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de
Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01] , ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 487,20 (vierhonderdzevenentachtig euro en twintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste
9 (negen) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 februari 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Koek, mr. M.L.M. van der Voet en mr. S. Jongeling, in tegenwoordigheid van mr. I.A. de Bruijne, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 maart 2023.
mr. S. Jongeling, mr. M. Koek en mr. I.A. de Bruijne zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]