ECLI:NL:GHAMS:2023:1031

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
23-001331-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen belastingfraude en gewoontewitwassen met partiële vrijspraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1958, was aangeklaagd voor het onjuist doen van belastingaangiften en gewoontewitwassen. De tenlastelegging omvatte onder andere het indienen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 tot en met 2013, waarbij te hoge of gefingeerde aftrekposten werden opgevoerd. Daarnaast werd de verdachte verweten dat hij gedurende een lange periode geldbedragen had witgewassen, afkomstig uit misdrijven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan, waardoor te weinig belasting werd geheven. Tevens is bewezen dat hij een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geldbedragen, waaronder een bedrag van € 312.340,00 dat in een kluis werd aangetroffen en een bedrag van € 485.560,17 op een bankrekening van een stichting waarvan hij de penningmeester was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De verdachte werd vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, waaronder een bedrag van € 69.090,52 dat niet als witgewassen kon worden aangemerkt. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001331-22
datum uitspraak: 2 mei 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 10-996540-16 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1958,
adres: [adres01] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
feit 1 primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 (telkens) te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (groot) aantal, althans één of meer(dere)(elektronische) aangifte(n) inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013, ten name van één of meer(dere) perso(o)n(en) en/of belastingplichtige(n), te weten/waaronder (in ieder geval)
- [naam01] (2013) (DOC-022, -023, -024, -025) en/of
- [naam02] (2011/2012/2013) (DOC-050, -051, -052) en/of
- [naam03] (2010/2011/2012/2013) (DOC-060, -061, -062, -063) en/of
- [naam04] (2010/2011/2012/2013) (DOC-055, -056, -057, -058) en/of
- [naam05] (2010/2011/2012/2013) (DOC-040, -041, -042, -043) en/of
- [naam06] (2010/2011/2012/2013) (DOC-047 IH 2010, DOC-047 IH 2011, DOC-047 IH 2012, DOC-047 IH-2013) en/of
- [naam07] (2010/2011/2012/2013) (DOC-088-1, -088-2, -088-3, 088-4) en/of
- [naam08] (2010/2011/2012/2013) (DOC-086-1, 086-2, -086-3, -086-4) en/of
- [naam09] (2011/2012/2013), althans één of meer(dere)(rechts)perso(o)n(en),
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans (telkens) onjuist en/of onvolledig door voornoemde perso(o)n(en) heeft doen doen,
immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in de/het bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland ingezonden/ingeleverde aangiftebiljet(ten)/aangifte(n) inkomstenbelasting over die/dat genoemde aangiftetijdvak(ken)
- ( een) te hoge en/of gefingeerde aftrekpost(en) (waaronder medische kosten en/of vervoerskosten en/of dieetkosten en/of giften en/of ondernemersaftrek), en/of
- ( een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belastbaar inkomen uit werk en woning en/of sparen en beleggen,
althans een te laag belastbaar bedrag, opgegeven en/of vermeld, terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
feit 1 subsidiair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014, (telkens) te Rotterdam en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, (telkens) een (groot) aantal, althans één of meer(dere)(elektronische) aangifte(n) voor de inkomstenbelasting over het/de jaar/jaren 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013, ten name van één of meer(dere) perso(o)n(en) en/of belastingplichtige(n), waaronder/te weten
- [naam01] (2013) (DOC-022, -023, -024, -025) en/of
- [naam02] (2011/2012/2013) (DOC-050, -051, -052) en/of
- [naam03] (2010/2011/2012/2013) (DOC-060, -061, -062, -063) en/of
- [naam04] (2010/2011/2012/2013) (DOC-055, -056, -057, -058) en/of
- [naam05] (2010/2011/2012/2013) (DOC-040, -041, -042, -043) en/of
- [naam06] (2010/2011/2012/2013) (DOC-047 IH 2010, DOC-047 IH 2011, DOC-047 IH 2012, DOC-047 IH-2013) en/of
- [naam07] (2010/2011/2012/2013) (DOC-088-1, -088-2, -088-3, 088-4) en/of
- [naam08] (2010/2011/2012/2013) (DOC-086-1, 086-2, -086-3, -086-4) en/of
- [naam09] (2011/2012/2013), althans een of meer(dere) (rechts)pero(o)n(en),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- ( telkens) valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst, immers hebben/heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk op/in die/dat geschrift(en)
- ( een) te hoge en/of gefingeerde aftrekpost(en) (waaronder medische kosten en/of vervoerskosten en/of dieetkosten en/of giften en/of ondernemersaftrek), en/of
- ( een) te la(a)g(e) bedrag(en) aan belastbaar inkomen uit werk en woning en/of sparen en beleggen, althans een te laag belastbaar bedrag, opgegeven en/of vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
feit 2
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met 8 maart 2016, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
a. (telkens) van voorwerpen, te weten een geldbedrag van 10.075 euro (contant aangetroffen in de woning van verdachte) en/of een geldbedrag van 312.340 euro (contant aangetroffen in een kluis bij [plek01] ) (AMB-022, AMB-071, AMB-076) en/of een geldbedrag van (in totaal)(circa) 485.560,17 euro (totaal van saldi op de bankrekeningen op naam van [stichting01] (AMB-046, AMB-071),
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b. (telkens) een of meer voorwerpen, te weten een geldbedrag van 10.075 euro (contant aangetroffen in de woning van verdachte) en/of een geldbedrag van 312.340 euro (contant aangetroffen in een kluis bij [plek01] ) (AMB-022, AMB-071, AMB-076) en/of een geldbedrag van (in totaal)(circa) 485.560,17 euro (totaal van saldi op de bankrekeningen op naam van [stichting01] (AMB-046, AMB-071), althans een of meer geldbedragen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank komt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde. Het hof zal de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de volgende vrijspraken:
- het onder 1 tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op de personen [naam02] en [naam09] ; en
- het onder 2 tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op het bedrag van € 10.075,00 dat is aangetroffen in de woning van de verdachte.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van beide feiten.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman betoogd dat de verdachte niet als professioneel dienstverlener kan worden aangemerkt en de werkzaamheden veelal gratis dan wel voor een gering bedrag uitvoerde. Bovendien kan het opzet niet worden bewezen, nu het mogelijk is dat de verdachte meende dat een aftrekpost kon worden opgevoerd, terwijl dit achteraf volgens de Belastingdienst niet zo bleek te zijn.
De verdachte heeft ten aanzien van de onder 2 tenlastegelegde witwasverdenking voor wat betreft het aangetroffen geldbedrag in de kluis bij [plek01] , een verklaring afgelegd die niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Het geldbedrag is immers deels afkomstig uit de verkoop van aandelen van [bedrijf01] (ongeveer € 70.000,00), van zijn zwager [naam10] (€ 110.000,00) en van zijn broer [naam11] (€ 130.000,00). De verdachte heeft eveneens een verklaring gegeven met betrekking tot het bedrag van € 485.560,17 dat op de bankrekeningen ten name van [stichting01] stond. Aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Onjuist doen van belastingaangifte
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde niet relevant is of de verdachte kan worden aangemerkt als een professioneel dienstverlener, noch of zijn handelen ertoe heeft geleid dat hij op enige wijze voordeel heeft genoten. Op grond van het dossier kan worden vastgesteld dat de verdachte belastingaangiftes ten behoeve van andere personen heeft ingediend, waarbij hij diverse aftrekposten heeft opgevoerd, terwijl de betreffende personen daar geen aanspraak op konden maken. De verdachte heeft slechts beperkt tot geen onderzoek ingesteld naar de juistheid van de opgevoerde aftrekposten. Zo heeft hij naar eigen zeggen de belastingplichtigen soms naar bewijsstukken voor de aftrekposten gevraagd, maar hij heeft deze bewijsstukken niet daadwerkelijk gezien dan wel gecontroleerd. Gelet op het voorgaande is het hof met de rechtbank van oordeel dat de verdachte aldus de aanmerkelijke kans heeft aanvaard en daarmee minst genomen voorwaardelijke opzet heeft gehad dat de opgevoerde aftrekposten – en daarmee de desbetreffende belastingaangiften – onjuist waren.
Gewoontewitwassen
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf, maar wel dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf. Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
In de woning van de verdachte is een huurovereenkomst aangetroffen die ziet op de huur van een kluis bij [plek01] en de daarbij behorende kluissleutels. Deze voorwerpen bevonden zich achter een plint, voorzien van een scharniermechanisme, in de bijkeuken van verdachtes woning. De verdachte betaalde de huur van de kluis, met gebruikmaking van het bankrekeningnummer bij de ING van zijn zwager. In deze kluis is een contant geldbedrag van € 312.340,00 aangetroffen.
Op de bankrekening ten name van de [stichting01] , waarvan de verdachte de penningmeester was, stond een bedrag van € 485.560,17. De voorzitter van de stichting betrof de schoonzus van de verdachte. Zij heeft verklaard dat de stichting op advies van de verdachte is opgericht en dat hij de volledige volmacht en het beheer had over de bankrekeningen. Bescheiden met betrekking tot het girale geldbedrag ontbreken. Uit het dossier blijkt wel dat de verdachte in 2008 en 2009 meermalen geld, in totaal een bedrag van € 260.000,00, van zijn eigen bankrekening heeft overgeschreven naar de bankrekening van de stichting, terwijl zijn inkomen (de hoogte van) het geldbedrag niet kan verklaren.
Gelet op het voorgaande acht het hof een vermoeden van witwassen ten aanzien van beide geldbedragen gerechtvaardigd. Dat betekent dat van de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring mag worden verlangd dat de geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Aangetroffen € 312.340,00 in de kluis ( [plek01] )
De verdachte heeft verklaard dat een gedeelte afkomstig is uit de verkoop van aandelen van [bedrijf01] (ongeveer € 70.000,00), een gedeelte toebehoort aan zijn zwager [naam10] (€ 110.000,00) en een gedeelte is ontvangen van zijn broer [naam11] (€ 130.000,00). Het bedrag van € 130.000,00 van de broer van de verdachte zou afkomstig zijn uit de verkoop van een houtverwerkingsbedrijf genaamd [bedrijf02] B.V. Het hof is van oordeel dat de verdachte daarmee een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven. Het openbaar ministerie heeft daarnaar nader onderzoek verricht.
Uit loongegevens van [bedrijf01] B.V. volgt dat de verdachte in 2004 € 69.090,52 uit de verkoop van aandelen van de onderneming heeft ontvangen. Weliswaar ligt dit tijdstip geruime tijd voor het tijdstip van aantreffen van de gelden in de bankkluis bij [plek01] , maar ten aanzien van dit geldbedrag kan de legale herkomst niet worden uitgesloten. Het hof zal de verdachte daarom vrijspreken van het onder 2 tenlastegelegde voor zover dat ziet op het bedrag van € 69.090,52 dat is aangetroffen in de kluis bij [plek01] .
Het hof is van oordeel dat ten aanzien van het resterende geldbedrag van € 243.249,48 (€ 312.340,00 minus € 69.090,52) niet is komen vast te staan dat dit bedrag een legale herkomst heeft of kan hebben. Het openbaar ministerie heeft immers nader onderzoek verricht naar het door de verdachte genoemde houtverwerkingsbedrijf van de broer van de verdachte. Op het door de verdachte genoemde adres in [adres02] is het houtverwerkingsbedrijf [bedrijf03] N.V. gevestigd. Uit het onderzoek is gebleken dat de directeur van het bedrijf heeft verklaard dat het bedrijf de afgelopen zestig jaren niet is verkocht en in het bezit is van een andere familie dan die van de broer van de verdachte. De verklaring van de verdachte is, voor zover deze aan de hierboven uiteengezette vereisten voldoet, onderzocht en de daaruit voortgekomen onderzoeksbevindingen duiden erop dat de verklaring van de verdachte niet op waarheid berust. Voor het overige is de verklaring van de verdachte niet verifieerbaar. Verder onderzoek door het openbaar ministerie is daarom ook niet geboden. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte € 243.249,48 heeft witgewassen.
Aangetroffen € 485.560,17 op de bankrekening ( [stichting01] )
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat drie verschillende bedrijven geld op de bankrekening van de stichting hebben gestort. Ook ten aanzien van dit aangetroffen geldbedrag heeft hij verklaard dat er inkomsten zijn vergaard uit de verkoop van het houtverwerkingsbedrijf van zijn broer, deze keer aangevuld met € 260.000,00 van zijn moeder. Het bedrag van € 260.000,00 is vervolgens op de bankrekening van de stichting gestort. Het hof acht deze verklaring onvoldoende, nu deze niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen. De verdachte heeft het witwasvermoeden aldus niet ontzenuwd. Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte € 485.560,17 heeft witgewassen.
Het hof acht eveneens bewezen dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen, nu hij gedurende een aantal jaren meermalen gelden heeft witgewassen, die tezamen een aanzienlijk geldbedrag opleveren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.primairhij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2014 te Rotterdam, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, te weten elektronische aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2010 en 2011 en 2012 en 2013, ten name van

- [naam01] (2013) en
- [naam03] (2010/2011/2012) en
- [naam04] (2010/2011/2012/2013) en
- [naam05] (2010/2011/2012/2013) en
- [naam06] (2010/2011) en
- [naam07] (2010/2011/2012/2013) en
- [naam08] (2010/2011/2012/2013),
onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Rotterdam ingezonden aangiften inkomstenbelasting over genoemde aangiftetijdvakken
- te hoge of gefingeerde aftrekposten (waaronder medische kosten en vervoerskosten en dieetkosten en giften en ondernemersaftrek), en
- te lage bedragen aan belastbaar inkomen uit werk en woning,
opgegeven, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;

2.hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 8 maart 2016 in Nederland,

a. telkens voorwerpen, te weten een geldbedrag van 243.249,48 euro (contant aangetroffen in een kluis bij [plek01] ), en een geldbedrag van in totaal 485.560,17 euro (totaal van saldi op de bankrekeningen op naam van [stichting01] , de herkomst, de vindplaats, heeft verhuld, en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren,
en
b. telkens voorwerpen, te weten een geldbedrag van 243.249,48 euro (contant aangetroffen in een kluis bij [plek01] ) en een geldbedrag van in totaal 485.560,17 euro (totaal van saldi op de bankrekeningen op naam van [stichting01] , voorhanden heeft gehad en/of heeft omgezet, terwijl hij wist, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straf
De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop, de schending van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hij heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf, op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude door opzettelijk, namens anderen die hem die taak toevertrouwden, onjuiste aangiften inkomstenbelasting te doen, waardoor telkens een te laag bedrag aan belasting werd geheven. Door zo te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat de Belastingdienst in de aangeleverde gegevens die door belastingplichtigen worden verstrekt, geschaad. Bovendien heeft hij de Staat der Nederlanden en daarmee de samenleving benadeeld. De verdachte lijkt hiervoor zijn verantwoordelijkheid niet te willen nemen, nu hij heeft volhard in zijn stelling dat de onjuistheden onder verantwoordelijkheid vallen van de belastingplichtigen voor wie hij de aangiftes heeft gedaan.
De verdachte heeft daarnaast een totaalbedrag van € 728.809,65 witgewassen en daarvan een gewoonte gemaakt. Witwassen van crimineel geld is schadelijk voor de legale economie. Het in omloop zijn van witgewassen geldbedragen faciliteert bovendien ander strafbaar handelen en tast de integriteit van het financiële verkeer aan. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin en daarbij geen acht geslagen op de gevolgen van zijn handelen voor de samenleving.
Het hof acht in beginsel een gevangenisstraf van achttien maanden passend en geboden. Gelet op het tijdsverloop vanaf de aanvang van deze strafzaak tot de huidige behandeling in hoger beroep dient bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf rekening te worden gehouden met het recht op berechting binnen een redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Naar het oordeel van het hof is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, terwijl die overschrijding niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Om die reden zal het hof de op te leggen gevangenisstraf matigen tot de duur van veertien maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Alhoewel de feiten geruime tijd geleden hebben plaatsgevonden, is het hof van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de onderhavige feiten en omstandigheden niet kan worden volstaan met een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit. Een andere strafsoort of modaliteit dan de hiervoor genoemde onvoorwaardelijke vrijheidsstraf acht het hof niet passend.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 33, 33a, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
Het onder 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de hierna te noemen in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen die de verdachte toebehoren. Zij zullen daarom worden verbeurd verklaard. De verdachte wordt vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van € 69.090,52. Dit bedrag zal aan hem worden teruggegeven.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de volgende vrijspraken:
- het onder 1 tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op de personen [naam02] en [naam09] ; en
- het onder 2 tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op het bedrag van € 10.075,00 dat is aangetroffen in de woning van de verdachte.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • Geld Euro [nummer01] contant geld 312340,- in kluis,
  • Het bedrag van € 485.560,17op de bankrekening met nummer [iban_nummer01] t.n.v. [stichting01] .
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- Geld Euro [nummer01] contant geld 312340,- in kluis,
voor wat betreft een bedrag van € 69.090,52.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Den Haag, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. H.A. Stalenhoef en mr. N.A. Schimmel, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 2 mei 2023.
mr. A.D.R.M. Boumans en mr. N.A. Schimmel zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.