ECLI:NL:GHAMS:2023:1024

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
23-000959-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake telen en aanwezig hebben van hennep, aantreffen harddrugs en verkoop op straat

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 11 maart 2019 was gewezen. De verdachte, geboren in 1993, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor het telen en aanwezig hebben van hennep, alsook voor het bezit en de verkoop van harddrugs, waaronder cocaïne en heroïne. De tenlastelegging omvatte verschillende feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van 20 september 2018 tot en met 8 november 2018 in Alkmaar. Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 12 april 2023, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten hebben gepresenteerd.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 november 2018 opzettelijk cocaïne en heroïne aanwezig heeft gehad en dat hij in dezelfde periode hennepplanten heeft geteeld. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van 180 dagen opgelegd, waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. In hoger beroep heeft het hof de straf heroverwogen, rekening houdend met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Het hof heeft geoordeeld dat de opgelegde straf passend is, maar heeft de proeftijd van de voorwaardelijke straf verlaagd naar één jaar vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in het hoger beroep.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke geldboete bevolen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000959-19
datum uitspraak: 26 april 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 maart 2019 in de strafzaak onder de parketnummers 15-223850-18 en 15-066274-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 12 april 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in de periode 20 september 2018 tot en met 8 november 2018 te Alkmaar, gemeente Alkmaar, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk (telkens) aanwezig heeft gehad,
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne en/of
(telkens) meerdere althans een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij in of omstreeks de periode 20 september 2018 tot en met 8 november 2018 te Alkmaar, gemeente Alkmaar, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres02] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 154 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Alkmaar, gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 56.7 gram althans in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en/of
- 21.2 gram althans in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne en/of
althans (telkens) meerdere althans een middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 8 november 2018 te Alkmaar, gemeente Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
34 gram hennep(gruis) en/of
(in totaal) ongeveer 154 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep en/of delen van hennep(planten), zijnde hennep althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 8 november 2018 te Alkmaar opzettelijk heeft verkocht
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
en
hij in de periode van 20 september 2018 tot 8 november 2018 te Alkmaar opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres02] , een hoeveelheid van 154 hennepplanten;
2.
hij op 8 november 2018 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
- 56,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne en
- 21,2 gram van een materiaal bevattende heroïne;
en
hij op 8 november 2018 te Alkmaar opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 34 gram hennep(gruis).
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 104 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft geen ander strafmaatverweer gevoerd, dan dat hij aandacht heeft gevraagd voor de positief gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft verzocht in verband met de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep een kortere proeftijd aan een eventueel op te leggen voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen en aanwezig hebben van hennep. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is echter niet alleen uit het oogpunt van bescherming van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep, vanwege de grote winsten die daarmee worden gemaakt, allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Voorts zijn bij de verdachte verschillende soorten harddrugs aangetroffen en heeft hij harddrugs op straat verkocht. In het algemeen geldt voor dergelijke verdovende middelen dat zij in hoge mate verslavend zijn, met alle nadelige gevolgen van dien, voor de gebruikers zelf én voor de samenleving als geheel.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 27 maart 2023 is de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten, onder meer een overtreding van de Opiumwet in 2014, onherroepelijk veroordeeld.
Het hof is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte, alleen een vrijheidsstraf als straf in aanmerking komt, Het hof acht de door de politierechter opgelegde (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf in beginsel passend en geboden is. Het onvoorwaardelijk deel daarvan heeft de verdachte reeds in voorarrest doorgebracht. Het hof stelt evenwel vast dat in hoger beroep sprake is geweest van overschrijding van de redelijke termijn, nu het hoger beroep door de verdachte op 11 maart 2019 is ingesteld, terwijl het hof eerst thans arrest wijst. Dit betekent dat in hoger beroep een overschrijding van de redelijke termijn heeft plaatsgevonden van ruim 25 maanden. Om die reden zal het hof aan het voorwaardelijk strafdeel een proeftijd van één jaar in plaats van twee jaren verbinden, conform het verzoek van de raadsman.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 juni 2018 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 250,00 subsidiair 5 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
104 (honderdvier) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 1.949,50.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 15 juni 2018, parketnummer 15-066274-18, te weten van:
een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. S. Jongeling en mr. H.A. Stalenhoef, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2023.
Mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.