In deze zaak heeft [A], een minderheidsaandeelhouder van Fuikebrug B.V., op 19 juli 2021 een verzoekschrift ingediend bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Hij verzocht om het vaststellingsbesluit van de algemene vergadering van Fuikebrug van 26 mei 2021, betreffende de jaarrekening 2020, te vernietigen. [A] stelde dat de jaarrekening geen getrouw beeld gaf van het vermogen en resultaat van de vennootschap, en dat er materiële fouten in de jaarrekening waren. Fuikebrug heeft hiertegen verweer gevoerd en de verzoeken van [A] afgewezen.
De Ondernemingskamer heeft de zaak op 28 oktober 2021 behandeld. Tijdens de zitting zijn de standpunten van beide partijen toegelicht. [A] heeft verschillende tekortkomingen in de jaarrekening aangevoerd, waaronder onduidelijkheden en evidente onjuistheden. Fuikebrug heeft gemotiveerd verweer gevoerd en gesteld dat de jaarrekening correct was opgesteld volgens de geldende wet- en regelgeving.
De Ondernemingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek van [A] grotendeels werd afgewezen, maar heeft Fuikebrug wel opgedragen om in de jaarrekeningen voor de verslagjaren na 2020 de gekozen restwaarde bij afschrijvingen nader te verantwoorden. [A] werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is gegeven op 10 maart 2022.