ECLI:NL:GHAMS:2022:909

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
20/00531
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van een haarverzorgingsmiddel of insectendodend middel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.A. Biermasz, tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de indeling van een product, dat door belanghebbende als haarverzorgingsmiddel werd aangemerkt, maar door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane als insectendodend middel werd geclassificeerd. De inspecteur had een uitnodiging tot betaling van douanerechten en omzetbelasting aan belanghebbende uitgereikt, die na bezwaar door de inspecteur werd gehandhaafd. De rechtbank had in haar eerdere uitspraak de uitnodiging tot betaling gedeeltelijk vernietigd, maar de inspecteur in het gelijk gesteld met betrekking tot de indeling van het product. Het Hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de samenstelling van het product, dat voor 99% uit dimeticon bestaat en bedoeld is om hoofdluizen en neten te bestrijden. Het Hof oordeelde dat het product niet kan worden ingedeeld onder post 3305 (haarverzorgingsmiddelen) omdat het primaire doel het doden van insecten is. Het Hof bevestigde de indeling onder post 3808 (insectendodend middel) en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De rechtbank had de proceskosten van belanghebbende toegewezen, wat het Hof bevestigde. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 20/00531
8 maart 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X] ,gevestigd te [Z] , belanghebbende,
gemachtigde: mr. J.A. Biermasz (Ploum)
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 18/1767 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De inspecteur heeft met dagtekening 9 maart 2017 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: de utb) uitgereikt ten bedrage van € 189.544,30 aan douanerechten op industrieproducten, € 3.575,21 aan omzetbelasting en € 3.229,63 aan rente op achterstallen.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak met dagtekening 27 februari 2018 de utb gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 1 september 2020 als volgt beslist, waarbij belanghebbende :
“De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover betrekking hebbend op de douaneaangifte van 30 januari 2014 en de rente op achterstallen met betrekking tot de (vijftien) douaneaangiften gedaan in de periode van 30 januari 2014 tot en met 7 januari 2016;
  • vermindert de utb met een bedrag aan douanerechten van € 7.257,60 tot op een bedrag van € 185.861,91;
  • draagt verweerder op de utb te verminderen met de rente op achterstallen (overweging 6);
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.572;
  • draagt verweerder op het door eiseres betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden.”
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 23 september 2020 en nader gemotiveerd bij brief van 14 januari 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:

Feiten
1. In de periode van 30 januari 2014 tot en met 23 juni 2016 zijn door [vertegenwoordiger 1] te Nijmegen en [vertegenwoordiger 2] te Schijndel als direct vertegenwoordigers van eiseres zestien aangiften tot plaatsing onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” ingediend voor het product [product] (hierna: het product). Het product is in die aangiften als “haarverzorgingsmiddel” aangegeven en in de gecombineerde nomenclatuur (hierna: GN) ingedeeld onder GN-code 3305 9000.
2. In de uitslag van een monsteronderzoek van het product van 26 mei 2016 van het Douane Laboratorium staat onder meer vermeld:
“Bij onderzoek bevonden:
Kleurloze heldere vloeistof (100 ml) in een plastic flesje, verpakt in een doosje.
Het product wordt aangeprezen als een niet-chemische methode om hoofdluizen en neten te bestrijden, op basis van dimeticon. Met analyse is aangetoond dat het product dimeticon bevat.
Toelichting op de bevindingen:
Dimeticon is een stof die wordt gebruikt voor de bestrijding van hoofdluis.
(…)”
3. In november 2016 is bij eiseres een controle na de invoer (CNI) ingesteld naar (onder meer) de juistheid van de in voornoemde aangiften vermelde GN-code.
Naar aanleiding van de CNI is het controlerapport van 27 februari 2017 opgemaakt. In het controlerapport staat vermeld dat het product moet worden ingedeeld als een “insectendodend middel” onder GN-code 3808 9190 met een douanerecht van 6%. In verband met de hierdoor ontstane douaneschuld is de utb uitgereikt.
4. Het product betreft een haarlotion bestemd voor het doden van hoofdluizen en neten door middel van verstikking. Het product moet op droog haar worden aangebracht en moet na het aanbrengen ongeveer 15 minuten inwerken. Na het gebruik van het product moeten de haren met de bijbehorende netenkam worden uitgekamd, zodat de hoofdluizen en neten verwijderd worden. Het product bestaat voor ten minste 99% uit dimeticon (polydimethylsiloxaan). Daarnaast bestaat het product voor maximaal 0,25% uit tocopheryl acetate (vitamine E), voor maximaal 0,25% uit prunus armeniaca (abrikoospitolie) en voor maximaal 0,25% uit prunus dulcis (amandelolie).”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de utb, zoals verminderd door de rechtbank, terecht aan belanghebbende is uitgereikt.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in
de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar de naar aanleiding van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Relevante wet- en regelgeving

4.1.
Het opschrift van hoofdstuk 33 van de GN luidt:
“Etherische oliën en harsaroma's; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten”
4.2.
Post 3305 luidt als volgt:
4.3.
De Engelse en de Franse taalversie van post 3305 luiden respectievelijk:
4.4.
De GS-toelichting op post 3305 luidt:
“This heading covers:
(1) Shampoos, containing soap or other organic surface-active agents (see Note 1 (c) to Chapter 34), and other shampoos. All these shampoos may contain subsidiary pharmaceutical or disinfectant constituents, even if they have therapeutic or prophylactic properties (see Note 1 (e) to Chapter 30).
(2) Preparations for permanent waving or straightening.
(3) Hair lacquers (sometimes known as “hair sprays”).
(4) Other hair preparations, such as brilliantines; hair oils, creams (“pomades”) and dressings; hair dyes and bleaches used on the hair; cream-rinses.
Preparations applied to hair on parts of the human body other than the scalp are excluded (heading 33.07).”
4.5.
GS-tarifering 3305.10/2 (GS2012) luidt:
“2. Shampoo containing 1.10 % depallethrin (active ingredient), 4.40 % piperonyl butoxide (synergist for the active ingredient), anionic, non-ionic and amphoteric surface-active agents, sodium benzoate (preservative), citric acid and water. The product is packaged for retail sale in a 125-ml plastics bottle, which itself is packaged in a paperboard box. Both the bottle and box indicate that the product is a "shampoo for treating lice and nits on the scalp (head lice)" and that it is used in the same manner as other shampoos.
Application of GIR 1, Note 1 (e) to Chapter 30 and Note 3 to Chapter 33.
Adoption : 1999”
4.6.
Post 3808 luidt:
(…)
4.7.
De Engelse en de Franse taalversie van post 3808 luiden respectievelijk:
4.8.
De GS-toelichting op post 3808 luidt:
“This heading covers a range of products (
other thanthose having the character of medicaments, including veterinary medicaments
heading 30.03or
30.04) intended to destroy pathogenic germs, insects (mosquitoes, moths, Colorado beetles, cockroaches, etc.), mosses and moulds, weeds, rodents, wild birds, etc. Products intended to repel pests or used for disinfecting seeds are also classified here.
These insecticides, disinfectants, herbicides, fungicides, etc., are applied by spraying, dusting, sprinkling, coating, impregnating, etc., or may necessitate combustion. They achieve their results by nervepoisoning, by stomachpoisoning, by asphyxiation or by odour, etc.
(…)
These products are classified here in the following cases only:
(1) When they are put up in packings (such as metal containers or paperboard cartons) for retail sale as disinfectants, insecticides, etc., or in such forms (e.g., in balls, strings of balls, tablets or plates) that there can be no doubt that they will normally be sold by retail.
Products put up in these ways may or may not be mixtures. The unmixed products are mainly chemically defined products which would otherwise fall in Chapter 29, e.g., naphthalene, or 1,4dichlorobenzene.
(…)
(3) When they are put up in the form of
articlessuch as sulphurtreated bands, wicks and candles (for disinfecting and fumigating vats, living quarters, etc.), flypapers (including those coated with glue not containing poisonous matter), grease bands for fruit trees (including those not containing poisonous matter), papers impregnated with salicylic acid for preserving jams, papers or small wooden sticks coated with lindane (ISO, INN) and acting by combustion, etc.
The products of heading 38.08 can be divided into the following groups:
(I)
Insecticides
Insecticides include not only products for killing insects, but also those having a repellent or attractant effect. The products may be in a variety of forms such as sprays or blocks (against moths), oils or sticks (against mosquitoes), powder (against ants), strips (against flies), cyanogen gas absorbed in diatomite or paperboard (against fleas and lice).
Many insecticides are characterised by their mode of action or method of use. Among these are:
- insect growth regulators: chemicals which interfere with biochemical and physiological processes in insects.
- fumigants: chemicals which are distributed in the air as gases.
- chemosterilants: chemicals used to sterilise segments of an insect population.
- repellents: substances which prevent insect attack by making their food or living conditions unattractive or offensive.
- attractants: used to attract insects to traps or poisoned baits.”
4.9.
GS-tariferingen 3808.91/2 en 3808.91/3 (GS2012) luiden:
“2. Antiparasite lotion containing 1.8 % depallethrin (active ingredient), 7.2 % piperonyl butoxide (synergist for the active ingredient), isododecane and propellant gas HFA134a. The product is packaged for retail sale in a 125 ml bottle of plastics, which itself is packaged in a paperboard box. Both the bottle and box indicate that the product is recommended for treating lice and nits on the scalp (head lice) and that it should be applied once only onto the scalp on dry hair in a ventilated place. After the product is used, the head should be washed with a gentle shampoo that makes removal of the dead nits easier. Application of GIRs 1 and 6. Adoption: 2012
3. Antiparasite lotion containing 1.0 % permethrin (active ingredient), 0.5 % malathion (active ingredient), 4.0 % piperonyl butoxide (synergist for the active ingredient), isododecane and propellant gas HFA134a. The product is packaged for retail sale in a 125-ml bottle of plastics, which itself is packaged in a paperboard box. Both the bottle and box indicate that the product is recommended for treating lice and nits on the scalp (head lice) and that it should be applied once only onto the scalp on dry hair in a ventilated place. After the product is used, the head should be washed with a gentle shampoo that makes removal of the dead nits easier. Application of GIRs 1 and 6. Adoption : 2012”
4.10.
Verordening (EG) nr. 2147/2001 van de Commissie van 31 oktober 2001 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur bepaalt in artikel 1 dat het goed omschreven in kolom 1 van de tabel in de GN wordt ingedeeld onder de corresponderende GN-code vermeld in kolom 2 van voornoemde tabel. De tabel luidt:

5.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft in haar uitspraak ten aanzien van het geschil als volgt overwogen:
“10. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het HvJ, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie recent HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45).
11.1.
Niet in geschil tussen partijen is dat ten minste 99% van het product bestaat uit dimeticon en dat dit bestanddeel bij het product hoofdzakelijk is bedoeld om de hoofdluizen en neten te doden. Het primaire doel van het product is derhalve het doden van de hoofdluizen en neten en niet het verzorgen van het haar. Hierdoor kan het product niet in GS-post 3305 worden ingedeeld als haarverzorgingsmiddel. Dat de Franse en Engelse teksten van GS-post 3305 een iets ruimere uitleg aan het begrip “haarverzorging” geven, zoals eiseres stelt, maakt dit nog niet anders, immers ook uit die teksten valt op te maken dat het (primaire) doel van de producten die onder GS-post 3305 vallen het verzorgen van het haar is en niet het doden van insecten. Dit vindt steun in de tekst van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 2147/2001, waarin een product dat op het haar moet worden aangebracht niet als product voor de haarverzorging kan worden ingedeeld, omdat het geen preparaat is voor het verzorgen van het hoofdhaar.
11.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is GS-post 3808 niet beperkt tot middelen die insecten doden door vergiftiging. Dat de middelen die in de onderverdelingen worden genoemd allemaal doden door vergiftiging, betekent niet dat de restcategorie “andere” ook uitsluitend middelen die doden door vergiftiging bevat. De tekst van GS-post 3808 geeft geen aanleiding voor een dergelijke beperkte uitleg en ook uit de opsomming in de IDR-toelichting (“Ze zijn werkzaam door vergiftiging (voedselvergiftiging, vergiftiging langs de luchtwegen, zenuwvergiftiging), door de reuk, enz.”) blijkt dat het doden van insecten in de zin van GS-post 3808 op andere manieren dan door vergiftiging kan plaatsvinden. Nu het product van eiseres insecten doodt door verstikking, moet het als insectendodend middel worden ingedeeld in GS-post 3808. Dat het product ook in zeer geringe mate haarverzorgende bestanddelen bevat, die het kammen van het haar makkelijker maakt, doet hieraan niet af, omdat het product gelet op de samenstelling en de gebruiksaanwijzing niet gericht is op het verzorgen van het haar maar op het doden van luizen en neten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het product terecht onder GN-code 3808 9190 heeft ingedeeld, zodat het gelijk aan verweerder is.
12. Gelet op hetgeen de rechtbank onder 6 heeft overwogen dient het beroep evenwel gegrond te worden verklaard en de uitspraak op bezwaar gedeeltelijk te worden vernietigd.
Proceskosten
13. Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, is er aanleiding verweerder op de voet van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.572 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift; 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting; met een waarde van € 261 per punt; 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting bij de behandeling van het beroepschrift met een waarde van € 525 per punt, een wegingsfactor 1).”

6.Beoordeling van het geschil

6.1.
Partijen houdt verdeeld onder welke tariefpost het door belanghebbende geïmporteerde product [product] (hierna: het product) dient te worden ingedeeld in de Gecombineerde Nomenclatuur (GN). Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het product uitsluitend kan worden ingedeeld onder post 3305 (“haarverzorgingsmiddelen”, zie 4.2). Indeling onder post 3808 (“insectendodend middel”, zie 4.6) is volgens belanghebbende niet mogelijk, omdat het product geen giftige stoffen bevat. De inspecteur betoogt dat indeling onder post 3305 niet mogelijk is, omdat het geen haarverzorgingsmiddel betreft. De inspecteur staat indeling onder post 3808 voor. Het Hof overweegt ter zake als volgt.
6.2.
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld acht het Hof het product vatbaar voor indeling onder post 3305. Gelet op de authentieke Engelse en Franse taalversies van het Geharmoniseerd Systeem (GS, zie 4.3), waarin wordt gesproken over “preparaat voor gebruik op het haar”, respectievelijk “preparaten voor het haar” kan het product met toepassing van indelingsregel 1 onder deze post worden ingedeeld. Vast staat immers dat het product uitsluitend bestemd is om op het haar te worden aangebracht, ten einde luizen en neten te doden. De omstandigheid dat de (niet authentieke) Nederlandse taalversie de term “haar
verzorgingsmiddelen” gebruikt (cursivering Hof), staat niet aan dit oordeel in de weg. Zo voor indeling onder post 3305 al vereist zou zijn dat het een
verzorgendhaarproduct betreft, is het Hof met belanghebbende van oordeel dat het doden van in of op het haar aanwezige luizen en neten kwalificeert als ‘haarverzorging’.
6.3.
Belanghebbende heeft er op gewezen dat in de (authentieke) Engelse en Franse taalversie van post 3808 (zie 4.7) niet wordt gesproken over “insectendodende middelen” maar over “insecticides”. Hieruit volgt, naar belanghebbende stelt, dat een product giftige stoffen dient te bevatten om te kunnen worden ingedeeld als “insectendodend middel” in de zin van post 3808. Het onderhavige product bestaat voor 99% uit dimeticon, een synthetische olie gebaseerd op siliconen. Door de siliconenolie in het haar aan te brengen worden daar aanwezige neten en luizen afgesloten van zuurstof en gaan zij dientengevolge dood door verstikking. Omdat de dodelijke werking van het product niet het gevolg is van daarin aanwezige giftige stoffen is indeling onder post 3808 niet mogelijk, aldus belanghebbende. Het Hof volgt belanghebbende hierin niet. Uit de GS-toelichting (zie 4.8) volgt dat onder post 3808 een breed scala aan producten valt en dat deze producten het beoogde (dodelijke) resultaat bereiken (cursivering Hof): “by nerve poisoning, by stomach poisoning,
by asphyxiationor by odour, etc.”. Hieruit volgt dat de afwezigheid van gifstoffen niet aan indeling onder post 3808 in de weg staat. Het product is daarom ook vatbaar voor indeling onder post 3808.
6.4.
Nu het product met toepassing van indelingsregel 1 onder twee posten kan worden ingedeeld, dient toepassing te worden gegeven aan indelingsregel 3. Ingevolge indelingsregel 3 a heeft de post met de meest specifieke omschrijving voorrang boven posten met een meer
algemene strekking. Bij vergelijking van de bewoordingen van post 3305 met de bewoordingen van post 3808 kan naar ’s Hofs oordeel niet worden gezegd dat de omschrijving van de ene post meer specifiek is dan die van de andere post. Post 3305 onderscheidt zich weliswaar van post 3808 doordat in de eerstgenoemde post is vermeld waar het product dient te worden toegepast (in het haar/op het hoofd), maar daar staat tegenover dat in laatstgenoemde post tot uitdrukking is gebracht met welk oogmerk het product wordt toegepast (het doden van insecten).
6.5.
Nu beide in aanmerking komende posten betrekking hebben op het gehele product en niet slechts op een samenstellend deel daarvan, wordt – anders dan de inspecteur in hoger beroep heeft betoogd – niet toegekomen aan de toepassing van indelingsregel 3 b.
6.6.
Bij deze stand van het geding dient het product met toepassing van indelingsregel 3 c te worden ingedeeld onder de post die in volgorde van nummering het laatst is geplaatst, dus onder post 3808. De door de rechtbank toegepaste tariefindeling is dus juist, wat er ook zij van de daartoe door de rechtbank gebezigde gronden.
6.7.
Anders dan belanghebbende betoogt, staat GS-tarifering 3305.10/2 (zie 4.5), waarbij een luizenshampoo met gifstoffen is ingedeeld onder post 3305, niet aan voormeld oordeel in de weg, reeds omdat in casu geen sprake is van een shampoo, maar van een lotion. Genoemde tarifering vindt haar verklaring in de onder 4.4 aangehaalde GS-toelichting op post 3305, waarin – uitsluitend ten aanzien van shampoos – is vermeld:
“All these shampoos may contain subsidiary pharmaceutical or disinfectant constituents, even if they have therapeutic or prophylactic properties (see Note 1 (e) to Chapter 30).”
Het Hof stelt verder vast dat in de GS-tariferingen 3808.91/2 en 3808.91/3 (zie 4.9) luizenlotions zijn ingedeeld onder post 3808, zodat in deze tariferingen steun kan worden gevonden voor het onder 6.6 gegeven oordeel dat de onderhavige luizenlotion onder post 3808 dient te worden ingedeeld.
6.8.
Belanghebbende heeft in hoger beroep gesteld dat de rechtbank haar ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de kosten van de bezwaarfase. Deze stelling berust op een onjuiste lezing van de uitspraak van de rechtbank, nu uit het dictum van die uitspraak (zie 1.3) blijkt dat aan belanghebbende een proceskostenvergoeding van € 1.572 is toegekend en in dit bedrag een vergoeding van € 522 voor de kosten van de bezwaarfase is begrepen (zie r.o. 13 van de rechtbankuitspraak). Het hoger beroep faalt ook in zoverre.
Slotsom
6.9.
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

7.Kosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten van het hoger beroep, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

8.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. B.A. van Brummelen, voorzitter van de douanekamer, F.J.P.M. Haas en C.J. Hummel, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman, als griffier. De beslissing is op 8 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.