ECLI:NL:GHAMS:2022:906

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
25 maart 2022
Zaaknummer
21/00097
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de controle door scanauto's in Amsterdam

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam is opgelegd aan belanghebbende. De naheffingsaanslag, gedateerd 9 november 2019, bedraagt € 64,10, waarvan € 1,40 aan nageheven parkeerbelasting en € 62,70 aan kosten. De heffingsambtenaar heeft de aanslag gehandhaafd na een ongegrond verklaard bezwaar. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die de uitspraak van de heffingsambtenaar heeft bevestigd op 21 december 2020. Het hoger beroep van belanghebbende is op 20 januari 2021 ingediend en betreft de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

De controle op het betalen van parkeerbelasting in Amsterdam wordt uitgevoerd met behulp van scanauto's, die kentekens scannen en GPS-gegevens vastleggen. Tijdens de zitting is vastgesteld dat de scanauto op 6 november 2019 om 20:04 uur de auto van belanghebbende heeft gescand, terwijl er geen parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank heeft eerder in een uitspraak van 21 april 2017 bevestigd dat de werkwijze van de gemeente bij het controleren van parkeerbelasting met scanauto's voldoet aan de eisen van zorgvuldigheid en dat de gegevens die door de scanauto's worden verzameld als bewijs kunnen worden gebruikt.

Het Hof heeft in hoger beroep geoordeeld dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de auto van belanghebbende op de aangegeven datum en tijd op de juiste locatie stond zonder dat de verschuldigde parkeerbelasting was betaald. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft de juiste procedure gevolgd en de naheffingsaanslag is terecht opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/00097
8 maart 2022
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] ,wonende te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak van 21 december 2020 in de zaak met kenmerk AMS 20/126 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam,de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 9 november 2019 een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan belanghebbende opgelegd ten bedrage van € 64,10 (hierna: de naheffingsaanslag). De nageheven parkeerbelasting bedraagt € 1,40 en de in rekening gebrachte kosten voor het opleggen van de naheffingsaanslag bedragen € 62,70.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het daartegen gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar van 30 december 2019 ongegrond verklaard en de naheffingsaanslag gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 21 december 2020 het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen de uitspraak van de rechtbank door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 20 januari 2021 en is nader aangevuld op 15 februari 2021 en 12 maart 2021. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2022. Met instemming van partijen zijn ter zitting gelijktijdig behandeld het hoger beroep van belanghebbende alsmede de hoger beroepen in de zaken met de kenmerken 21/00037, 21/00098, 21/00099 en 21/00539. Al hetgeen in één van deze zaken is overgelegd of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn overgelegd of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
In de gemeente Amsterdam wordt de controle op het betalen van parkeerbelasting (mede) uitgevoerd met behulp van zogenoemde scanauto’s. Tijdens een controle door een scanauto is geconstateerd dat de auto van belanghebbende met kenteken [kenteken] op 6 november 2019 om 20:04 uur stilstond ter hoogte van [straatnaam en huisnummer] te Amsterdam (hierna: de locatie), zonder dat hiervoor parkeerbelasting was voldaan. De locatie is door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam aangewezen als parkeerplaats waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. De heffingsambtenaar heeft daarom de in geding zijnde naheffingsaanslag opgelegd.
2.2.
Ter onderbouwing van de door hem opgelegde naheffingsaanslag heeft de heffingsambtenaar als bijlage bij zijn verweerschrift in eerste aanleg een ‘dossier naheffingsaanslag’ overgelegd. In dit document zijn onder meer de door de scanauto doorgezonden gegevens vermeld alsmede de verwerkingshistorie daarvan. Het betreft onder andere de volgende gegevens:
  • onder de rubriek ‘Gegevens overtreding’ zijn onder meer vermeld het gescande kenteken, datum en tijdstip constatering, ‘GPS positie voertuig’ (met daarbij vermeld gps-coördinaten), adres, nummer parkeerplaats en de vastlegging “Geparkeerd: Ja”;
  • onder ‘Verwerkingshistorie’ zijn onder meer datum en tijdstip van verwerking van de door de scanauto gegenereerde gegevens vermeld, alsmede onder andere de constateringen “Stationair voertuig”, “Parkeerplaats gematcht”, en “Geen geldige parkeerrechten gevonden”. Voorts is vermeld dat een beeldcontrole heeft plaatsgevonden en dat tijdens een daarop volgende ‘nachtcontrole’ “Geen geldige parkeerrechten [zijn] gevonden”, waarna de naheffingsaanslag is opgelegd;
  • onder ‘Geo informatie’ is een via Google Earth gegenereerde kaart opgenomen, waarop aan de hand van de hiervoor genoemde ‘GPS positie voertuig’, onder vermelding van de gps-coördinaten, de “Locatie gescand voertuig” met een pijltje is aangegeven;
  • onder ‘Voertuiggegevens’ zijn onder andere kenteken, type, merk en model van de auto vermeld;
  • onder ‘Foto’s’ is een aantal door de scanauto ten tijde van de kentekenscan gemaakte foto’s van de auto en de directe omgeving opgenomen (met vermelding van datum en tijdstip van de gemaakte foto’s).
2.3.
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft in haar uitspraak van 21 april 2017 met kenmerken AMS 16/1490 en AMS 16/1491 (ECLI:NL:RBAMS:2017:2740) onder meer het volgende vastgesteld omtrent de met ingang van 1 januari 2016 door de gemeente gehanteerde werkwijze bij controle op het betalen van parkeerbelasting met behulp van scanauto’s (in deze uitspraak is de heffingsambtenaar aangeduid als ‘verweerder’):
“9. De rechtbank stelt vast dat verweerder de controle op het betalen van parkeerbelasting per 1 januari 2016 heeft gewijzigd. Voorheen scande een scanauto van uitvoeringsorganisatie Egis het kenteken van een geparkeerd voertuig. Indien bleek dat geen parkeerbelasting was betaald, kwam korte tijd later een parkeercontroleur naar het voertuig om te onderzoeken of parkeerbelasting verschuldigd was. In de nieuwe werkwijze maakt de scanauto een scan en enkele foto’s van de auto, die worden bekeken op een computerscherm op kantoor door medewerkers van een zogenoemde ‘Deskforce’. Er komt niet meer standaard een parkeercontroleur langs voor een onderzoek ter plaatse. De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak eerst in het algemeen in te gaan op de nieuwe werkwijze van verweerder. Mede om die reden heeft de rechtbank het onderzoek ter plaatse ingesteld bij de Egis. Uit dit onderzoek is, samengevat, het volgende naar voren gekomen.
10.1.
Verweerder maakt gebruik van scanauto’s om te controleren of parkeerbelasting is betaald voor geparkeerde voertuigen. De scanauto maakt een scan van het kenteken van een voertuig waarvan het vermoeden bestaat dat het geparkeerd staat op een fiscale parkeerplaats. De gps-gegevens van een geparkeerde auto worden na de scan geverifieerd in het Nationaal Parkeer Register (NPR) dat is gekoppeld aan een kaart waarop alle fiscale parkeerplaatsen in Amsterdam zijn vastgelegd.
10.2.
De scanauto maakt tijdens het voorbijrijden uit verschillende hoeken ook vier kleurenfoto’s van het geparkeerde voertuig. Als vijf minuten na de scan geen parkeerbelasting is betaald voor het desbetreffende voertuig, worden de foto’s doorgezonden naar de Deskforce. Een medewerker van de Deskforce beoordeelt vervolgens aan de hand van de foto’s en een kaart van de locatie of er aanleiding is om een naheffingsaanslag op te leggen. Geen naheffingsaanslag wordt opgelegd als uit de foto’s duidelijk blijkt dat sprake is van laden en lossen of van in- of uitstappen. Er wordt ook geen naheffingsaanslag opgelegd als uit de foto’s blijkt dat het voertuig niet op een fiscale parkeerplaats staat. Als geen naheffingsaanslag wordt opgelegd, worden de foto’s door de medewerker van de Deskforce verwijderd.
10.3.
In geval van twijfel of sprake is van parkeren in de zin van de Verordening, kan de medewerker van de Deskforce besluiten om een parkeercontroleur (de zogenoemde ‘Fieldforce’) naar de desbetreffende locatie te sturen. Er kan bijvoorbeeld twijfel zijn als op de foto’s is te zien dat de lampen van het voertuig aanstaan of dat er iemand in het geparkeerde voertuig zit. Ook als de foto’s onduidelijk zijn, kan worden besloten tot een nadere controle door een parkeercontroleur ter plaatse. Indien bij de nadere controle ter plaatse het voertuig niet wordt aangetroffen, wordt geen naheffingsaanslag opgelegd. Eventueel kan de medewerker van de Deskforce of de parkeercontroleur ter plaatse ook het kenteken van het voertuig of de locatie aanpassen indien daarvoor aanleiding is. Als de medewerker van de Deskforce op de foto’s ziet dat er niemand in het voertuig zit, de lampen niet aan staan, en er ook geen andere redenen tot twijfel zijn, wordt geen parkeercontroleur ingeschakeld, maar wordt in beginsel een naheffingsaanslag opgelegd.
10.4. ’
s Nachts volgt er een ‘controlerun’ waarbij nogmaals wordt gecontroleerd of er parkeerbelasting is betaald voor het betreffende voertuig. Als uit deze controle alsnog blijkt dat binnen een bepaalde (vooraf vastgestelde) korte tijd voor of na een scan parkeerbelasting voor het gescande voertuig is betaald, wordt geen naheffingsaanslag opgelegd. Als na deze nachtelijke controle vaststaat dat binnen deze tijdspanne geen parkeerbelasting is betaald, wordt een naheffingsaanslag opgelegd.
10.5.
De medewerkers van de Deskforce zijn zelf ook parkeercontroleur en moeten minimaal drie jaar straatervaring als parkeercontroleur hebben. Zij werken afwisselend bij de Deskforce, als parkeercontroleur op straat en in de scanauto. De foto’s worden telkens door één medewerker van de Deskforce beoordeeld, maar de regisseur van dienst doet steekproeven ter controle van de werkzaamheden van de medewerkers van de Deskforce.”
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de heffingsambtenaar bevestigd dat ten tijde van de onder 2.1 vermelde controle nog dezelfde werkwijze en procedurevoorschriften werden gehanteerd.
2.4.
Tot de gedingstukken behoort een afschrift van een e-mailbericht van 8 april 2021 waarin een nadere toelichting is gegeven op het totstandkomingsproces van de kentekenscan (bijlage bij verweerschrift in hoger beroep, kenmerk 21/00539). De e-mail is afkomstig van een medewerker van Arvoo (de softwareleverancier) en is gezonden naar een medewerker van uitvoeringsorganisatie Egis Parking Services. De volgende toelichting is gegeven:
“Om wat meer context te bieden leg ik kort het proces van het maken van een kentekenscan uit:
  • Kenteken vastleggen:De scanauto rijdt langs geparkeerde voertuigen, waarbij de kentekencamera’s (ANPR-camera’s) continu beelden vastleggen. Een kenteken kan enkele tientallen keren en onder verschillende hoeken worden gezien door het scansysteem. Het scansysteem selecteert automatisch op basis van een betrouwbaarheidsindicator (confidence level) de beste kentekenlezing. Deze wordt vervolgens als basis gebruikt voor de scan. Het tijdstip van deze kentekenlezing wordt gebruikt voor de controle op het aanwezige parkeerrecht (de feitelijke constatering van het kenteken). Alle subsystemen in het scansysteem maken gebruik van dezelfde interne klok welke NTP-gesynchroniseerd is.
  • GPS-positie:Om te bepalen waar het geparkeerde voertuig zich bevindt legt het scansysteem met een zeer hoge nauwkeurigheid de GPS-positie van het gescande voertuig vast. Hiermee kan op basis van de parkeervakkenkaart worden bepaald of het voertuig zich in een parkeervak, op de rijbaan of elders bevindt.
  • Panoramabeelden vastleggen:Naast het maken van kentekenbeelden legt het scansysteem ook continu contextuele beelden vast door middel van de groothoek panoramacamera’s. Het systeem bepaalt automatisch de ideale hoeken ten opzichte van het geparkeerde voertuig. Bij Egis Parking Services in Amsterdam staat het scansysteem zo ingesteld dat er een viertal panoramabeelden bij elke scan worden opgeslagen.
  • Versturen metadata:Vervolgens wordt de metadata (kenteken, plaats en tijd) naar de backoffice verzonden. Staat het voertuig geparkeerd in een fiscaal parkeervak, dan zal er in de backoffice een bevraging bij de parkeerrechtendatabase worden gedaan. Als er geen parkeerrecht aanwezig is vraagt de backoffice de kentekenbeelden en panoramabeelden op bij het scansysteem.
  • Image Review:Een medewerker van de afdeling Image Review controleert alle gegevens en bepaalt op basis van de beschikbare informatie (metadata, kentekenbeelden en panoramabeelden) of er een naheffingsaanslag wordt opgelegd.”
2.5.
Tijdens de zitting in hoger beroep is namens de heffingsambtenaar onder meer het volgende verklaard:
“De ANPR-camera’s in de camerabak bovenop de scanauto bepalen door middel van een driehoeksmeting waar het gescande kenteken zich bevindt en die locatie wordt aangegeven op de digitale parkeervakkenkaart. Deze ANPR-camera’s zijn op alle hoeken van de scanauto gemonteerd. Bovendien maken de panoramacamera’s foto’s van de omgeving. Deze foto’s worden naar de deskforce gezonden. Door de driehoeksmeting van de ANPR-camera’s is de locatie van de geparkeerde auto heel precies te bepalen.”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
Tussen partijen is in geschil of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4.De beslissing en overwegingen van de rechtbank

4.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak als volgt overwogen en beslist:
“2. [Belanghebbende] voert aan dat de heffingsambtenaar in de bestreden uitspraak onvoldoende is ingegaan op zijn bezwaargronden. In zijn bezwaarschrift heeft [belanghebbende] geschreven dat de naheffingsaanslagen niet opgelegd hadden mogen worden, omdat onvoldoende duidelijk was waarop de naheffingsaanslagen gebaseerd waren.
3. De heffingsambtenaar wijst erop dat hij bij brief van 17 december 2019 al heeft toegelicht dat de heffingsambtenaar gebruik maakt van scanauto’s om te controleren of parkeerbelasting is betaald voor geparkeerde voertuigen. De scanauto maakt een scan van het kenteken van een voertuig waarvan het vermoeden bestaat dat het geparkeerd staat op een fiscale parkeerplaats. De gps-gegevens van een geparkeerde auto worden na de scan geverifieerd in het Nationaal Parkeer Register (NPR) dat is gekoppeld aan een kaart waarop alle fiscale parkeerplaatsen in Amsterdam zijn vastgelegd. De scanauto maakt tijdens het voorbijrijden uit verschillende hoeken ook vier kleurenfoto’s van het geparkeerde voertuig. Als geen parkeerbelasting is betaald voor het desbetreffende voertuig, wordt een naheffingsaanslag opgelegd.
4. De rechtbank overweegt dat in een uitspraak van 21 april 2017 van deze rechtbank deze wijze van controleren aan de orde is gekomen [
voetnoot in uitspraak: ECLI:NL:RBAMS:2017:2740]. De conclusie van de rechtbank was dat de heffingsambtenaar met deze werkwijze voldeed aan zijn bewijslast. Er bestaat geen aanleiding om in deze zaak anders te oordelen.
5. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar in de bestreden uitspraak niet op deze bezwaargrond van [belanghebbende] is ingegaan. Daarom kleeft er een motiveringsgebrek aan de bestreden uitspraak. De rechtbank zal dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht passeren. In beginsel moet de heffingsambtenaar wanneer een gebrek is geconstateerd, het griffierecht vergoeden. De rechtbank is van oordeel dat dat in deze zaak niet zo is. [Belanghebbende] had namelijk niet in beroep hoeven komen om te weten hoe een naheffingsaanslag tot stand komt. De heffingsambtenaar had hem dit al – voordat hij in beroep ging – in de brief van 17 december 2019 uitgelegd.
6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de naheffingsaanslag niet vernietigd wordt.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”
4.2.
In de eerdergenoemde uitspraak van 21 april 2017 van de meervoudige kamer van de rechtbank, waar de rechtbank in rechtsoverweging 4 van de onderhavige uitspraak naar heeft verwezen, is het volgende geoordeeld:
“12. Naar het oordeel van de rechtbank kent het systeem zoals dat onder 10.1 tot en met 10.5. is weergegeven [
Hof: zie onder 2.3] enkele beperkingen: de foto’s vormen slechts een momentopname en zijn niet altijd even duidelijk, waardoor niet in alle gevallen goed zichtbaar is of sprake is van parkeren in de zin van de Verordening of dat zich een uitzondering voordoet. Het is echter mogelijk dat de medewerkers van de Deskforce dit in veel gevallen wel kunnen zien, zoals verweerder diverse malen heeft verklaard, mede omdat de foto’s op de schermen van de Deskforce in kleur worden getoond. De rechtbank beschikt in deze (en andere) beroepszaken overigens slechts over zwart-witfoto’s. In het algemeen is op de foto’s het kenteken van de desbetreffende auto goed te zien en zijn ook de auto zelf en de locatie waar de auto staat, te zien. Voor wat betreft de locatie is nog van belang dat de medewerkers van de Deskforce zelf al geruime tijd parkeercontroleur zijn en dat zij hun werk bij de Deskforce afwisselen met het werk als parkeercontroleur. Zij beschikken dus veelal over de benodigde ervaring en stratenkennis en zullen in de meeste gevallen op de foto’s kunnen zien waar een auto staat en of de auto op een fiscale parkeerplaats staat. Verder is van belang dat de medewerkers van de Deskforce in geval van twijfel een parkeercontroleur opdracht kunnen geven om naar de desbetreffende locatie te gaan om de situatie te beoordelen. De rechtbank acht het van belang dat in zo’n geval ook op enige wijze uit het dossier blijkt wat de bevindingen van de parkeercontroleur ter plaatse waren. De rechtbank neemt verder mee dat de werkzaamheden van de medewerkers van de Deskforce steekproefsgewijs worden gecontroleerd. Bovendien worden de foto’s pas naar de Deskforce doorgestuurd als vijf minuten na de scan nog geen parkeerbelasting is betaald en vindt ’s nachts een controlerun plaats. Degene die een naheffingsaanslag krijgt opgelegd, heeft bovendien de mogelijkheid om in bezwaar en (hoger) beroep de bewijzen waarover verweerder beschikt, te weten de foto’s en de scangegevens, gemotiveerd te bestrijden en zo mogelijk te weerleggen. Als de bewijzen van verweerder geen of onvoldoende uitsluitsel geven over de vraag of sprake is van parkeren op een fiscale parkeerplaats, zal dit in het algemeen tot gevolg hebben dat de naheffingsaanslag in bezwaar of beroep wordt vernietigd. Ondanks de eerdergenoemde beperkingen is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder met het Deskforce-systeem in beginsel aan zijn (eerste) bewijslast voldoet.”

5.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Standpunten partijen
5.1.1.
Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank met haar oordeel heeft miskend dat een wettelijke grondslag is vereist (in de Gemeentewet dan wel een gemeentelijke verordening) voor het gebruik van gps-gegevens bij de bewijslevering van het belastbare feit voor de parkeerbelasting. Aangezien een dergelijke wettelijke grondslag ontbreekt, kunnen de door een scanauto vastgelegde gps-coördinaten niet als bewijsmiddel worden gebruikt. De vastgelegde gps-coördinaten zijn feitelijk het enige bewijs in de onderhavige zaak, zodat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven, zo stelt belanghebbende. Volgens hem zou het door de heffingsambtenaar gestelde belastbare feit slechts rechtsgeldig geconstateerd kunnen worden door een beëdigd ambtenaar, die ter plekke door middel van een ambtsedige verklaring het belastbare feit vaststelt, in plaats van door middel van een geautomatiseerd proces zonder menselijke tussenkomst.
5.1.2.
Bovendien betreffen de vastgelegde gps-coördinaten volgens belanghebbende slechts
de positie waarop de scanauto zich op het geregistreerde tijdstip bevond en niet de positie van het gescande kenteken. Door een koppeling te maken tussen de positie van de scanauto en het dichtstbijzijnde adres in de desbetreffende straat, wordt een fictieve werkelijkheid gecreëerd. Uit de daarnaast door de heffingsambtenaar overgelegde foto’s van de scanauto valt geen locatie af te leiden; er wordt ten onrechte een samenhang verondersteld tussen de gps-data en de overgelegde foto’s, aldus belanghebbende.
5.1.3.
Voorts heeft belanghebbende het standpunt ingenomen dat de naheffingsaanslag niet in stand kan blijven omdat in het onderhavige geval geen aangifte is gedaan als bedoeld in artikel 234a (het Hof verstaat: artikel 234) Gemeentewet. Daardoor is geen sprake geweest van voldoening op aangifte en kan geen naheffingsaanslag op de voet van artikel 20, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) worden opgelegd. Aldus belanghebbende, die concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en de naheffingsaanslag.
5.2.1.
De heffingsambtenaar heeft de standpunten van belanghebbende betwist. In het belastingrecht geldt de zogenoemde vrije bewijsleer, zodat belanghebbende ten onrechte veronderstelt dat bewijsmiddelen verkregen met behulp van een scanauto slechts kunnen worden gebruikt indien daarvoor een expliciete bepaling in de Gemeentewet of een gemeentelijke Verordening is opgenomen. De door de scanauto vastgelegde gps-coördinaten zijn die van de geparkeerde auto en niet, zoals belanghebbende veronderstelt, van de scanauto; de heffingsambtenaar heeft op dit punt ter zitting een nadere toelichting gegeven, zoals vermeld onder 2.5.
5.2.2.
De door de gemeente gehanteerde werkwijze bevat volgens de heffingsambtenaar meerdere waarborgen voor de zorgvuldigheid van de bewijsgaring; de heffingsambtenaar heeft op dit punt verwezen naar het oordeel hierover in de onder 4.2 vermelde uitspraak van de rechtbank van 21 april 2017. De heffingsambtenaar is van mening dat hij met de door hem overgelegde gegevens en de daarop gegeven toelichting aannemelijk heeft gemaakt dat de auto van belanghebbende op de onder 2.1 vermelde locatie geparkeerd stond zonder dat de daarvoor verschuldigde belasting is voldaan, zodat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
Oordeel Hof
5.3.1.
Op grond van artikel 2, aanhef en onderdeel a, van de Verordening Parkeerbelastingen 2019 van de Gemeente Amsterdam (Gemeenteblad 2019, nr. 10587, hierna: de Verordening) wordt onder ‘parkeren’ verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen, dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden. Deze definitie is vrijwel gelijkluidend aan de definitie van parkeren die in artikel 225 van de Gemeentewet is opgenomen.
5.3.2.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Verordening wordt de parkeerbelasting die is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren geheven bij wege van voldoening op aangifte, en wel door middel van het, bij aanvang van het parkeren, op de door het college van burgemeester en wethouders voorgeschreven wijze betalen van geld met behulp van parkeerapparatuur en/of door middel van het al dan niet elektronisch in werking stellen van parkeerapparatuur.
5.3.3.
Het Hof stelt bij zijn oordeel voorop dat op de heffingsambtenaar de bewijslast rust van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat het door hem gestelde belastbare feit zich heeft voorgedaan (parkeren, als hiervoor gedefinieerd, op de onder 2.1 vermelde locatie zonder dat de daarvoor verschuldigde belasting is voldaan) en de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5.3.4.
Voorts stelt het Hof voorop dat de gemeenteraad bevoegd was de Verordening vast te stellen. Naar het oordeel van het Hof is daarmee tevens een controlebevoegdheid gegeven op de naleving van de Verordening; de gemeente mag controleren of de verschuldigde parkeerbelasting is voldaan. Het standpunt van belanghebbende dat in de Gemeentewet of de Verordening moet zijn vastgelegd op welke wijze en met welke middelen deze controlebevoegdheid wordt uitgeoefend, is onjuist; het staat de gemeente in beginsel vrij te bepalen op welke wijze zij van haar bevoegdheid gebruik maakt, mits daarbij de grenzen, gesteld door wet, verdrag en algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht worden genomen. Eveneens onjuist is derhalve het standpunt van belanghebbende dat het belastbare feit uitsluitend rechtsgeldig kan worden vastgesteld door middel van een ter plekke opgestelde ambtsedige verklaring van een beëdigd ambtenaar. In het belastingrecht geldt de zogenoemde vrije bewijsleer: de rechter is vrij in de keuze en waardering van de overgelegde bewijsmiddelen en is niet gehouden bepaalde feiten aan te nemen op grond van bepaalde bewijsmiddelen. Het is de heffingsambtenaar daarom toegestaan om bewijs te leveren met door een scanauto verkregen gegevens, waaronder gps-coördinaten; het is vervolgens aan de rechter om te beoordelen of de heffingsambtenaar met deze gegevens het door hem gestelde belastbare feit aannemelijk heeft gemaakt.
5.3.5.
Het Hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 3 en 4 van haar uitspraak, onder verwijzing naar rechtsoverweging 12 van de uitspraak van 21 april 2017 (zie 4.2) en maakt de desbetreffende overwegingen tot de zijne. Ook het Hof is van oordeel dat de onder 2.3 weergegeven werkwijze voldoende waarborgen bevat voor de zorgvuldigheid van de bewijsgaring, zodat de door de scanauto gegenereerde gegevens (waaronder de vastgelegde gps-coördinaten) als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt. Onder deze waarborgen vallen onder meer de verzending van de foto’s naar de Deskforce pas als vijf minuten na de scan nog geen parkeerbelasting is betaald, de standaardcontrole van de doorgezonden gegevens door een ervaren parkeercontroleur, de mogelijkheid van een controle ter plaatse in geval van twijfel en een extra geautomatiseerde controle achteraf (’s nachts) of niet toch parkeerbelasting is voldaan.
5.3.6.
De door de gemeente toegepaste werkwijze voldoet dus als uitgangspunt om aannemelijk te maken dat zich een belastbaar feit heeft voorgedaan. Vervolgens moet in elke individuele zaak worden beoordeeld of de heffingsambtenaar met de door hem overgelegde gegevens voldoende bewijs heeft geleverd van de feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
5.3.7.
In dit verband acht het Hof met name de onder 2.2 overgelegde gegevens van belang; het Hof heeft, in tegenstelling tot hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze door de heffingsambtenaar ingebrachte gegevens. De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt, gelet op de onder 2.4 en 2.5 gegeven nadere toelichting, dat de door de scanauto geregistreerde gps-coördinaten de positie van het gescande kenteken betreffen en niet de gps-positie van de scanauto zelf. Gelet op deze toelichting acht het Hof aannemelijk dat de ANPR-camera’s deze positie door middel van een driehoeksmeting met grote nauwkeurigheid kunnen bepalen en kunnen aangeven op de digitale kaart waarop alle fiscale parkeerplaatsen van de gemeente staan aangegeven.
5.3.8.
Op grond van die gegevens, in onderlinge samenhang beschouwd – de gps-coördinaten van het gescande kenteken, door de scanauto gemaakte foto’s en de door de Deskforce vastgelegde controlebevindingen – en mede gelet op hetgeen de heffingsambtenaar overigens gesteld en verklaard heeft, acht het Hof aannemelijk dat de scanauto het kenteken van de auto op de onder 2.1 vermelde datum en het vermelde tijdstip op de locatie heeft gescand en dat de auto op dat moment op de locatie stilstond zonder dat daarvoor parkeerbelasting is voldaan, waar op die datum en dat tijdstip slechts mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. Belanghebbende heeft overigens ook niet gesteld dat hij voor het aldaar parkeren wel parkeerbelasting heeft voldaan. Het Hof is daarom evenals de rechtbank van oordeel dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
Slotsom
5.4.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het hoger beroep van belanghebbende ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.

6.Kosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten in verband met de behandeling van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.

7.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. H.E. Kostense, voorzitter, B.A. van Brummelen en I.J.F.A. van Vijfeijken, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H.E. Breman als griffier. De beslissing is op 8 maart 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.