Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
[naam VOF],
1.Het geding in hoger beroep
grieven 14 en 15met betrekking tot het concurrentiebeding ingetrokken. [geïntimeerde] heeft zijn verzoek in eerste aanleg tot toekenning van een billijke vergoeding herhaald.
2.Feiten
3.Beoordeling
grieven 1 tot en met 8komt [naam VOF] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat geen sprake is van een dringende reden. [naam VOF] voert daartoe – samengevat weergegeven – aan dat [naam VOF] niet als dringende reden aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd dat [geïntimeerde] bewust en opzettelijk een behandeling onjuist heeft gedeclareerd, maar dat [geïntimeerde] fysiotherapeutische behandelingen heeft gedeclareerd die hij niet heeft gegeven. Uit de Beleidsregel prestatiebeschrijving voor fysiotherapie blijkt dat een ‘individuele zitting reguliere fysiotherapie’ een ononderbroken tijdspanne is, waarin de zorgverlener de patiënt één-op-één voor één of meerdere indicaties begeleidt, adviseert en/of behandelt, ongeacht de tijdsduur en de inhoud van de behandeling. Om een fysiotherapeutische behandeling te kunnen declareren dient [geïntimeerde] derhalve de hele tijd aanwezig te zijn bij een patiënt en één-op-één begeleiding te geven. Het in de buurt zijn en metingen verrichten volstaat daartoe niet, aldus [naam VOF] .
grief 9stelt [naam VOF] dat sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, zodat het dienstverband per 3 oktober 2020 is geëindigd en [naam VOF] een eindafrekening mocht opstellen, waarbij zij ex artikel 7:632 BW mocht verrekenen. Aangezien het hof in het voorgaande heeft geoordeeld dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, mocht [naam VOF] ex artikel 7:632 BW niet tot verrekening overgaan. Grief 9 slaagt niet.
grieven 10 en 11stelt [naam VOF] dat sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet, reden waarom de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat [naam VOF] [geïntimeerde] een billijke vergoeding is verschuldigd. Voor zover het hof tot het oordeel zou komen dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven, is [naam VOF] van oordeel dat de billijke vergoeding op nihil moet worden gesteld omdat [geïntimeerde] sinds 2010 een eigen fysiotherapiepraktijk heeft en na het ontslag op staande voet direct zijn eigen praktijk kon uitbreiden. Hierdoor heeft [geïntimeerde] volgens [naam VOF] geen inkomensverlies geleden.
grief 12komt [naam VOF] op tegen het oordeel van de kantonrechter om [geïntimeerde] een transitievergoeding toe te kennen, omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen zijnerzijds zoals bedoeld in artikel 7:673 lid 7 onder c BW. [naam VOF] stelt daartoe dat zij terecht is overgegaan tot het ontslag op staande voet en dat de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het ontslag op staande voet meebrengen dat het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van [geïntimeerde] , zodat [naam VOF] geen transitievergoeding is verschuldigd.
grief 13stelt [naam VOF] dat sprake is van een regelmatige opzegging omdat sprake is van een dringende reden die het ontslag op staande voet rechtvaardigt, zodat de kantonrechter [geïntimeerde] ten onrechte de gefixeerde schadevergoeding met wettelijke rente heeft toegekend.
grief 16. [naam VOF] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.