Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- producties aan beide zijden;
- een akte houdende eiswijziging van de gemeente;
- een incidentele memorie houdende een provisionele vordering van [X] ;
- een akte van de zijde van de gemeente houdende overlegging producties inzake verzoek provisionele vordering ex artikel 223 Rv jo. 353 Rv.
2.Feiten
geeft aan dat hij twee verschillende gebruiksovereenkomsten met de gemeente heeft afgesloten. De ene betreft de ruimte die gebruikt wordt voor het Rob Scholte Museum en de andere betreft de ruimte die hij gebruikt als atelier.Ten aanzien van de ruimte met daarin het museum bevestigt [X] dat de gemeente het gebruik daarvan te allen tijde kan opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. Hij zal deze ruimte verlaten op het moment dat de gemeente daarom vraagt.Ten aanzien van de ruimte met daarin het atelier geeft [X] aan dat in het gebruikscontract staat dat dit pas kan worden opgezegd wanneer alle procedures rondom de ontwikkeling van het nieuwe stadhuis zijn doorlopen. Aangezien er nog een bestemmingsplanprocedure loopt alsmede enkele bezwaar- en beroepszaken tegen besluiten met betrekking tot de nieuwbouw stadhuis is [X] van mening dat de gemeente niet het recht heeft om op dit moment het gebruik van de atelierruimte op te zeggen. (…)
(…) De commissie is van oordeel dat nu geen duidelijkheid bestaat over de inhoud van de overeenkomst en het dus mogelijk is dat de burgerlijke rechter de inhoud van de overeenkomst zo vast stelt dat de gemeente als private partij een overeenkomst heeft gesloten op grond waarvan het bezwaarde is toegestaan te wonen in het pand, verweerder onder deze omstandigheden op dit moment geen gebruik mocht maken van zijn handhavingsbevoegdheid. De commissie ziet in het bestaan van deze overeenkomst dan ook een belemmering om - op dit moment - handhavend op te treden. (…)
3.Beoordeling
grief 1.
die gebruikt wordt voor het Rob Scholte Museum’ en de ruimte ‘
die hij gebruikt als atelier’ en bovendien wat betreft de opzegbaarheid van de overeenkomsten in dat gesprek niet verwijst naar belemmeringen die voortvloeien uit het huurregime woonruimte. Ook is niet gebleken dat hij zich op het adres van het pand heeft ingeschreven.
Grief 3slaagt niet.
grief 4niet slagen. De stellingen van [X] omtrent de afwezigheid van prijskaartjes en zijn plaatsgebondenheid behoeven daarom geen bespreking.
grieven 2, 5, 6, 7 , 8 en 13niet slagen.
grieven 9, 10 en 14slagen niet.
grief 11ten aanzien van de kosten van de taxateur, verzekeraar, bewakingsdienst en aannemingsbedrijf [C] niet slaagt en dat ten aanzien van de kosten van de deurwaarder de beslissing wordt aangehouden tot na de hiervoor (rov. 3.37) genoemde aktewisseling.
Grief 12slaagt niet.
4.Beslissing
12 april 2022voor akte
aan de zijde van beide partijenmet de hiervoor in rov. 3.37, 3.45.2, 3.45.3, 3.45.4 en 3.47 vermelde doeleinden, waarna
beide partijen vier weken laterbij antwoord-akte op elkaars aktes kunnen reageren;