Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Oplegging van straf
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
40 (veertig) maanden.
Gerechtshof Amsterdam
Op 9 maart 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, dat op 4 februari 2020 was gewezen. De zaak betreft een verdachte die zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan seksueel misbruik van zijn dochter, die op het moment van de feiten 13/14 jaar oud was. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de belangen en het welzijn van zijn dochter, en heeft uitsluitend gehandeld ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens. Dit heeft geleid tot ernstige inbreuken op haar lichamelijke en geestelijke integriteit, en het vertrouwen dat zij in haar vader had, is in zeer ernstige mate beschaamd.
De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een straf van 40 maanden. Het hof oordeelde dat de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht deed aan de ernst van de feiten en heeft de straf verhoogd naar 40 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft daarbij de langdurige aard van het misbruik, de frequentie ervan, en de psychische gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen. De verdachte heeft bovendien geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof zwaar aanrekent.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd ten aanzien van de straf en heeft in zoverre opnieuw recht gedaan. De tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, totdat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidsstelling. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 63 (oud) en SR 245 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.