ECLI:NL:GHAMS:2022:660

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
3 maart 2022
Zaaknummer
23-002514-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk invoeren van cocaïne met een hoeveelheid van 1.620 gram

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1984 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, was beschuldigd van het opzettelijk invoeren van een hoeveelheid cocaïne (1.620 gram) op 16 augustus 2021 te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, aangezien er geen omstandigheden waren die deze uitsloten. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had dezelfde straf gevorderd, terwijl de raadsman pleitte voor een straf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis, met eventueel een taakstraf. Het hof oordeelde dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, een vrijheidsbenemende straf vereisten. Het hof hield rekening met de oriëntatiepunten van het LOVS, die voor de invoer van 1.500 tot 2.000 gram harddrugs een straf van 12 tot 24 maanden aanbevelen.

Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, bevestigd. De verdachte moet zich na zijn vrijlating melden bij de reclassering en meewerken aan schuldhulpverlening. Het hof heeft bijzondere voorwaarden gesteld aan de verdachte, waaronder het meewerken aan het aflossen van schulden en het verkrijgen van een baan. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 februari 2022.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002514-21
Datum uitspraak: 25 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen
het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 1 september 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-219952-21 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
adres: [adres 1] ,
thans gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
van 11 februari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen
de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan,
met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2021 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk binnen het grondgebied
van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid (1.620 gram) van een materiaal bevattende cocaïne,
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden waarvan twee (2) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf
als door de rechter in eerste aanleg is opgelegd.
De raadsman heeft bepleit dat het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf gelijk dient te zijn aan de duur van de thans ondergane voorlopige hechtenis, eventueel aangevuld met een taakstraf. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte een moeilijke (financiële) periode in Nederland heeft gekend, hij niet eerder voor enig strafbaar feit is veroordeeld en hij mogelijk zijn huurhuis kan verliezen als hij veel langer gedetineerd zit. Tevens wordt gewezen op een aantal uitspraken van het gerechtshof waarbij ten gunste van desbetreffende verdachte is afgeweken van de LOVS-oriëntatiepunten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het invoeren van 1.620 gram van een materiaal bevattende cocaïne. Gelet op de hoeveelheid moet de cocaïne bestemd zijn geweest voor de handel. De verspreiding en handel in harddrugs, en in het verlengde daarvan het gebruik ervan, betekenen een bedreiging van de volksgezondheid, zorgen voor onrust in de samenleving en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 januari 2022 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
Voor het bepalen van de straf let het hof op de oriëntatiepunten zoals deze voor zaken als de onderhavige zijn opgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin voor de invoer van 1.500 tot 2.000 gram harddrugs 12 tot 24 maanden gevangenisstraf wordt vermeld.
Gelet op het voorgaande kan niet worden volstaan met een andere dan een vrijheidsbenemende straf.
In de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet het hof enige ruimte af te wijken van deze oriëntatiepunten. Echter, oplegging van een groot voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf als bepleit door de raadsman, al dan niet in combinatie met een taakstraf, is niet passend, omdat dit geen recht zou doen aan de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is geschied.
De door de raadsman geschetste mogelijke gevolgen van een gevangenisstraf voor de verdachte maken dit niet anders. Dit laatste geldt eveneens voor de arresten waar de raadsman op heeft gewezen, aangezien het in die zaken ging om aanzienlijk kleinere hoeveelheden ingevoerde harddrugs dan in onderhavig geval.
Het hof acht, alles afwegende, evenals de politierechter een gevangenisstraf van twaalf (12) maanden waarvan twee (2) voorwaardelijk passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
- zich binnen vijf werkdagen na zijn vrijlating meldt bij Reclassering [plaats] op
het adres [adres 2] . De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- verplicht wordt mee te werken aan een traject gericht op het verkrijgen van een baan, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. S. Clement en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van
mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 februari 2022.
mr. N. van der Wijngaart en mr. P.C. Verloop zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]