ECLI:NL:GHAMS:2022:598

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
1 maart 2022
Zaaknummer
200.298.335/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van erfstelling en wilsbekwaamheid bij testament

In deze zaak gaat het om een klacht van klaagster tegen een oud-notaris, die betrokken was bij de herroeping van een testament. Klaagster was benoemd tot erfgenaam in een testament van haar partner, maar deze erfstelling werd later herroepen. Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van haar partner niet het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid heeft gevolgd. De oud-notaris heeft op 26 juli 2021 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat, die de oud-notaris had gewaarschuwd. De zaak is behandeld op 27 januari 2022, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren.

De feiten zijn als volgt: op 20 september 2019 heeft de oud-notaris een levenstestament gepasseerd waarbij klaagster als gevolmachtigde is benoemd. Op dezelfde dag is er een testament gepasseerd waarin klaagster en de kinderen van de erflater als erfgenamen zijn benoemd. Op 16 april 2020 heeft de erflater het testament herroepen. Klaagster heeft een klacht ingediend bij de kamer, die de oud-notaris in de gelegenheid heeft gesteld om zijn zienswijze te geven. De kamer heeft de klacht gegrond verklaard, maar het hof oordeelt in hoger beroep dat de oud-notaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld.

Het hof concludeert dat de oud-notaris voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de erflater. De oud-notaris heeft verklaard dat erflater helder van geest was en dat er geen reden was om aan zijn wilsbekwaamheid te twijfelen. Het hof vernietigt de beslissing van de kamer en verklaart de klacht ongegrond.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.298.335/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/379874 / KL RK 20-37
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 8 maart 2022
inzake
[oud-notaris] ,
oud-notaris te [plaats] ,
appellant,
gemachtigde: mr. R.G. Goossens te Zoetermeer,
tegen
[klaagster] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
gemachtigde: mr. K.O. Valentien, advocaat te Almere.
Partijen worden hierna de oud-notaris en klaagster genoemd.

1.De zaak in het kort

Klaagster is benoemd tot (mede-)erfgenaam in een testament van haar partner. Haar partner heeft de erfstelling ten gunste van klaagster in een later testament herroepen. Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van haar partner op het moment van de herroeping ten onrechte niet het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid heeft gevolgd.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De oud-notaris heeft op 26 juli 2021 een beroepschrift met producties bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 28 juni 2021 (ECLI:NL:TNORARL:2021:27).
2.2.
Klaagster heeft op 1 november 2021 een verweerschrift met een productie bij het hof ingediend.
2.3.
Op 14 januari 2022 zijn namens de oud-notaris nadere producties ingediend.
2.4.
Klaagster heeft op 24 januari 2022 een nadere productie ingediend. Desgevraagd heeft de oud-notaris ter zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen toelating van deze buiten de daarvoor gestelde termijn ingediende productie, zodat die tot de processtukken behoort.
2.5.
Het hof heeft van de kamer de stukken van de eerste aanleg ontvangen.
2.6.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2022. De oud-notaris, vergezeld van zijn gemachtigde, en klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd; de gemachtigde van klaagster aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

3.Feiten

Samengevat komen de feiten neer op het volgende.
3.1.
Op 20 september 2019 heeft de oud-notaris een levenstestament (hierna: het levenstestament) gepasseerd waarbij klaagster is benoemd tot algemeen gevolmachtigde
van haar partner [X] (hierna: erflater).
3.2.
Eveneens op 20 september 2019 heeft de oud-notaris een testament (hierna: het
testament) gepasseerd waarbij erflater zijn echtgenote heeft onterfd en klaagster en zijn kinderen tot erfgenamen heeft benoemd.
3.3.
Op 20 januari 2020 heeft de oud-notaris in aanvulling op het testament van
20 september 2019 een akte gepasseerd waarbij de oud-notaris is benoemd tot executeur
in de nalatenschap van erflater.
3.4.
Op 14 februari 2020 is de bij het levenstestament door erflater aan klaagster verleende volmacht ingetrokken. Klaagster is op 21 juli 2020 van deze intrekking op de
hoogte geraakt.
3.5.
Op 16 april 2020 heeft erflater het testament inclusief de erfstelling van klaagster herroepen.
3.6.
Volgens opgave van het Centraal Testamentenregister heeft erflater op 31 juli 2020 ten overstaan van mr. F.E. van Beek, notaris te Bilthoven, zijn laatste testament gemaakt waarbij eerdere testamenten zijn herroepen.
3.7.
Op 9 september 2020 is erflater overleden.
3.8.
Klaagster heeft op 19 november 2020 bij de kamer een klacht ingediend tegen de oud-notaris. De kamer heeft bij tussenbeslissing van 6 april 2021 (ECLI:NL:TNORARL:2021:10) de oud-notaris in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de wijze waarop de oud-notaris zich een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van erflater. Op 3 mei 2021 heeft de oud-notaris zijn zienswijze bij de kamer ingediend. Bij brief van 31 mei 2021 heeft klaagster daarop een schriftelijke reactie gegeven.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de oud-notaris dat hij bij de herroeping van het testament heeft
gehandeld in strijd met het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid (hierna: het
Stappenplan).

5.Beoordeling

5.1.
De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster gegrond verklaard en aan de oud-notaris de maatregel van waarschuwing opgelegd met veroordeling van de oud-notaris in de kosten. De kamer heeft, kort gezegd, overwogen dat de oud-notaris in de door hem onder 3.8. genoemde beschrijving geen inzicht heeft gegeven in de gang van zaken rondom het opstellen en het passeren van het testament en de wijze waarop hij zich een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van erflater. Na de tussenuitspraak van de kamer had het duidelijk moeten zijn voor de oud-notaris dat hij deze informatie diende te verstrekken. Omdat deze gegevens ontbreken is de kamer van oordeel dat de oud-notaris niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de wilsbekwaamheid van erflater op voldoende zorgvuldige wijze heeft onderzocht.
5.2.
Klaagster voert ter ondersteuning van haar klacht het volgende aan. Anders dan door de oud-notaris wordt gesteld was geen sprake van een jarenlange cliëntrelatie tussen erflater en de oud-notaris. Het eerste bezoek van erflater aan het kantoor van de oud-notaris vond slechts een klein jaar voor zijn overlijden plaats. De oud-notaris heeft geen duidelijkheid verschaft over zijn laatste contact met erflater. Zo is niet duidelijk wanneer hij erflater heeft gesproken en ook verdere details over zijn gesprek met erflater zijn door de oud-notaris niet verstrekt. De oud-notaris heeft zich hierbij ten onrechte op zijn geheimhoudingsplicht beroepen. Vlak voor de herroeping van het testament heeft erflater meerdere tia’s gehad waardoor zijn lichamelijke situatie sterk was verslechterd. Erflater was daarnaast in afwachting van een longtransplantatie; als gevolg van zijn lage zuurstofwaarden verkeerde hij voortdurend in staat van uitputting. Omdat de oud-notaris geen medische kennis had om zelfstandig een afgewogen oordeel te kunnen vormen over de wilsbekwaamheid van erflater had hij aan de hand van het Stappenplan een nader onderzoek moeten instellen. Klaagster merkt op dat als gevolg van de destijds geldende strikte coronamaatregelen er (vrijwel) geen bezoek in verpleeghuizen was toegestaan. De verklaring van de oud-notaris dat hij op 16 april 2020 naar het verpleegtehuis is afgereisd om de akte door erflater te laten ondertekenen wordt door klaagster daarom in twijfel getrokken. Ter ondersteuning van deze stelling overlegt klaagster een verklaring van het verpleegtehuis waarin staat dat de oud-notaris niet als bezoeker van het verpleegtehuis staat geregistreerd. Klaagster gaat daarom ervan uit dat de oud-notaris in het geheel niet aanwezig is geweest in het verpleegtehuis zodat hij onmogelijk heeft kunnen beoordelen of erflater wilsbekwaam was. Klaagster voert ten slotte aan dat het door de oud-notaris opgeworpen verweer dat erflater op latere datum (31 juli 2020) nogmaals een testament heeft opgesteld bij een andere notaris niets zegt over zijn eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de beoordeling van de wilsbekwaamheid.
5.3.
In hoger beroep werpt klaagster, bij wijze van incident, een tweetal ontvankelijkheidsverweren op. De oud-notaris is, aldus klaagster, niet-ontvankelijk in zijn beroep nu hij niet wordt bijgestaan door een advocaat en er geen aanleiding is om zijn gemachtigde toe te laten als raadsman. Aangezien de oud-notaris in zijn beroepschrift uitsluitend beroep heeft ingesteld tegen de onder 2.1. genoemde eindbeslissing van 28 juni 2021 dienen voorts twee van zijn “grieven” (opgeworpen in punt 5 en 6 van zijn beroepschrift) niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze niet zien op de eindbeslissing maar op de onder 3.8. genoemde tussenbeslissing van de kamer.
5.4.
De oud-notaris stelt primair dat klaagster geen redelijk belang heeft bij de door haar ingediende klacht. Doordat erflater op 31 juli 2020 een geheel nieuw testament heeft gemaakt is het testament waarover geklaagd wordt (het testament van 16 april 2020) non-existent. Klaagster dient, aldus de oud-notaris, om deze reden niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht. In hoger beroep stelt de oud-notaris zich daarnaast op het standpunt dat de kamer ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn geheimhoudingsplicht zich niet uitstrekt over de wijze waarop hij zich een oordeel heeft gevormd over de wilsbekwaamheid van erflater. De kamer heeft ten onrechte geoordeeld dat hij met zijn onder rov. 3.8. genoemde toelichting geen inzicht heeft gegeven in de gang van zaken die heeft geleid tot het opstellen en het passeren van het testament van 16 april 2020. Met dit oordeel gaat de kamer voorbij aan het feit dat de oud-notaris op basis van zijn geheimhoudingsplicht slechts in algemene bewoordingen kan aangeven waarom er volgens hem geen indicatoren bestonden die aanleiding gaven om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater.
5.5.
De oud-notaris benadrukt dat erflater, ondanks zijn ernstige longaandoening, helder van geest was. Erflater heeft zelf, zowel per brief (gedateerd 1 april 2020) als telefonisch (op 14 april 2020), bij de oud-notaris aangegeven dat hij zijn testament wilde herroepen. Op 15 april 2020 heeft erflater opnieuw telefonisch contact opgenomen met de oud-notaris met het bericht dat hij de volgende dag, ondanks de strikte coronamaatregelen, bij wijze van hoge uitzondering welkom was om het testament te passeren. Erflater was consistent in zijn wensen, er was geen sprake van een complex testament en erflater kon uitvoerig en weloverwogen toelichten waarom hij zijn testament wilde wijzigen. Erflater was niet op hoge leeftijd, zijn opname in een verpleegtehuis was slechts ingegeven door het grote risico op corona-complicaties in verband met zijn longaandoening. Zijn fysieke beperkingen waren geenszins van invloed op zijn wilsbekwaamheid. Erflater heeft de oud-notaris bewust verzocht om hem geen conceptakte toe te sturen. Op het moment van passeren waren enkel erflater en de oud-notaris aanwezig. Het feit dat er slechts weinig tijd zat tussen de besprekingen over het testament en het passeren van de akte was ingegeven door de medische situatie waarin erflater verkeerde. De oud-notaris had, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, geen reden om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater. Het Stappenplan hoefde daarom niet te worden gevolgd; slechts bij gerede twijfel is hiertoe aanleiding. Ook zijn collega-notaris zag bij gelegenheid van het opmaken en het passeren van het testament van 31 juli 2020 geen aanleiding om de geestesgesteldheid van erflater nader te onderzoeken.
Klaagster heeft onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de oud-notaris nader onderzoek had moeten verrichten naar de wilsbekwaamheid van erflater, aldus steeds de oud-notaris.
Ontvankelijkheid
5.6.
Volgens artikel 99 lid 1 Wna kunnen klachten worden ingediend door een ieder met enig redelijk belang. Het is vaste rechtspraak dat dit begrip ruim moet worden uitgelegd. Met de kamer is het hof van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht. Door het testament van 16 april 2020 is klaagster impliciet onterfd als testamentair erfgenaam. Hiermee is haar belang vast komen te staan. Voor de klacht is niet van belang dat dit testament op een later moment is herroepen. Het desbetreffende verweer van de oud-notaris gaat dan ook niet op.
5.7.
De door klaagster onder 5.3. aangevoerde ontvankelijkheidsverweren worden eveneens verworpen. Ingevolge het bepaalde in artikel 101 lid 2 Wna is de oud-notaris bevoegd om zich te laten bijstaan door een raadsman. De verplichte bijstand door een advocaat is niet voorgeschreven. Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan de raadsman van de oud-notaris op grond van artikel 101 lid 3 Wna niet had mogen worden toegelaten; zou dat wel zo zijn geweest dan zou dat overigens niet hebben geleid tot niet-ontvankelijkheid van de oud-notaris in zijn hoger beroep.
Ook het verweer dat de oud-notaris in zijn beroep (deels) niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij zijn beroep uitsluitend tegen de eindbeslissing heeft ingesteld sorteert geen effect. Hoger beroep staat slechts open voor beslissingen van de kamer die als einduitspraak kunnen worden aangemerkt (vgl. ook ECLI:NL:GHAMS:2020:1419). De oud-notaris hoeft dus niet apart tegen de tussenbeslissing op te komen.
Inhoudelijk
5.8.
Klaagster heeft feiten naar voren gebracht (rov. 5.2), waaruit zij afleidt dat de oud-notaris gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van erflater had moeten hebben. Dat erflater aan een ernstige longaandoening leed waarbij erflater daarnaast meerdere tia’s heeft gehad, zegt op zichzelf nog niets over de wilsbekwaamheid van de erflater ten aanzien van het herroepen van zijn testament op 16 april 2020. Dit geldt ook voor de door klaagster aangevoerde omstandigheid dat er geen sprake was van een jarenlange cliëntrelatie. Ook de door klaagster ingebrachte producties afkomstig van het verzorgingstehuis waar erflater verbleef aangaande de registratie van het bezoek, zijn van onvoldoende gewicht. Dat de oud-notaris op 16 april 2020 het testament heeft verleden staat immers vast. De oud-notaris heeft ter zitting in hoger beroep genoegzaam verklaard over de details van zijn bezoek aan erflater op 16 april 2020. Het hof heeft geen aanleiding om aan de juistheid van dit relaas te twijfelen. Andere relevante feiten en omstandigheden die voor de oud-notaris aanleiding hadden moeten zijn te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van erflater ten aanzien van het herroepen van zijn eerdere testament zijn niet gesteld of gebleken. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat verder onderzoek naar de aanwezigheid van in het Stappenplan aanwezige indicatoren niet geboden was. Het hof merkt nog op dat uit een door klaagster overgelegde uitdraai, gedateerd 20 juni 2020, van het zorgplan van erflater blijkt dat het cognitieve functioneren van erflater twee maanden na het passeren van het bestreden testament door de zorginstelling als “helder en adequaat” is aangemerkt. Anders dan de kamer acht het hof de klacht dan ook ongegrond.
5.9.
Het is voor het hof niet duidelijk of de klacht van klaagster in het klaagschrift ook nog inhoudt dat de oud-notaris onzorgvuldig is geweest ten aanzien van het waken voor een vrije en onafhankelijke wilsvorming van erflater. Als dat zo is, dan is ook dat klachtonderdeel ongegrond. De oud-notaris heeft erop gewezen dat erflater zelf een afspraak met hem heeft gemaakt voor een gesprek onder vier ogen. In dat gesprek wist erflater duidelijk aan te geven wat hij wilde regelen en waarom hij dat wilde regelen. Het enkele feit dat, zoals door klaagster wordt gesteld, de echtgenote van erflater op enig moment ook cliënte van de oud-notaris is geworden is onvoldoende reden om enkel op basis daarvan een ander oordeel te rechtvaardigen. Van andere voor dit klachtonderdeel relevante feiten of omstandigheden is niet gebleken.

6.Beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klacht jegens de oud-notaris ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.H. Lieber, J.W.M. Tromp en J.L.G.M. Mertens en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2022 door de rolraadsheer.