ECLI:NL:GHAMS:2020:1419

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
200.270.295/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het hoger beroep tegen beslissingen van de voorzitter van de kamer voor het notariaat

In deze zaak heeft klaagster op 4 december 2019 een beroepschrift ingediend tegen beslissingen van de (fungerend) voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden, genomen op 25 september 2019 en 4 november 2019. De voorzitter had de behandeling van het verzoek van klaagster aangehouden in afwachting van een beslissing van het hof Arnhem-Leeuwarden over het al dan niet benoemen van een deskundige in een aanhangige civiele procedure. Het hof heeft vastgesteld dat hoger beroep alleen openstaat tegen einduitspraken van de kamer. De beslissingen waartegen klaagster in beroep ging, waren geen einduitspraken, omdat ze geen einde maakten aan de procedure of een deel daarvan. Hierdoor kon klaagster niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep.

De zaak werd behandeld zonder mondelinge behandeling, met instemming van beide partijen, vanwege de uitbraak van het coronavirus. Het hof heeft de relevante stukken van de eerste aanleg ontvangen en de argumenten van klaagster en de notaris in overweging genomen. Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de beslissingen van de voorzitter niet als einduitspraken kunnen worden aangemerkt, wat leidt tot de conclusie dat klaagster niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken op 9 juni 2020.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.270.295/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/356395 / KL RK 19/98
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 9 juni 2020
inzake
[klaagster] ,
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
appellante,
gemachtigde: mr. P.H.M. Essink,
tegen
mr. [notaris] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.
Partijen worden hierna klaagster en de notaris genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

1.1
Klaagster heeft op 4 december 2019 een beroepschrift ‒ met bijlagen ‒ bij het hof ingediend tegen beslissingen van de (fungerend) voorzitter van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem‑Leeuwarden (hierna respectievelijk: de voorzitter en de kamer) van 25 september 2019 en 4 november 2019. Bij op 21 januari 2020, 17 maart 2020, 2 april 2020 en 4 mei 2020 ontvangen brieven heeft klaagster nadere producties ingediend. De notaris heeft een brief d.d. 10 februari 2020 ingediend, die het hof heeft aangemerkt als verweerschrift.
1.2
Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg van de kamer ontvangen.
1.3
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de geplande mondelinge behandeling geen doorgang kunnen vinden. Met schriftelijk gegeven instemming van beide partijen doet het hof de zaak af zonder mondelinge behandeling.

2.De ontvankelijkheid van het hoger beroep

2.1
Klaagster heeft ook een civiele procedure aangespannen. Die procedure is thans aanhangig bij het hof Arnhem‑Leeuwarden (zaaknummer 200.198.967). In die procedure zijn in hoger beroep getuigen gehoord. Met een beroep op die getuigenverklaringen heeft klaagster de onderhavige zaak aangebracht bij de kamer.
2.2
Op 9 september 2019 heeft de voorzitter aan partijen medegedeeld uit een oogpunt van proceseconomie voornemens te zijn te bepalen dat de behandeling van het verzoek aan de kamer wordt aangehouden totdat de uitkomst van de civiele procedure bekend is. De voorzitter heeft partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze daarover naar voren te brengen.
2.3
In reactie hierop heeft klaagster een arrest aan de voorzitter gezonden dat het hof Arnhem-Leeuwarden op 10 september 2019 in de civiele procedure heeft uitgesproken. Bij dat arrest is de zaak naar de rol verwezen voor memoriewisseling. Daarbij heeft het hof Arnhem‑Leeuwarden overwogen dat het na de memoriewisseling zal beoordelen of het nodig is een deskundigenbericht te bevelen.
2.4
Bij de bestreden beslissing van 25 september 2019 heeft de voorzitter besloten de procedure bij de kamer in elk geval aan te houden totdat het hof Arnhem‑Leeuwarden nader heeft besloten over het al dan niet benoemen van een deskundige.
2.5
In reactie daarop heeft klaagster bij de voorzitter aangedrongen op voortzetting van de zaak bij de kamer.
2.6
Bij de bestreden beslissing van 4 november 2019 heeft de voorzitter besloten dat de beslissing van 25 september 2019 van kracht blijft. Daartoe heeft hij overwogen dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gesteld.
2.7
Artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt dat tegen een beslissing van de kamer hoger beroep kan worden ingesteld bij dit hof. Uit het stelsel van de wet vloeit voort dat hoger beroep slechts openstaat tegen beslissingen van de kamer die kunnen worden aangemerkt als einduitspraken. In het bijzonder volgt dit uit artikel 107 lid 4 Wna, waarin is bepaald dat het hof de zaak opnieuw in volle omvang behandelt. Einduitspraken zijn beslissingen die een einde maken aan de klachtprocedure of een deel daarvan.
2.8
De beslissingen waartegen het beroepschrift zich richt, zijn geen van beide beslissingen van de kamer waarmee een einde is gemaakt aan de procedure of een deel daarvan. Zij kunnen dan ook niet worden aangemerkt als einduitspraken. Dit leidt tot de conclusie dat klaagster niet‑ontvankelijk dient te worden verklaard in haar hoger beroep.

3.Beslissing

Het hof:
verklaart klaagster niet‑ontvankelijk in haar hoger beroep tegen de beslissingen van de voorzitter van de kamer van 25 september 2019 en 4 november 2019.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.C.C. Lewin, A.D.R.M. Boumans en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2020 door de rolraadsheer.