ECLI:NL:GHAMS:2022:582

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
25 februari 2022
Zaaknummer
K21/230167
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing beklag ex artikel 12 Sv ter zake dood door schuld met betrekking tot een jong kind

Op 24 februari 2022 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. W. van Egmond, een beklag heeft ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagden, de grootouders van het slachtoffer. Het beklag betreft de dood door schuld van het 8,5 maanden oude kind, dat onder toezicht van beklaagden stond toen het door een hond werd gebeten en twee dagen later overleed. De advocaat-generaal had eerder geadviseerd het beklag af te wijzen, maar het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden dermate complex zijn dat een inhoudelijke beoordeling door de strafrechter noodzakelijk is. Het hof benadrukte het belang van de bescherming van het menselijk leven, vooral omdat het slachtoffer een zeer jong kind was. Het hof heeft de officier van justitie opgedragen om de vervolging te starten, waarbij het belang van een spoedige behandeling van de zaak werd onderstreept. De beslissing is genomen in raadkamer, waarbij zowel klaagster als beklaagden zijn gehoord. De beschikking is gegeven door de rechters A.D.R.M. Boumans, H.A.G. Nijman en A.R.O. Mooy, in aanwezigheid van griffier mr. J. Mens.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K21/230167
Beschikking op het beklag van:
[klaagster],
klaagster,
woonplaats kiezende op het kantooradres van haar gemachtigde: mr. W. van Egmond, advocaat te Amsterdam.

1.Het beklag

Het hof heeft op 11 april 2021 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde 1](hierna: beklaagde sub 1) en
[beklaagde 2](hierna: beklaagde sub 2) (hierna gezamenlijk: beklaagden) ter zake van dood door schuld.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 3 juli 2021 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
  • het klaagschrift;
  • het verslag van de advocaat-generaal;
  • het dossier van de politie;
  • het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam van 4 mei 2021;
  • op 25 augustus 2021 bij het hof binnengekomen op schrift gestelde verklaringen van [naam 1] en [naam 2];
  • de op 19 januari 2022 ontvangen spreekaantekeningen en de daarbij behorende bijlagen van de advocaat van beklaagde [beklaagde 1], mr. M-J. Bouwman.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op 26 augustus 2021 het beklag toe te lichten. Klaagster is, bijgestaan door de gemachtigde, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagden in de gelegenheid gesteld op 26 augustus 2021 te worden gehoord. Namens beklaagden is mr. M-J. Bouwman, advocaat te Zaandam, in raadkamer verschenen. Het hof heeft deze behandeling in raadkamer aangehouden, teneinde beklaagden persoonlijk in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken over het door klaagster ingediende beklag.
De raadkamerbehandeling is voortgezet op 20 januari 2022. Beklaagden, [beklaagde 1], bijgestaan door mr. M-J. Bouwman, advocaat te Zaandam en [beklaagde 2], bijgestaan door mr. B. Roodveldt, advocaat te Zaandam, zijn in raadkamer verschenen en hebben het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandelingen in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

Op 22 oktober 2019 pasten beklaagden (grootouders vaderszijde) op de ruim 8,5 maanden oude [slachtoffer], het zoontje van klaagster (de moeder) en [naam 3] (de vader). Op enig moment heeft beklaagde sub 2 [slachtoffer] aan de salontafel bij beklaagde sub 1, die daar dichtbij in een stoel zat, gezet. [slachtoffer] kon net een beetje staan. De herdershond van beklaagden heeft [slachtoffer] kort daarna in zijn hoofdje gebeten. [slachtoffer] is twee dagen later als gevolg hiervan overleden.
Klaagster is van mening dat [slachtoffer] dood aan de schuld van beklaagden is te wijten.
Voor de weergave van de overige feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het verslag en het politiedossier.
Beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – tot een veroordeling voor enig strafbaar feit kan komen. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
Artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt strafbaar degene aan wiens schuld de dood van een ander te wijten valt. Onder schuld wordt verstaan aanmerkelijke onachtzaamheid, onvoorzichtigheid of onoplettendheid.
De overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat de feiten en omstandigheden in deze zaak dermate complex zijn, dat een inhoudelijke beoordeling door de strafrechter van deze zaak op zijn plaats is. Het is bij uitstek deze rechter die de afweging kan maken of er sprake is van een strafbaar feit waarvoor beklaagden moeten worden veroordeeld.
In deze zaak gaat het om een beschuldiging van dood door schuld. Gelet op het door artikel 307 Sr beschermde belang, te weten het menselijk leven, is er voldoende algemeen belang bij het alsnog instellen van een stafrechtelijke vervolging, te meer omdat het slachtoffer in deze zaak een heel jong kind betreft.
Het hof geeft het openbaar ministerie in overweging zorg te dragen voor een spoedige behandeling van de zaak, gelet op het belang dat alle betrokkenen hebben bij een vervolging binnen een afzienbare tijd.
Het hof beslist als volgt.

6.De beslissing

Het hof beveelt de officier van justitie om
[beklaagde 1]en
[beklaagde 2]te vervolgen ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
24 februari 2022 door mrs. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, H.A.G. Nijman en A.R.O. Mooy, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. J. Mens, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.