In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2000, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor het opzettelijk invoeren van cocaïne. De tenlastelegging betrof het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne op 17 september 2021 te Schiphol. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.
Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van 132 dagen en een taakstraf van 64 uren gevorderd. De raadsman pleitte voor een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 18 dagen voorwaardelijk.
Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft in aanmerking genomen dat de verdachte een first offender is en dat hij 132 dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 132 dagen en een taakstraf van 30 uren, met inachtneming van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Het hof heeft het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.