ECLI:NL:GHAMS:2022:493

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
23-004449-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis en verwerping verweer omtrent onderzoek aan smartphone in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 november 2016. De verdachte, geboren in 1989, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarbij hij was veroordeeld. De advocaat-generaal vorderde een taakstraf van 50 uren, met vervangende hechtenis bij niet-naleving. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er sprake was van een vormverzuim bij het onderzoek aan de smartphone van de verdachte, omdat hiervoor geen toestemming was gevraagd aan de officier van justitie of de rechter-commissaris. Dit zou volgens hem moeten leiden tot bewijsuitsluiting. Het hof heeft het verweer van de raadsman verworpen, maar erkende dat het onderzoek aan de smartphone een aanzienlijke inbreuk op het recht op privacy vormde, zoals vastgelegd in artikel 8 van het EVRM. Het hof oordeelde echter dat er geen nadeel was aangetoond dat door het vormverzuim was veroorzaakt. Daarom werd het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de overwegingen omtrent het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn in zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004449-16
datum uitspraak: 8 februari 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 november 2016 in de strafzaak onder het parketnummer 15-700078-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 januari 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren, bij niet verrichten te vervangen door 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof de overwegingen ten aanzien van het bewijs aanvult en wat betreft de motivering van de straf aanvullend overweegt dat het hof bij strafoplegging in strafmatigende zin rekening houdt met het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep.

Aanvullende bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat bij het door de politie verrichte onderzoek aan de smartphone van de verdachte sprake is geweest van een meer dan geringe inbreuk op zijn recht op privacy zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Voorafgaand aan dit onderzoek aan de smartphone van de verdachte is geen toestemming gevraagd aan de officier van justitie of de rechter-commissaris. De raadsman stelt zich op het standpunt dat dit, gelet op vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, zou moeten leiden tot het uitsluiten van de inhoud van de smartphone van het bewijs. De raadsman concludeert dat het tenlastegelegde feit dientengevolge niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Het hof begrijpt het verweer van de raadsman zo dat sprake zou zijn van een vormverzuim in het voorbereidende onderzoek dat, gelet op het bepaalde in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting. De politie heeft onderzoek verricht aan de smartphone van de verdachte. Gelet op de stukken in het dossier is dit onderzoek omvangrijk geweest. Het hof volgt het verweer van de raadsman voor zover hij heeft gesteld dat dit onderzoek aan de smartphone een meer dan geringe inbreuk heeft gemaakt op het recht op privacy van de verdachte zoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad had voorafgaand aan het onderzoek hiervoor toestemming gevraagd moeten worden aan de officier van justitie of de rechter-commissaris. Dit vormverzuim kan niet meer worden hersteld.
Of aan dit vormverzuim gevolgen verbonden dienen te worden, hangt af van een aantal factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt. Uit het hiervoor overwogene blijkt het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim. Echter, niet gesteld noch gebleken is welk nadeel is veroorzaakt door het vormverzuim. Het hof zal derhalve volstaan met het constateren van het vormverzuim en hier geen gevolg aan verbinden.

BESLISSING

Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. F.A. Hartsuiker en mr. A.M.P. Geelhoed, in tegenwoordigheid van
mr. R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 februari 2022.