ECLI:NL:GHAMS:2022:3819

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
23-001511-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid verdachte en schending ambtsgeheim door politieambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, een politieambtenaar, was in eerste aanleg vrijgesproken van het schenden van een ambtsgeheim, maar het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van feit 1, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond. De officier van justitie werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

De zaak betreft feit 2, waarbij de verdachte wordt beschuldigd van het opzettelijk schenden van een geheim, waarvan hij wist dat hij dit uit hoofde van zijn ambt als politieagent en op basis van de Wet politiegegevens verplicht was te bewaren. Het hof oordeelde dat de verdachte vertrouwelijke informatie over meerdere personen had opgevraagd in het politiesysteem en deze informatie had gedeeld met een onbevoegde derde. Het hof verwierp het verweer van de verdediging dat er geen geheim was gedeeld en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van het schenden van een geheim.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een taakstraf van 6 uren, maar het hof verhoogde deze straf naar 35 uren, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof paste een strafvermindering toe van 5 uren vanwege een vormverzuim bij de vernietiging van de telefoon van de verdachte. De uitspraak benadrukt de integriteitseisen die aan politieambtenaren worden gesteld en de gevolgen van het schenden van vertrouwelijke informatie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001511-21
Datum uitspraak: 16 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-729012-17 tegen:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1964,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
2 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte en door het openbaar ministerie is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep – feit 1

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep

De officier van justitie heeft op 28 mei 2021 onbeperkt hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Op 4 juli 2022 is het hoger beroep door de advocaat-generaal ingetrokken. Tegen de beslissing van de rechtbank met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde bestaan derhalve geen bezwaren meer. De officier van justitie wordt derhalve, nu ook overigens niet is gebleken van enig rechtens te beschermen belang dat is gediend met de behandeling van dit feit, niet-ontvankelijk verklaard in het ingestelde hoger beroep, gelet op het bepaalde in artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover in hoger beroep nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
2.hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 maart 2016 tot en met 30 maart 2016 te Amsterdam en/of s-Gravenhage en/of Middenbeemster, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander, althans alleen, een geheim, waarvan hij en/of zijn mededader wist(en) dat hij en/of zijn mededader uit hoofde van zijn, verdachtes ambt, (namelijk het ambt van politieagent) en/of een wettelijk voorschrift (namelijk artikel 7 Wet politiegegevens), verplicht was/waren het te bewaren, opzettelijk heeft/hebben geschonden, door (telkens) in het politiesysteem BVI-IB vertrouwelijke informatie omtrent een of meerdere perso(o)n(en), te weten [naam01] en/of [naam02] en/of [naam03] te bevragen en/of te raadplegen en (vervolgens) vertrouwelijke informatie omtrent een of meerdere van voornoemde perso(o)n(en) aan (een) daartoe niet gerechtigde perso(o)n(en) te verstrekken en/of te openbaren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof komt tot een andere strafoplegging.

Bespreking verweer vormverzuimen

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal is van oordeel dat – conform de beslissing van de rechtbank – strafvermindering kan volgen voor de vernietiging van de telefoon van de verdachte en de vernietiging van een audio-bestand dat daarop stond. Voor wat betreft het afpakken van de telefoon is geen vormverzuim aan de orde.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om het uit de telefoon verkregen bewijsmateriaal uit te sluiten van het bewijs. Subsidiair is verzocht het onrechtmatige handelen van het openbaar ministerie tot uitdrukking te brengen in de strafmaat. In dit kader is het volgende aangevoerd.
Er zijn drie vormverzuimen aan de orde. Ten eerste was de inbeslagname van de iPhone 7 onrechtmatig aangezien de telefoon, zonder voorafgaand verzoek tot afgifte, met geweld uit handen van de verdachte is getrokken. Ten tweede is de vernietiging van diezelfde telefoon onrechtmatig, omdat daarvoor geen wettelijke basis bestond. Ten derde is het vernietigen van het originele audiobestand onrechtmatig, omdat de verdediging hierdoor niet in de gelegenheid kon worden gesteld om de inhoud van het proces-verbaal over het audiobestand te controleren. Het gaat telkens om onherstelbare vormverzuimen. Het eigendomsrecht van de verdachte is geschonden. Door de vernietiging van het audio-bestand is het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM geschonden.
Oordeel van het hof
Het hof is met de rechtbank en de advocaat-generaal van oordeel dat de wijze waarop de telefoon van de verdachte in beslag is genomen niet onrechtmatig was en geen vormverzuim oplevert. De telefoon van de verdachte is immers ten behoeve van de waarheidsvinding in beslag genomen en de grondslag van die inbeslagname is daarmee rechtmatig. Zo de stelling van de verdachte dat de verbalisant de telefoon uit zijn handen heeft gerukt om te voorkomen dat hij, verdachte, de telefoon zou vergrendelen al juist is, dan brengt dit geenszins mee dat de inbeslagname onrechtmatig is.
Voor de vernietiging van de telefoon ontbreekt een wettelijke grondslag. Dat levert in zoverre een vormverzuim op. De vernietiging is onherstelbaar. Voor wat betreft de vernietiging van het audiobestand is het hof van oordeel dat dit rechtstreeks het gevolg is van de vernietiging van de telefoon. In zoverre is (eveneens) sprake van een vormverzuim.
De verdediging heeft aangevoerd dat het recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM is geschonden omdat het proces-verbaal over het audiobestand niet kan worden gecontroleerd. Op welke wijze de verdachte in zijn belangen is geschaad, is door de verdediging niet onderbouwd. De verdediging heeft niet aangegeven welk proces-verbaal gecontroleerd had moeten kunnen worden. Voor zover dit verweer betrekking heeft op het proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2017 [1] is niet duidelijk gemaakt hoe de verdachte, zo dat proces verbaal al niet juist is uitgewerkt, daardoor in zijn belangen is geschaad en of hoe het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak daardoor tekort is gedaan. In dat verband is voorts van belang dat de verdachte blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 24 oktober 2017 [2] heeft verklaard dat de uitwerking van voornoemd proces-verbaal van 21 juli 2017 correct is. Het in hoger beroep gevoerde verweer dat de vernietiging van het audiobestand het recht van de verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM heeft geschonden, wordt dan ook verworpen.
Het vormverzuim betrekking hebbend op het vernietigen van de telefoon leidt niet tot bewijsuitsluiting gelet op de situaties waarbij dat blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad aan de orde kan zijn. In zoverre wordt het verweer verworpen. Wel zal dit vormverzuim leiden tot enige strafvermindering omdat de verdachte door de vernietiging van zijn telefoon daadwerkelijk nadeel heeft ondervonden, het nadeel geschikt is voor compensatie door middel van strafvermindering en strafvermindering ook in het licht van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim gerechtvaardigd is. Hierop zal bij de strafoplegging worden teruggekomen.

Feit 2

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde bepleit. Daartoe is aangevoerd dat geen enkel geheim is gedeeld. Het enkele bevragen van de systemen is onvoldoende, bewezen dient te worden dat ook daadwerkelijk vertrouwelijke informatie is gedeeld. Door tegen [naam04] te zeggen dat er ‘niets bijzonders’ is, deelt de verdachte geen geheime informatie. Bovendien is de mededeling ‘niets bijzonders’ geen inhoudelijke mededeling. Voorts is aangevoerd dat geen sprake is van medeplegen. De bijdrage van [naam04] is van onvoldoende gewicht om daarvan te spreken.
Oordeel van het hof
Het hof stelt vast dat de verdachte heeft erkend dat hij de personen als opgenomen in de tenlastelegging in het politiesysteem BVI-IB heeft opgezocht en middels WhatsApp met [naam04] heeft gedeeld dat er ‘niets bijzonders’ met betrekking tot deze personen te vinden was. Betwist wordt dat enig geheim dan wel vertrouwelijke informatie is gedeeld.
Blijkens jurisprudentie van de Hoge Raad moet het gaan om informatie die bestemd was om niet verder te worden bekendgemaakt. [3] De informatie die in het politiesysteem BVI-IB is opgenomen, is slechts bestemd voor ambtenaren die daartoe geautoriseerd en dus bevoegd zijn. [naam04] was hiertoe niet bevoegd en informatie uit die systemen, wat die ook inhoudt, mocht dus niet met haar worden gedeeld. Het delen is in strijd met het ambtsgeheim en de geheimhoudingsplicht die de verdachte als politieambtenaar had. Dat uitsluitend gedeeld is dat ‘niets bijzonders’ met betrekking tot deze personen gevonden is, doet aan het voorgaande niet af, nu ook dergelijke informatie niet bestemd is voor onbevoegden. Ook die informatie is vertrouwelijk van aard.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit het dossier kan worden afgeleid dat [naam04] het feit heeft geïnitieerd door aan de verdachte te vragen een drietal personen na te lopen in de systemen. Vervolgens loopt de verdachte de personen na en reageert met “ja gekeken. Niets bijzonders” waarna [naam04] reageert met “ok”. Gelet op deze handelingen over en weer kan gesproken worden van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [naam04] . Het verweer van de verdediging wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 29 maart 2016 tot en met 30 maart 2016 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een geheim, waarvan hij en zijn mededader wisten dat hij uit hoofde van zijn, verdachtes ambt, namelijk het ambt van politieagent en een wettelijk voorschrift namelijk artikel 7 Wet politiegegevens, verplicht was het te bewaren, opzettelijk heeft geschonden, door in het politiesysteem BVI-IB vertrouwelijke informatie omtrent meerdere personen, te weten [naam01] en [naam02] en [naam03] , te bevragen en/of te raadplegen en vervolgens vertrouwelijke informatie omtrent een of meerdere van voornoemde personen aan een daartoe niet gerechtigde persoon te verstrekken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk een geheim schenden, waarvan hij wist dat hij uit hoofde van zijn ambt en wettelijk voorschrift verplicht was het te bewaren, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 2 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 6 uren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren.
De raadsman heeft verzocht, rekening houdend met de vormverzuimen, de schending van de redelijke termijn en de blanco documentatie van de verdachte, conform het vonnis van de rechtbank te oordelen, dan wel artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk schenden van een geheim, samen met zijn toenmalige vriendin, door in het BVH-IB politiesysteem te controleren of drie personen antecedenten op hun naam hadden. Door informatie naar aanleiding van deze zoekslag vervolgens te delen met deze vriendin is informatie gedeeld die niet bestemd is voor onbevoegde derden. Dit is een ernstig vergrijp. Een politieambtenaar, zoals de verdachte toen was, heeft een bijzondere positie in de maatschappij en van hem wordt volledige integriteit en onkreukbaarheid verwacht. Een strafbaar feit door een politieambtenaar gepleegd in het kader van zijn functie levert dan ook een ernstige inbreuk op de rechtsorde op. De verdachte heeft met zijn handelen misbruik gemaakt van zijn positie en als zodanig ook het aanzien en de integriteit van de politie schade toegebracht.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 oktober 2022 is de verdachte niet recentelijk onherroepelijk veroordeeld voor enig misdrijf.
Het hof acht, alles afwegende, in beginsel een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden. Toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt derhalve niet passend geacht.
Het hof zal enige strafvermindering toepassen in verband met het hiervoor besproken vormverzuim. Het hof acht een vermindering van 5 uren taakstraf in dit geval passend. Het hof zal, nu het gaat om een beperkte taakstraf van – na aftrek van de 5 uren in verband met het vormverzuim – 35 uren, volstaan met de enkele vaststelling van de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 47 en 272 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing
ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
35 (vijfendertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
17 (zeventien) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. H.A. van Eijk en mr. A.J. van Es, in tegenwoordigheid van mr. N. van Gelder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
16 november 2022.
mr. A.J. van Es is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]

Voetnoten

1.ZD 07, pagina’s 194-198.
2.ZD 05, pagina 103.