ECLI:NL:GHAMS:2022:3785

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
23-001092-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan mishandeling van een jongen op school

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 10 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2006, was beschuldigd van medeplichtigheid aan de mishandeling van een jongen op haar school op 16 september 2020. De kinderrechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 20 uren, maar het hof heeft het vonnis vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. Het hof sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde mishandeling, maar achtte de subsidiaire tenlastelegging van medeplichtigheid bewezen. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk behulpzaam was geweest bij de mishandeling door informatie te verstrekken aan haar broer, die de mishandeling uitvoerde. De verdachte had via WhatsApp screenshots gestuurd en het lesrooster van het slachtoffer achterhaald, wat leidde tot de confrontatie en mishandeling van het slachtoffer. Het hof legde een taakstraf op van 20 uren, omdat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplichtigheid aan de mishandeling, en vond het noodzakelijk dat de verdachte de gevolgen van haar daden zou voelen. De uitspraak is gedaan in het kader van het jeugdstrafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001092-22
datum uitspraak: 10 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 april 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-272035-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2006,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en haar raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
zij op of omstreeks 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
  • aan het lichaam te trekken en/of
  • op de grond te gooien en/of
- ( (vervolgens) tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen;
subsidiair
medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[slachtoffer] heeft/hebben mishandeld door die [slachtoffer]
  • aan het lichaam te trekken en/of
  • op de grond te gooien en/of
  • (vervolgens) tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen
tot/bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, 16 september 2020 te Nieuw-Vennep opzettelijk gelegenheid heeft verschaft en/of behulpzaam is geweest, door
  • aan medeverdachte [medeverdachte 1] via WhatsApp screenshots te sturen van een livechat waarin (kennelijk) door die [slachtoffer] op uitdagende/prikkelende wijze werd gesproken over het conflict dat die [slachtoffer] met medeverdachte [medeverdachte 2] had en/of
  • het lesrooster inclusief lokalen van die [slachtoffer] te achterhalen en medeverdachte [medeverdachte 1] daarover te informeren en/of
  • medeverdachten [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een bericht (middels de telefoon) te geven op het moment dat die [slachtoffer] de school verliet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de kinderrechter.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is – overeenkomstig de standpunten van de advocaat-generaal en de raadsvrouw – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ook dient te worden vrijgesproken van het subsidiair tenlastegelegde.
Zij heeft daartoe – hier samengevat – aangevoerd dat de Whatsappconversatie van 16 september 2020 tussen de verdachte en haar broer [medeverdachte 1]
(hierna: [medeverdachte 1])geen betrekking had op [slachtoffer]
(hierna: [slachtoffer]),maar op een jongen uit de beurt: [naam]. De verdachte heeft aan [medeverdachte 1] het nummer van het klaslokaal doorgegeven waarin zij dacht dat [naam] les had. De verdachte heeft per abuis het lokaal doorgegeven waar [slachtoffer] les had. Voorts droeg [naam] toevalligerwijs op 16 september 2020, net als [slachtoffer], een rood kledingstuk (een hoodie/trui, geen vest), Airpods en een ketting.
Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat de verdachte de voor medeplichtigheid vereiste dubbele opzet heeft gehad op de mishandeling van [slachtoffer]. Nergens blijkt uit dat de verdachte wist dat [slachtoffer] die dag mishandeld zou worden en dat zij hieraan een bijdrage heeft willen leveren middels het verstrekken van informatie.
Het hof verwerpt de verweren overweegt daartoe als volgt.
Op 16 september 2020 om 07.30 uur stuurt de verdachte een
screenshotvan een
live chatvan [social media] via Whatsapp naar haar broer [medeverdachte 1]. Deze screenshot bevat een conversatie waaruit kan worden afgeleid dat er een conflict was tussen [medeverdachte 2] (de andere broer van de verdachte) en [slachtoffer].
Later op die ochtend vraagt [medeverdachte 1] op Whatsapp aan de verdachte om hem te informeren over een lesrooster. De verdachte geeft gehoor aan dat verzoek en stuurt [medeverdachte 1] om 13.18 uur een Whatsappbericht met de tekst: “
hij zit nu in [lokaal] en hij is half 3 klaar”.[medeverdachte 1], die kennelijk even daarvoor aanwezig was op de school van de verdachte, antwoordt hierop dat hij
“m”net zag en dat “
hij”leuke Airpods en een ketting heeft. De verdachte bevestigt daarna aan [medeverdachte 1] dat de persoon over wie zij spreken een rode hoodie aan heeft. Verder blijkt uit de gewiste belcontacten uit de telefoon van de verdachte dat zij op die 16e september 2020 tussen 12.50 uur en 15.02 uur veelvuldig telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1].
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij het zevende uur les had in lokaal [lokaal] en dat hij na het achtste uur uit was, te weten om 14.30 uur. [slachtoffer] had die dag een rood capuchonvest aan, hij had Airpods en hij droeg een ketting. Toen hij omstreeks 14.30 uur de school verliet zag hij dat de verdachte aan het bellen was. [slachtoffer] wist dat de verdachte het zusje is van [medeverdachte 2], met wie hij een conflict had. Uit het dossier blijkt dat de verdachte omstreeks dat tijdstip telefonisch heeft gehad met [medeverdachte 1]. Direct nadat de verdachte stopte met praten, zag [slachtoffer] twee jongens op hem af komen lopen. [slachtoffer] liep direct naar het kantoor van de conciërge en zei hem dat twee jongens hem bedreigden. Terwijl [slachtoffer] bij de conciërge was, zijn de twee jongens de school ingegaan en hebben hem aldaar mishandeld door hem uit het kantoor van de conciërge te sleuren, hem vervolgens op de grond te gooien en hem te schoppen en te slaan. [medeverdachte 1] is voor deze mishandeling vervolgd en hiervoor inmiddels onherroepelijk veroordeeld.
Het hof schuift de verklaring van de verdachte, inhoudende dat het Whatsappgesprek tussen haar en [medeverdachte 1] zou gaan over [naam], als ongeloofwaardig ter zijde. De door de verdachte aan [medeverdachte 1] verstrekte informatie sluit namelijk naadloos aan op het lesrooster en het signalement van [slachtoffer] op 16 september 2020. [naam] heeft bovendien verklaard dat hij op 16 september 2020 om 13.50 uur uit was. Hij had die dag geen les in het lokaal [lokaal]. De door de raadsvrouw verder niet onderbouwde stelling dat [naam] op 16 september 2020 eveneens een rode hoodie aan zou hebben gehad, maakt dit niet anders, omdat vast is komen te staan dat [slachtoffer] op die dag door [medeverdachte 1] is mishandeld.
De vraag die voorts aan het hof voorligt is of de verdachte met haar handelen – het doorsturen van de
screenshotvan de
live chaten het achterhalen en het doorspelen van gegevens van het lesrooster van [slachtoffer] aan [medeverdachte 1] – opzettelijk behulpzaam is geweest bij het medeplegen van de mishandeling van [slachtoffer] door [medeverdachte 1], zodat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid daaraan.
Het hof stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op de handelingen als medeplichtige, maar ook dat het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader(s) gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Op grond van de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn, als voorwaardelijk opzet op de mishandeling van [slachtoffer]. Door de live chat te versturen aan [medeverdachte 1] heeft zij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [medeverdachte 1] verhaal zou gaan halen bij [slachtoffer] en dat die confrontatie niet uitsluitend verbaal van aard zou zijn, maar ook lichamelijk. Om te bewerkstelligen dat [medeverdachte 1] de confrontatie met [slachtoffer] zou kunnen aangaan, heeft zij het lesrooster van [slachtoffer] achterhaald en [medeverdachte 1] van informatie voorzien over waar [slachtoffer] zich die dag bevond en hem bevestigd hoe hij eruit zag. Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
medeverdachte [medeverdachte 1] op 16 september 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
  • aan het lichaam te trekken en
  • op de grond te gooien en
  • vervolgens tegen het lichaam te slaan en te schoppen,
tot het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, 16 september 2020 te Nieuw-Vennep opzettelijk behulpzaam is geweest, door
  • aan medeverdachte [medeverdachte 1] via WhatsApp screenshots te sturen van een livechat waarin (kennelijk) door die [slachtoffer] op uitdagende/prikkelende wijze werd gesproken over het conflict dat die [slachtoffer] met [medeverdachte 2] had en
  • het lesrooster inclusief
  • medeverdachte [medeverdachte 1] een bericht (middels de telefoon) te geven op het moment dat die [slachtoffer] de school verliet.
Hetgeen subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan medeplegen van mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De kinderrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft, subsidiair, verzocht om aan de verdachte een straf conform voorarrest en een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 16 uren op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van mishandeling van een jongen op haar school. Allereerst heeft zij haar broer ervan op de hoogte gesteld dat er door het slachtoffer op een bepaalde wijze werd gesproken over een conflict dat hij zou hebben gehad met hun andere broer. Zij heeft vervolgens informatie verstrekt over het uiterlijk en de locatie van het slachtoffer, terwijl het niet anders kan dan dat zij wist dat haar broer de confrontatie met het slachtoffer wilde opzoeken. Het slachtoffer is, ten gevolge van deze informatieverstrekking, op zijn school opgezocht door (in ieder geval) een van de broers van de verdachte, waarna hij is mishandeld.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 oktober 2022 is zij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.
De door de raadsvrouw bepleite voorwaardelijke werkstraf doet geen recht aan de ernst van dit feit. De verdachte heeft immers geholpen een forse mishandeling mogelijk te maken. Het hof vindt het nodig dat de verdachte daadwerkelijk voelt dat haar daden gevolgen hebben, en zal dus een onvoorwaardelijke straf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 20 uren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 48, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. P.F.E. Geerlings en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 november 2022.
mr. P.F.E. Geerlings en mr. B.A.A. Postma zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]