Uitspraak
Onderzoek van de zaak
Tenlastelegging
Hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 december 2014 tot en met 16 maart 2016 Alkmaar en/of Oosterbeek, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 2009, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meermalen ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het één of meermalen
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 6 juni 2018 te Julianadorp, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 2010, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, één of meermalen ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het één of meermalen
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot 31 december 2018 te Julianadorp, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, één of meermalen ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het één of meermalen
Vonnis waarvan beroep
Vrijspraken feit 1, 2 en 3
(hierna: [slachtoffer 1]) op het punt van het misbruik voldoende steun vindt in andere voldoende concrete bewijsmiddelen, te weten in de getuigenverklaring van [getuige] , de hulpverlener van [slachtoffer 1] bij de zorgboerderij [zorgboerderij] , de verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] , [naam 1] , de verklaring van de voormalige voogd van de verdachte, [naam 2] en de verklaring van [naam 3] . Dat [slachtoffer 1] zelf heeft verklaard dat hij ten tijde van het ten laste gelegde misbruik een luier droeg (
het hof: dit zou daarmee rond zijn 5e jaar zijn), terwijl zijn moeder heeft verklaard dat hij een luier heeft gedragen tot hij ongeveer tweeëneenhalf jaar oud was, is een detail waar de rechtbank te veel waarde aan heeft gehecht. Dat in het door de getuige [naam 2] genoemde e-mailbericht van mevrouw [naam 4] van 26 juli 2020 staat dat de verdachte in 2017 tegen een groepsgenoot zou hebben gezegd dat hij seks heeft gehad met zijn stiefbroertjes, terwijl [slachtoffer 1] zijn halfbroertje is, is eveneens een detail dat slechts benoemd dient te worden. Tot slot heeft de verdachte zelf verklaard dat hij nooit alleen is geweest met [slachtoffer 1] , terwijl hij ook heeft toegegeven dat hij weleens op [slachtoffer 1] heeft gepast. Dat de verdachte wel degelijk alleen is geweest met [slachtoffer 1] , zoals [slachtoffer 1] heeft verklaard, vindt verder steun in de verklaring van [naam 3] .
(hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 3]
(hierna: [slachtoffer 3] )eveneens wettig en overtuigend bewezen kan worden, om kort samengevat de volgende redenen. De disclosure-verklaring van [slachtoffer 2] jegens zijn moeder ( [naam 5] ) over het misbruik door de verdachte is authentiek en vindt steun in de verklaring van [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] heeft bij de politie een gedetailleerde verklaring afgelegd over het misbruik door de verdachte jegens hem en zijn broertje [slachtoffer 2] , waarbij hij heeft verklaard dat het misbruik ieder weekend plaatsvond, als zij bij hun vader sliepen en als de verdachte daar ook was. De verklaringen van [slachtoffer 3] vinden weer steun “in de verklaring van [slachtoffer 2] ”, nu beide verklaringen in hoge mate op elkaar aansluiten. Voorts vinden de verklaringen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] steun in de verklaring van hun vader, [naam 6] , die heeft bevestigd dat [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en de verdachte in de ten laste gelegde periode op één kamer sliepen.