ECLI:NL:GHAMS:2022:3746

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
21/00547
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van bevroren mandarijnenpartjes en de toepassing van antidumpingrechten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 december 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de douanerechtelijke indeling van bevroren mandarijnenpartjes die afkomstig zijn uit China. De inspecteur van de Belastingdienst/Douane had een uitnodiging tot betaling (utb) opgelegd aan de belanghebbende, [X] GmbH, voor een bedrag van € 148.673,62, inclusief douanerechten en antidumpingrechten. De rechtbank Noord-Holland had eerder de utb vernietigd, maar de inspecteur ging in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de inspecteur de utb terecht had opgelegd, omdat de mandarijnenpartjes chemisch ontvliesd waren en daarom moesten worden ingedeeld onder Taric-code 2008 30 90, waarop antidumpingrechten van toepassing zijn. Het Hof stelde vast dat het ontvliezen van de mandarijnenpartjes niet als een toegestane bewerking onder hoofdstuk 8 van de Gecombineerde Nomenclatuur kan worden aangemerkt. De rechtbank had ten onrechte geoordeeld dat het ontvliezen onderdeel uitmaakte van het pellen. Het Hof concludeerde dat de inspecteur voldoende bewijs had geleverd dat de mandarijnenpartjes chemisch waren ontvliesd en dat de utb terecht was opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 21/00547
29 december 2022
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane,de inspecteur,
tegen de uitspraak van 6 juli 2021 in de zaak met kenmerk HAA 19/4701 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
[X] GmbHals rechtsopvolger van
[XX] B.V., gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: [A] )
en
de inspecteur
alsmede
de Staat(de Minister van Justitie en Veiligheid).

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.
De inspecteur heeft op 18 september 2018 aan belanghebbende een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) uitgereikt voor een bedrag van € 148.673,62, zijnde € 11.998 aan douanerechten, € 129.960,10 aan definitieve antidumpingrechten en € 6.715,52 aan rente op achterstallen.
1.1.2.
Het daartegen gemaakte bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend
6 augustus 2019, afgewezen.
1.2.
Belanghebbende heeft tegen de onder 1.1.2. vermelde uitspraak beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 6 juli 2021 heeft de rechtbank als volgt op het beroep beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar van 6 augustus 2019;
- herroept de utb van 18 september 2018;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt de Minister van Veiligheid en Justitie tot vergoeding van de door eiseres geleden immateriële schade tot een bedrag van € 500;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 2.026;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 338 aan eiseres te vergoeden.”
1.3.
Het tegen deze uitspraak door de inspecteur ingestelde hoger beroep is bij het Hof
ingekomen op 16 augustus 2021. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De inspecteur heeft bij brief van 20 oktober 2022 een nader stuk ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 november 2022. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden. Het onderzoek ter zitting heeft met instemming van partijen gelijktijdig plaatsgevonden met het onderzoek in de zaken 21/543 en 21/544 van [B] B.V.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld:
“1. [B] B.V. heeft in de periode van 25 augustus 2015 tot en met 20 juni 2016 als direct vertegenwoordiger namens eiseres twaalf aangiften tot plaatsing onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” gedaan voor “bevroren mandarijnensegmenten” (hierna: mandarijnenpartjes) onder Taric-code 0811 90 95 90 met als land van oorsprong China.
2. De mandarijnenpartjes zijn afkomstig van drie verschillende leveranciers in China, te weten: [C] Co., Ltd (hierna: [C] ), [D] Co., Ltd. (hierna: [D] ) en [E] Co., Ltd (hierna: [E] ).
3. Op 29 mei 2018 is een administratieve controle na invoer (hierna: CNI) ingesteld bij eiseres. De uitkomsten van deze CNI zijn opgenomen in het controlerapport van 27 september 2018 (met onderzoeksnummer: KRM-AC 101701 ). Tijdens het onderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat de mandarijnenpartjes door eiseres in de verkeerde goederencode zijn ingedeeld. Verweerder is van mening dat het ontdoen van de vliezen van de mandarijnenpartjes door een chemische behandeling is uitgevoerd en dat een dergelijke behandeling verder gaat dan de behandelingen die zijn toegestaan voor indeling onder hoofdstuk 8 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: GN).
4. Verweerder heeft de indeling van de mandarijnenpartjes gecorrigeerd naar Taric-code 2008 30 90 69 A999 . Deze correctie leidt tot een navordering van de meer verschuldigde invoerrechten en verschuldigde antidumpingrechten en daarom heeft verweerder de utb aan eiseres uitgereikt.
5. Tijdens de bezwaarfase heeft het Douane Laboratorium in de periode van 1 tot en met 4 april 2019 een onderzoek uitgevoerd naar een eventuele chemische behandeling van de ten invoer aangegeven mandarijnenpartjes. Bij dit onderzoek is (onder meer) gebruik gemaakt van monsters van mandarijnenpartjes die in een andere zaak ten invoer zijn aangegeven, maar die volgens verweerder afkomstig zijn van [D] . De bevindingen zijn in het LO-rapport van 8 april 2019 (met het LO-nummer 235LO19 ) vastgelegd.”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden, zal ook het Hof daarvan uitgaan. Het Hof vult de feiten als volgt aan.
2.2.
Tot de stukken van het geding behoren twee flowcharts van [D] . De eerste flowchart is uit 2012 en omvat de volgende handelingen:
“ Mandarin orange inspection (CCP1)  Sorting & grading  Blanching  Peeling  segmenting  Citric acid and soda treatment (CCP2)  washing  Removing membrane  Draining  Freezing (IQF)  sieving  Sorting and grading  Metal detection (CCP3)  weighing  Inspection of inner Polybag by light  Inspection of cardboard cartons  sterilized by ozone  Packing  Metal detection (CCP3)  storing  Loading for shipment”
De tweede flowchart is uit 2014 en is gelijk aan die uit 2012, met dien verstande dat het blokje “Citric acid and soda treatment (CCP2)” ontbreekt en de blokjes “Metal detection” zijn omgenummerd van CCP3 naar CCP2.
Een verklaring van [D] , van 13 april 2018, luidt als volgt:
“We hereby confirm that the product -iqf mandarin segments supplied to Flagfood AG, while processing we use Soda ( [X] grade) to remove the membrane, then we use clean water (drinking water) to wash it many times.”
In een “confirmation letter” van 20 augustus 2018 verklaart [D] als volgt:
“We (…) hereby confirm that during production of frozen mandaring segments, no Soda was used in the production flow chart. The end”
2.3.
Tot de stukken van het geding behoort een flowchart van [C] uit 2016 die de volgende handelingen omvat:
“ Mandarin orange inspection (CCP1)  Sorting & grading  Blanching  Peeling  segmenting  washing  Draining  Freezing (IQF)  sieving  Sorting and grading  Metal detection (CCP3)  weighing  Inspection of inner Polybag by light  Inspection of cardboard cartons  sterilized by ozone  Packing  Metal detection (CCP3)  storing  Loading for shipment”
In een confirmation letter van 20 augustus verklaart [C] als volgt:
“We (…) confirm that during production of frozen mandaring segments, no Soda was used in the production flow chart. The end”
2.4.
Tot de stukken van het geding behoort een ongedateerde flowchart van [E] die de volgende handelingen omvat:
“Raw Materials  Sorting by hand  Peel the skin of Mandarin Orange  Peel the skin of Mandarin orange segments and seedless  Washing and seedless (one more time)  Put the Mandarin segments on plates (with holes) and water filtering  IQF Frozen (-30C)  Put semi-finished Mandarin segments into cartons from plates  Storage at cool warehouse  …”

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is, net als in beroep, in geschil of de inspecteur de utb terecht aan belanghebbende heeft uitgereikt. Meer specifiek is in geschil of de mandarijnenpartjes als “andere gekookte bevroren vruchten zonder toegevoegde suiker” moeten worden ingedeeld in onderverdeling 0811 9095 dan wel als “op andere wijze bereide vruchten, zonder toegevoegde alcohol, zonder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen” in onderverdeling 2008 3090. Indien de mandarijnenpartjes moeten worden ingedeeld in onderverdeling 2008 3090 is in geschil of het antidumpingrecht dat is ingesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1313/2014 van toepassing is.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Overwegingen van de rechtbank

De rechtbank heeft ten aanzien van het geschil als volgt overwogen:
“Toepasselijke regelgeving
De GN ten tijde van de aangiften en voor zover van belang:
Toelichting IDR op Hoofdstuk 8:
Dit hoofdstuk omvat vruchten (noten daaronder begrepen) en schillen van citrusvruchten of meloenen, die doorgaans bestemd zijn voor menselijke consumptie, hetzij als zodanig hetzij na te zijn bereid. Zij kunnen vers zijn (gekoeld daaronder begrepen), bevroren (ook indien zij van tevoren zijn gestoomd of gekookt in water of met toegevoegde zoetstof) of gedroogd (dehydreren, evaporeren of droogvriezen daaronder begrepen). Zij mogen eveneens voorlopig zijn verduurzaamd, bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen met conserverende werking zijn toegevoegd, een en ander voor zover zij aldus niet voor dadelijke consumptie geschikt zijn.
(…)
Vorenbedoelde producten mogen geheel, in schijven of in stukken gesneden, ontpit, tot pulp geplet, geraspt, geschild, gepeld of ontbolsterd zijn.
(…)
Van dit hoofdstuk zijn voorts uitgezonderd:
1. (…)
2.
eetbare vruchtenen
schillen van citrusvruchten of van meloenendie anders zijn bereid of verduurzaamd dan hiervoor omschreven (hoofdstuk 20);
(…)
0811 - Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, al dan niet
Met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen:(…)
0811 90 - - andere: (…)
0811 90 95 - - - andere: (…)
0811 90 95 90 - - - - andere
Publicatieblad van de Europese Unie C 180 van 29 mei 2020
Toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie
(2020/C 180/08)
“Overeenkomstig artikel 9, lid 1, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (…) worden de toelichtingen op de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie (…) als volgt gewijzigd:
Op bladzijde 59 wordt na de toelichting op GN-onderverdeling
“0811 20 51 rode aalbessen”de volgende alinea ingevoegd:

0811 90 95 andere
Deze onderverdeling omvat geen bevroren partjes van mandarijnen waarbij de
vliesjes chemisch zijn verwijderd (in het algemeen post 2008).”.
Op bladzijde 93 wordt na de toelichting op GN-onderverdeling
“2008 30 51 partjes van pompelmoezen en van pomelo’s”de volgende alinea ingevoegd:

2008 30 55 mandarijnen, tangerines en satsuma’s daaronder begrepen; clementines,
en 2008 30 75 wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten
Deze onderverdelingen omvatten bevroren partjes van mandarijnen waarbij de
vliesjes chemisch zijn verwijderd.”. (…)
(Toevoeging Hof)
Op bladzijde 93 wordt na de toelichting op GN-onderverdeling“2008 3071 partjes van pompelmoezen en van pomelo’s”de volgende alinea ingevoegd:
“2008 3090 zonder toegevoegde suiker
Zie de toelichtingen op onderverdelingen 2008 3055 en 2008 3075.”.
Toelichting IDR op hoofdstuk 20:
Deze post omvat vruchten en andere eetbare plantendelen, mengsels van deze producten daaronder begrepen, in hun geheel, in stukken of als pulp, die op andere wijze zijn bereid of verduurzaamd dan is omschreven in andere hoofdstukken of in de voorgaande posten bedoeld bij dit hoofdstuk.
2008 Vruchten en andere eetbare plantendelen, op andere wijze bereid of verduurzaamd, ook indien met toegevoegde suiker, andere zoetstoffen of alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen:(…)
2008 30 - citrusvruchten: (…)
- - zonder toegevoegde alcohol: (…)
2008 30 90 - - - zonder toegevoegde suiker:
- - - - andere:
- - - - - mandarijnen, tangerines en satsuma's daaronder begrepen; clementines, wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten:
2008 3090 69 - - - - - - andere
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1313/2014 VAN DE COMMISSIE van 10 december 2014 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde bereide of verduurzaamde citrusvruchten (mandarijnen enz.) van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad.
In artikel 1 wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld voor bereide of verduurzaamde mandarijnen, tangerines en satsuma's daaronder begrepen, en clementines, wilkings en andere dergelijke kruisingen van citrusvruchten, zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, zoals omschreven onder GN-post 2008 en momenteel ingedeeld onder de GN-codes 2008 30 55, 2008 30 75 en ex 2008 30 90 (Taric-codes 2008 30 90 61, 2008 30 90 63, 2008 30 90 65, 2008 30 90 67 en 2008 30 90 69), van oorsprong uit de Volksrepubliek China.
Op grond van artikel 2 gelden voor [C] , [D] en [E] – als deze verordening op de ingevoerde mandarijnenpartjes van toepassing is – het specifiek recht van € 531,20 per ton netto gewicht en de aanvullende Taric-code A999.
10. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven. Hierbij vormen de GS- en de GN-toelichtingen nuttige aanwijzingen voor de tariefindeling, ook al zijn deze toelichtingen slechts uitleggingen en rechtens niet bindend (zie onder meer HvJ 26 april 2017, C-51/16 (Stryker EMEA Supply Chain Services BV), r.o. 39 en 45). De inhoud van GS- en GN- toelichtingen moet in overeenstemming zijn met de GN-bepalingen en mag de strekking daarvan niet wijzigen. Toelichtingen moeten, indien zij in strijd blijken met de tekst van de GN-posten en de aantekeningen bij de afdelingen of hoofdstukken, terzijde worden geschoven (zie onder meer HvJ 26 november 2015, C-44/15 (Duval GmbH & Co, KG., r.o. 24).
11. Niet in geschil is dat de in geschil zijnde bevroren mandarijnenpartjes vóór het bevriezen zijn ontvliesd. Verweerder stelt dat de ingevoerde mandarijnenpartjes door middel van een chemische behandeling zijn ontvliesd. Eiseres heeft die stelling betwist. Nu verweerder wenst af te wijken van de aangegeven goederencode rust op hem de bewijslast. Verweerder heeft de door eiseres ingevoerde mandarijnen partjes niet gezien en derhalve ook niet kunnen onderzoeken. Dat de ingevoerde mandarijnenpartjes vergelijkbaar zijn met een door een derde ingevoerde en wel door verweerder gecontroleerde partij mandarijnenpartjes, afkomstig van één van de drie leveranciers van eiseres, is niet komen vast te staan. Ook kan niet worden vastgesteld dat de manier waarop het Douane Laboratorium in het kader van haar simulatie onderzoek mandarijnenpartjes heeft bewerkt overeenkomt met de werkwijze die de drie leveranciers van eiseres met betrekking tot de ingevoerde mandarijnenpartjes hebben toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de in geschil zijnde mandarijnenpartjes een chemische behandeling hebben ondergaan.
12. Vervolgens dient de rechtbank te beoordelen of het ontvliezen van de mandarijnenpartjes op een andere wijze dan door middel van een chemische behandeling aan indeling onder hoofdstuk 8 van de GN in de weg staat en indeling daarom onder hoofdstuk 20 van de GN en wel in Taric-code 2008 30 90 69 A999 dient plaats te vinden. Niet in geschil is dat het verwijderen van de vliesjes niet is bedoeld om de mandarijnenpartjes te conserveren of te verduurzamen en ook de rechtbank gaat daarvan uit. Blijkens de bewoordingen van de toelichting IDR geschiedt voorlopig verduurzamen in de zin van hoofdstuk 8 van de GN immers door het toevoegen van – of de opslag in – stoffen met verduurzamende eigenschappen, bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan zout, zwavel of andere stoffen met conserverende werking zijn toegevoegd. De mandarijnenpartjes zijn niet voorlopig verduurzaamd in vorenbedoelde zin, nu geen conserverende stoffen zijn toegevoegd en evenmin sprake is van verpakking in water of enige andere vloeistof waaraan conserverende stoffen zijn toegevoegd. De in geschil zijnde mandarijnenpartjes dienen als “bevroren” te worden aangemerkt.
13. Eiseres meent dat dat het ontvliezen onderdeel uitmaakt van het pellen en daarom indeling onder hoofdstuk 8 van de GN zonder meer is toegestaan. Verweerder meent dat ontvliezen geen deel uitmaakt van het pellen en een verdergaande behandeling behelst dan de bereiding die voor indeling onder hoofdstuk 8 mogelijk is. Het verwijderen van de vliesjes van de mandarijnenpartjes kan naar het oordeel van de rechtbank niet als een wijze van bereiden worden aangemerkt. De wijze van bereiden is onder meer het in de IDR toelichting bij hoofdstuk 8 genoemde stomen, in water of met toegevoegde zoetstof koken, dehydreren, evaporeren en droogvriezen. Naar het oordeel van de rechtbank valt het ontvliezen van mandarijnenpartjes onder het pellen en maakt daarom deel uit van de in de toelichting IDR bij hoofdstuk 8 genoemde toegestane bewerkingen van vruchten. Van een verdergaande behandeling dan een behandeling die was gericht op het verwijderen van de vliesjes is ook geen sprake (vergelijk in deze zin: ECLI:NL:GHAMS:2002:AO9741).
14. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de bevroren mandarijnenpartjes ingedeeld moeten worden onder Taric-code 0811 90 95 90 en dient het beroep gegrond te worden verklaard.
(…)
Proceskosten en griffierecht
17. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres met de behandeling van het bewaar en beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 2.026 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het hoorgesprek met een waarde per punt van € 265, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 748 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank ziet voorts aanleiding verweerder op te dragen het door eiseres betaalde griffierecht van € 338 te vergoeden.”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de mandarijnenpartjes chemisch zijn ontvliesd en dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij geen feiten en omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan dit aannemelijk is gemaakt. Chemisch ontvliesde mandarijnenpartjes moeten als “op andere wijze bereide vruchten” worden ingedeeld in onderverdeling 2008 3090. Steun hiervoor vindt hij in de GN-toelichting op deze onderverdeling (“Deze onderverdelingen omvatten bevroren partjes van mandarijnen waarbij de vliesjes chemisch zijn verwijderd”). Het antidumpingrecht dat op die onderverdeling van toepassing is, is niet beperkt tot mandarijnenpartjes in blik, zodat ook de onderhavige partjes daaronder vallen. De inspecteur concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en ongegrondverklaring van het beroep.
5.2.
Belanghebbende voert aan dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat de onderhavige mandarijnenpartjes chemisch zijn ontvliesd. Handmatig ontvliesde mandarijnenpartjes moeten als ongezoete bevroren vruchten worden ingedeeld in onderverdeling 0811 9095, waarop geen antidumpingrecht van toepassing is. Ook al zouden de mandarijnenpartjes chemisch zijn ontvliesd, dan nog moeten zij worden ingedeeld in onderverdeling 0811 9095, omdat ontvliezen, ook al gebeurt dat chemisch, niet een bewerking is die uitstijgt boven de bewerkingen die binnen post 0811 zijn toegestaan. Indien de mandarijnenpartjes wel moeten worden ingedeeld in onderverdeling 2008 3090, dan zijn daarop geen antidumpingrechten van toepassing. Uit de overwegingen bij de antidumpingverordening blijkt overduidelijk dat het dumpingonderzoek zich heeft gericht op mandarijnenpartjes in blik en niet op bevroren losse mandarijnenpartjes, waardoor laatstgenoemden niet kunnen worden geraakt door het antidumpingrecht. Belanghebbende concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank. Het Hof oordeelt als volgt.
Vooraf
5.3.
De inspecteur heeft voorafgaand aan de zitting, op 20 oktober 2022, in één geschrift, nadere opmerkingen ingediend in zowel de onderhavige zaak als in de gelijktijdig ter zitting behandelde zaak van [B] B.V. Belanghebbende klaagt over deze handelwijze van de inspecteur. De klacht faalt. Naar het oordeel van het Hof staat het de inspecteur in een geval als het onderhavige, waarin het onderzoek ter zitting met instemming van partijen gelijktijdig plaatsvindt, vrij om zijn hogerberoepschriften in één nader geschrift aan te vullen.
Tariefindeling
5.4.
De rechtbank is in haar uitspraak in r.o. 9 uitgegaan van het juiste wettelijke kader. Het Hof zal hier ook vanuit gaan. Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de postonderverdelingen, de aantekeningen op de afdelingen en op de hoofdstukken en de algemene indelingsregels. Het is vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie, dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in het algemeen moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen, zoals deze in de tekst van de GN-posten en in de aantekeningen op de afdelingen en de hoofdstukken zijn omschreven en die bij inklaring geverifieerd kunnen worden (vgl. HvJ 28 juli 2011, Pacific World Limited en FDD International Limited, C-215/10, ECLI:EU:C:2011:528, r.o. 40 tot en met 42). De fabricagemethode waarmee een product is verkregen, is daarom slechts van invloed wanneer een tariefpost en/of aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken dit uitdrukkelijk bepalen (Hoge Raad 8 november 2019, nr. 18/00768, ECLI:NL:HR:2019:1710, r.o. 2.5.4.).
5.5.
Het Hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dát de ingevoerde mandarijnenpartjes zijn ontvliesd, noch dat die ontvliezing tot en met 2012 op chemische wijze plaatsvond (zie 2.2). Anders dan de rechtbank is het Hof van oordeel dat het ontvliezen van losse mandarijnenpartjes een wijze van
bereidingis die verder gaat dan de bewerkingen die zijn toegestaan binnen post 0811. Ontvliezen van de partjes kan niet worden aangemerkt als pellen of schillen van een vrucht, i.c. een mandarijn, omdat de vliezen van de individuele partjes geen deel uitmaken van de schil van een mandarijn maar van de partjes. Daarin onderscheidt deze zaak zich van de zaak die heeft geleid tot Hof Amsterdam 30 december 2002, 00/90053, ECLI:NL:GHAMS:2002:AO5541. Door het ontvliezen worden de partjes geschikt gemaakt voor verwerking in patisserie en dergelijke en ook overigens is het vliesje ongewenst bij consumptie, aldus de toelichting van belanghebbende ter zitting. Dit betekent dat ontvliesde mandarijnenpartjes ingedeeld dienen te worden in post 2008 en dat de utb in ieder geval voor het douanerecht terecht aan belanghebbende is uitgereikt.
5.6.
De methode van ontvliezen (handmatig of chemisch) acht het Hof niet relevant, nu tariefindeling moet plaatsvinden aan de hand van de objectieve kenmerken en eigenschappen van de ingevoerde goederen. Vast staat dat de partjes zijn ontvliesd en dus zijn bereid (zie 5.5.). Het productieproces is slechts relevant wanneer dat volgt uit teksten van tariefposten en aantekeningen (vgl. Hoge Raad 8 november 2019, 18/00768, ECLI:NL:HR:2019:1710, r.o. 2.5.4), hetgeen in casu niet het geval is. Overigens acht het Hof het niet aannemelijk dat mandarijnenpartjes zonder chemische behandeling handmatig van hun vlies zouden kunnen worden ontdaan.
5.7.
Mocht dit anders zijn, en moet worden aangenomen dat
handmatigeontvliezing zonder chemische behandeling wel kan gelden als een binnen post 0811 toegestane handeling, dan is het Hof van oordeel dat de inspecteur aan de hand de flowchart van [D] uit 2012 en de niet gewijzigde prijzen van de mandarijnenpartjes voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door belanghebbende aangegeven mandarijnenpartjes ook na 2014 chemisch zijn ontvliesd. Feit van algemene bekendheid is immers dat het vlies van een mandarijnenpartje vast zit aan het desbetreffende partje en zich - handmatig of machinaal - niet laat verwijderen zonder de rest van het partje te beschadigen. Door de - sinds jaar en dag gebruikelijke - chemische behandeling lost het vliesje op. Een dergelijke bereidingshandeling is niet toegestaan binnen post 0811 zodat ook in dat geval de partjes ingedeeld dienen te worden in post 2008.
Antidumpingrecht
5.8.
Ten tijde van de onderhavige aangiften voor het vrije verkeer (in de periode van augustus 2015 tot en met juni 2016) was Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1313/2014 van toepassing, waarmee een definitief antidumpingrecht werd geheven op (onder meer) “bereide of verduurzaamde mandarijnen (…) zonder toegevoegde alcohol, ook indien met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, zoals omschreven onder GN-post 2008 en momenteel ingedeeld onder de GN-codes (…) ex 2008 3090 (Taric-codes (…) 2008 3090 69), van oorsprong uit de Volksrepubliek China”. Dit is de onderverdeling en de daarbij horende Taric-code waar de onderhavige mandarijnenpartjes dienen te worden ingedeeld. Belanghebbende betoogt evenwel, dat het antidumpingrecht slechts betrekking kan hebben op
ingebliktemandarijnenpartjes van dezelfde Taric-code, omdat het antidumpingonderzoek zich slechts heeft gericht op ingeblikte mandarijnenpartjes (conserven).
5.9.
In zijn arrest Steinel Vertrieb GmbH (18 april 2013, C-959/11, ECLI:EU:C:2013:251, r.o. 31) oordeelde het Hof van Justitie dat op een product slechts een antidumpingrecht kan worden geheven wanneer het (1) is ingedeeld onder de in een antidumpingverordening neergelegde GN-code en daarnaast (2) alle in het dispositief genoemde kenmerken van het betrokken product bezit.
Zoals belanghebbende heeft toegelicht, worden bevroren mandarijnenpartjes als de onderhavige al ruim twintig jaar geproduceerd, waardoor geen sprake is van een nieuwe productsoort in de zin van het arrest Steinel. Daarbij komt dat bevroren mandarijnenpartjes dezelfde kenmerken vertonen als ingeblikte mandarijnenpartjes, zij hebben in ieder geval geen bijkomende kenmerken. Verder zijn bevroren mandarijnenpartjes, zoals belanghebbende ter zitting heeft bevestigd, bestemd voor hetzelfde gebruik als ingeblikte mandarijnenpartjes en concurreren zij daarom ook met elkaar. Dit leidt het Hof tot het oordeel dat het onderhavige antidumpingrecht ook van toepassing is op ontvliesde bevroren mandarijnenpartjes. Dat betekent dat de utb ook voor het antidumpingrecht terecht aan belanghebbende is opgelegd.
Slotsom
5.10.
De slotsom is dat de inspecteur de utb terecht heeft opgelegd en het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

6.Kosten

Nu de uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd, moet ook de veroordeling in de proceskosten worden gewijzigd in die zin dat de proceskostenveroordeling enkel voortvloeit uit de toekenning van een vergoeding voor immateriële schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar en het beroep. Deze proceskosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 759 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759 en een wegingsfactor 0,5). Omdat zowel de inspecteur als de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) worden veroordeeld tot het betalen van een deel van de vergoeding van immateriële schade moeten het griffierecht en de proceskostenvergoeding door ieder voor de helft worden vergoed.

7.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank behoudens de beslissing over de vergoeding van immateriële schade;
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van
  • veroordeelt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 379,50;
  • draagt de inspecteur op het griffierecht voor een bedrag van € 169 aan belanghebbende te vergoeden;
  • draagt de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid) op het griffierecht voor een bedrag van € 169 aan belanghebbende te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. W.M.C. Schipper, voorzitter, C.J. Hummel en
B.A. van Brummelen, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Kranenburg als griffier. De beslissing is op 29 december 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie stellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op
www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op
www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.