ECLI:NL:GHAMS:2022:3737

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
K22/230290
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het beklag ex artikel 12 Sv inzake mishandeling en vernieling zonder voldoende bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klaagster had een beklag ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen beklaagde, naar aanleiding van een aangifte van mishandeling en vernieling. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 10 juli 2021 vond er een woordenwisseling plaats tussen klaagster en beklaagde over een parkeerplek, wat resulteerde in een handgemeen waarbij klaagster door beklaagde in het gezicht is gespuugd. Beklaagde is vervolgd voor belediging, maar ontkent de beschuldigingen van mishandeling en vernieling. Het openbaar ministerie heeft de zaak geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 15 november 2022 heeft klaagster haar beklag toegelicht, maar de advocaat-generaal heeft geen aanleiding gezien om de eerdere conclusie te herzien. Het hof heeft de beschikbare stukken, waaronder het klaagschrift, het verslag van de advocaat-generaal en het dossier van de politie, bestudeerd. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van klaagster en beklaagde zijn tegenstrijdig en er zijn geen getuigen of ander bewijs dat de beschuldigingen ondersteunt. Het hof oordeelt dat het niet waarschijnlijk is dat de strafrechter tot een bewezenverklaring kan komen en dat er geen belang is bij het instellen van strafrechtelijke vervolging. Daarom wordt het beklag afgewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230290
Beschikking op het beklag van:
[klaagster],
wonende te [woonplaats],
klaagster.

1.Het beklag

Het hof heeft op 21 juli 2022 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) tegen wie klaagster aangifte heeft gedaan ter zake van mishandeling en vernieling.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 12 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie;
- het ambtsbericht van de hoofdofficier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Holland van 30 augustus 2022.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klaagster in de gelegenheid gesteld op 15 november 2022 het beklag toe te lichten. Klaagster is in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

5.1.
De feitelijke uitgangspunten van het beklag
Klaagster heeft naar aanleiding van een parkeerconflict op 10 juli 2021 aangifte gedaan van mishandeling en vernieling van haar auto door beklaagde. Klaagster en beklaagde hadden op de bewuste dag een woordenwisseling over een parkeerplek in de buurt van de markt, wat uitmondde in een handgemeen. Klaagster is hierbij in het gezicht gespuugd door beklaagde. Beklaagde is voor het spugen in het gezicht door het openbaar ministerie vervolgd ter zake van belediging.
Beklaagde is ook als verdachte gehoord ter zake van de vermeende mishandeling en vernieling. Beklaagde verklaart met betrekking tot de mishandeling -kort gezegd- dat zij zelf eerst werd aangevallen door klaagster en dat zij zichzelf moest verdedigen. Beklaagde ontkent de auto van beklaagde te hebben vernield. Het openbaar ministerie heeft de zaak vanwege gebrek aan bewijs geseponeerd voor wat betreft de mishandeling en de vernieling van de auto.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het ambtsbericht.
5.2
Beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
In zijn arrest van 12 mei 2015 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:1237,
NJB2015/1008) aangegeven dat onder mishandeling moet worden verstaan het:
- aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, alsmede – onder omstandigheden – het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander
-zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
5.3
De overwegingen van het hof
Tegen de achtergrond van deze toetsingsmaatstaf moet het hof constateren dat bewezenverklaring van mishandeling en vernieling door beklaagde op basis van het dossier niet waarschijnlijk is.
Hoewel kan worden vastgesteld dat tussen betrokkenen een confrontatie heeft plaatsgevonden waarbij beklaagde fysiek geweld heeft gebruikt, kan uit de verklaringen van hen beiden geen duidelijk beeld worden verkregen over de exacte toedracht. Met name de verklaringen van klaagster en beklaagde over wie er met het geweld is begonnen staan lijnrecht tegenover elkaar; dat is van belang voor de vraag of er sprake was van ongerechtvaardigde agressie, of van legitieme zelfverdediging.
De politie heeft in deze zaak het nodige onderzoek verricht. Onderzoek heeft geen getuigen of ander bewijsmateriaal van het begin van de schermutseling of van de vernieling opgeleverd. Tegenover de beschuldiging van klaagster staat de ontkenning van beklaagde.
Het valt niet meer te verwachten dat nader onderzoek, twee jaar na dato, alsnog bruikbaar en betrouwbaar bewijs zal opleveren.
De strafrechter zal bij deze stand van zaken daarom ten aanzien van de vermeende mishandeling niet kunnen vaststellen welke van beide lezingen de juiste is. Ten aanzien van de vernieling is er geen begin van bewijs van daderschap van beklaagde en valt een succesvolle vervolging niet te verwachten.
5.4
Conclusie
Nu naar het oordeel van het hof niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van een strafbaar feit, is het hof van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
20 december 2022 door mrs. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, W.S. Ludwig en J. Steenbrink, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.