ECLI:NL:GHAMS:2022:3734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
K22/230270
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van beklag ex artikel 12 Sv inzake mishandeling en vernieling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een beklagprocedure ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering. Klager had een beklag ingediend tegen de beslissing van de officier van justitie om geen strafvervolging in te stellen tegen de beklaagde, naar aanleiding van een aangifte van mishandeling en vernieling. Het hof ontving het klaagschrift op 6 juli 2022 en heeft de zaak behandeld in raadkamer op 15 november 2022, waarbij zowel klager als beklaagde aanwezig waren.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Klager deed op 13 december 2021 aangifte van mishandeling en vernieling na een parkeerconflict, waarbij hij letsel opliep en schade leed. Beklaagde verklaarde dat hij zich verdedigde tegen de agressieve reactie van klager. Het hof heeft de verklaringen van beide partijen en de beschikbare bewijsstukken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, zorgvuldig gewogen.

Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is om tot een veroordeling te komen. De verklaringen van klager en beklaagde staan lijnrecht tegenover elkaar, en er zijn geen onafhankelijke getuigenverklaringen die de lezing van klager ondersteunen. De enige getuige heeft niet belastend over beklaagde verklaard, en de camerabeelden tonen geen bewijs van de vermeende mishandeling.

Daarom heeft het hof geoordeeld dat de beslissing van de officier van justitie om geen vervolging in te stellen juist is en heeft het beklag ongegrond verklaard. De beschikking is gegeven door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
beklagkamer
rekestnummer K22/230270
Beschikking op het beklag van:
[klager],
woonplaats kiezende op het kantooradres van zijn gemachtigde: mr. M.S.L. Leeflang, advocaat te Rotterdam,
klager.

1.Het beklag

Het hof heeft op 6 juli 2022 het klaagschrift ontvangen. Het beklag richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie bij het arrondissementsparket Amsterdam om geen strafvervolging in te stellen tegen
[beklaagde](hierna: beklaagde) tegen wie klager aangifte heeft gedaan ter zake van mishandeling en vernieling.

2.Het verslag van de advocaat-generaal

Bij verslag van 27 oktober 2022 heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag af te wijzen.

3.De voorhanden stukken

Het hof heeft kennisgenomen van:
- het klaagschrift;
- het verslag van de advocaat-generaal;
- het dossier van de politie.

4.De behandeling in raadkamer

Het hof heeft klager in de gelegenheid gesteld op 15 november 2022 het beklag toe te lichten. Klager is, bijgestaan door de gemachtigde, in raadkamer verschenen en heeft het beklag toegelicht en gehandhaafd.
Voorts heeft het hof beklaagde in de gelegenheid gesteld op 15 november 2022 te worden gehoord. Beklaagde is gelijktijdig met klager in raadkamer verschenen en heeft het hof verzocht de klacht af te wijzen.
De advocaat-generaal is bij de behandeling in raadkamer aanwezig geweest. In hetgeen in raadkamer naar voren is gekomen heeft deze geen aanleiding gevonden de conclusie in het verslag te herzien.

5.De beoordeling van het beklag

5.1.
De feitelijke uitgangspunten van het beklag
Klager heeft op 13 december 2021 aangifte gedaan van mishandeling en vernieling naar aanleiding van een parkeerconflict. Het parkeerconflict liep uit op een woordenwisseling en eindigde in een schermutseling, waarbij beklaagde de deur van zijn personenauto tegen klager zou hebben aangeslagen en klager zou hebben geduwd. Klager heeft letsel opgelopen en schade geleden.
Beklaagde is als verdachte gehoord. Beklaagde verklaart -kort gezegd- dat klager agressief reageerde en dat hij zich aan de situatie probeerde te onttrekken door in de auto te stappen en weg te rijden. Met betrekking tot de hem verweten gedraging heeft beklaagde verklaard dat hij klager heeft geduwd om hem van hem af te weren, omdat klager hem in zijn gezicht sloeg terwijl hij in zijn auto zat. Beklaagde kan zich niet herinneren dat klager door de duw ten val is gekomen.
Tijdens het voorval heeft de vriendin van klager gefilmd met haar telefoon. Een omstander heeft een getuigenverklaring afgelegd.
Voor de weergave van de feitelijke uitgangspunten die van belang zijn voor de beoordeling verwijst het hof naar de inhoud van het verslag.
5.2
Beoordelingskader
Het hof heeft te beoordelen of de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen – al dan niet na nader onderzoek – zou kunnen komen tot een veroordeling voor enig strafbaar feit. Daarnaast moet het hof beoordelen of er, gelet op alle omstandigheden, voldoende belang is bij het alsnog instellen van strafrechtelijke vervolging. Indien het antwoord op beide vragen bevestigend luidt, zal een bevel tot vervolging worden gegeven.
In zijn arrest van 12 mei 2015 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:1237,
NJB2015/1008) aangegeven dat onder mishandeling moet worden verstaan het:
- aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, alsmede – onder omstandigheden – het bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander
-zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat.
5.3
De overwegingen van het hof
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanwijzingen bevat om tot een veroordeling te komen ter zake van mishandeling of vernieling door beklaagde.
Hoewel kan worden vastgesteld dat tussen betrokkenen een handgemeen heeft plaatsgevonden, staan de verklaringen van klager en beklaagde over wie er met het geweld is begonnen en welke geweldshandelingen hebben plaatsgevonden lijnrecht tegenover elkaar. Dat is van belang voor het antwoord op de vraag of er sprake was van ongerechtvaardigde agressie of een legitieme zelfverdediging.
De politie heeft in deze zaak het nodige onderzoek verricht. Dit heeft niet tot resultaat gehad dat meer steun voor de lezing van klager (of die van beklaagde) is gevonden. De enige onafhankelijke getuige heeft niet belastend over de beklaagde verklaard en volgens het proces-verbaal bevindingen ter zake de camerabeelden is op de door klager overgelegde camerabeelden de vermeende mishandeling niet te zien. De strafrechter zal bij deze stand van zaken niet kunnen vaststellen welke van beide lezingen de juiste is.
Voorts heeft de raadsvrouw van klager op vragen van het hof niet kunnen aangeven welke nadere bewijsmiddelen nog in beeld kunnen komen gelet op het onderzoek dat reeds is verricht. Nu relevante aanknopingspunten voor nader onderzoek ontbreken, zal de strafrechter niet tot een veroordeling van de beklaagde ter zake van mishandeling en vernieling kunnen komen.
De beslissing van de officier van justitie om niet verder te vervolgen is onder deze omstandigheden de juiste.
5.4
Conclusie
Nu naar het oordeel van het hof niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van een strafbaar feit, is het hof van oordeel dat er goede redenen zijn om in deze zaak geen vervolging te gelasten. Het beklag is ongegrond.
Het hof zal daarom als volgt beslissen.

6.De beslissing

Het hof wijst het beklag af.
Deze beschikking, waartegen voor betrokkenen geen rechtsmiddel openstaat, is gegeven op
20 december 2022 door mrs. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, W.S. Ludwig en J. Steenbrink, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. S.S.I. Jackson, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.