ECLI:NL:GHAMS:2022:369

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
16 februari 2022
Zaaknummer
20/00796
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting. De belanghebbende, [X B.V.], had op aangifte een bedrag van € 346.620 aan overdrachtsbelasting voldaan en hiertegen bezwaar gemaakt. De inspecteur van de Belastingdienst verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna de rechtbank Noord-Holland het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaarde. Het hoger beroep van belanghebbende is ingediend op 30 december 2020 en aangevuld op 25 januari 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en het onderzoek ter zitting vond plaats op 7 december 2021.

De rechtbank had vastgesteld dat de gemeente Amsterdam en [A B.V.] een overeenkomst hadden gesloten voor de uitgifte in eeuwigdurende erfpacht van een perceel grond. De erfpachtovereenkomst bevatte bepalingen over de canon en de erfpachtgrondwaarde. De belanghebbende stelde dat de heffingsgrondslag voor de overdrachtsbelasting niet op de canon, maar op de afkoopsom van € 3,5 miljoen moest worden gebaseerd. Het Hof oordeelde dat de inspecteur terecht de afkoopsom als heffingsgrondslag had genomen, omdat er nooit een daadwerkelijk te betalen canon was overeengekomen. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van de belanghebbende niet slaagde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 20/00796
27 januari 2022
uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X B.V.], gevestigd te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. A.J. de Ruijter (Simmons & Simmons LLP))
tegen de uitspraak van 3 december 2020 in de zaak met kenmerk HAA 18/4832 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst,de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op aangifte een bedrag van € 346.620 aan overdrachtsbelasting voldaan en heeft vervolgens tegen de voldoening bezwaar gemaakt.
1.2.
De inspecteur heeft bij uitspraak van 4 september 2018 het bezwaar van belanghebbende
ongegrond verklaard.
1.3.
Tegen de uitspraak op bezwaar is beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 3 december 2020 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 30 december 2020 en is aangevuld op 25 januari 2021. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Op 1 december 2021 is een pleitnota van de inspecteur ontvangen. Daarvan is een afschrift aan de wederpartij verstrekt.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiseres’ en de inspecteur als ‘verweerder’):

Feiten
1. Op 6 november 2017 hebben de gemeente Amsterdam en [A B.V.] , enig aandeelhouder in en de bestuurder van eiseres, een overeenkomst gesloten met betrekking tot de uitgifte in eeuwigdurende erfpacht van een perceel grond met de zich daarop bevindende opstallen aan [adres] te [Z] (hierna: de Erfpachtovereenkomst). De Erfpachtovereenkomst bepaalt, voor zover van belang:

In aanmerking nemende dat:
[…]
g. Gemeente de canon voor het erfpachtrecht heeft vastgesteld als product van […] een canonpercentage van 2,39 en […] de vaste erfpachtgrondwaarde die geldt bij de bruto vloeroppervlakte(n) van de opstallen en de in het bestemmingsplan opgenomen toegelaten bestemming(en);
h. Erfpachter er mee bekend is dat afkoop van de canon verplicht is als de bestemming(en) en/of het toegestane gebruik van het erfpachtrecht anders zijn dan volledig wonen en/of sociaal-maatschappelijk; Erfpachter kennis heeft genomen van en akkoord is met de aanvullende bepalingen en voorwaarden als genoemd in het biedingsformulier en bijbehorende bijlagen;
[…]
artikel 1. de Erfpachtvoorwaarden
Gemeente en Erfpachter komen hierbij overeen dat Gemeente aan Erfpachter het Perceel in eeuwigdurende erfpacht zal uitgeven, waarbij de uitgifte in erfpacht zal geschieden onder:
a. de Algemene Bepalingen voor eeuwigdurende erfpacht 2016 Amsterdam […] met inachtneming van het […] Uitgiftebeleid eeuwigdurende erfpacht 2016.
b.
[…]
2a het perceel en de zich daarop bevindende opstal zijn bestemd tot: kantoor, bedrijfsruimte, cultuur & ontspanning […] en dienen conform gebruikt te worden.
[…]
gegevens
a. Erfpachtgrondwaarde, éénmalige vergoeding, canon en afkoop
De totale erfpachtgrondwaarde voor het aan Erfpachter hierbij in erfpacht aangeboden perceel bedraagt € 3.500.000,-. Deze erfpachtgrondwaarde is gebaseerd op de in de bijzondere bepalingen genoemde bestemmingen en bruto vloeroppervlakten. Naast de op deze erfpachtgrondwaarde te baseren canon (zie hierna) is Erfpachter aan Gemeente een éénmalige vergoeding van de waarde van de opstallen verschuldigd van € 2.277.000,- voor dat deel van de waarde van het in erfpacht uit te geven perceel dat niet in de genoemde erfpachtgrondwaarde tot uitdrukking komt.
De canon bedraagt € 83.650,- en is gebaseerd op de voornoemde erfpachtgrondwaarde en een canonpercentage van 2,39. Op basis van het grondprijsbeleid van Gemeente is Erfpachter verplicht de canon voor de (eeuwigdurende) looptijd van zijn erfpachtrecht bij vooruitbetaling te voldoen tegen een afkoopsom van € 3.500.000,-.”
2. Op de Erfpachtovereenkomst zijn van toepassing de Algemene Bepalingen voor eeuwigdurende erfpacht 2016 Amsterdam (hierna: Algemene Bepalingen). De Algemene Bepalingen luiden, voor zover van belang:

artikel 2 - Definities
1. In deze Algemene Bepalingen wordt verstaan onder:
a. afkoopsom:
een eenmalig te betalen bedrag dat in de plaats komt van de nog niet vervallen canon(s);
[…]
e. canon:
het bedrag dat de erfpachter, al dan niet periodiek, aan de gemeente is verschuldigd als vergoeding voor het erfpachtrecht;
[…]
artikel 7 - Canon
1. De canon is verschuldigd vanaf de datum waarop het erfpachtrecht ingaat. Voor de betaling van de canon geldt wat is bepaald in artikel 27.
2 De canon bij uitgifte in eeuwigdurende erfpacht wordt bepaald door de erfpachtgrondwaarde die bij uitgifte is vastgesteld, te vermenigvuldigen met het canonpercentage.
[…]
artikel 8 - Afkoop van de canon
1. De gemeente kan met de erfpachter overeenkomen dat de erfpachter alle nog niet vervallen canon voor de looptijd van het eeuwigdurende erfpachtrecht voldoet door betaling van een afkoopsom.
2 De gemeente stelt de afkoopsom vast op een zodanig niveau als naar haar oordeel nodig is om de gemeente te compenseren voor het niet meer ontvangen van de nog niet vervallen canon.”
3. Het grondprijsbeleid waarnaar in de erfpachtovereenkomst wordt verwezen, betreft ‘Het grondprijsbeleid 2016 voor nieuwe uitgiften in eeuwigdurende erfpacht’ van de gemeente Amsterdam van 24 mei 2016 (hierna: het Grondprijsbeleid). Het Grondprijsbeleid bepaalt, voor zover van belang:
“Begrippen
Afkoop - het door de erfpachter in één keer vooruit betalen van alle toekomstige canonbedragen voor de looptijd van het erfpachtrecht voor in het erfpachtrecht vastgelegde gebruik. De looptijd is bij voortdurende erfpacht gelijk aan de looptijd van het tijdvak (meestal vijftig jaar) en bij eeuwigdurende erfpacht gelijk aan de eeuwigheid.
[…]
3. De bepaling van canon en afkoopsom
De canon is de (jaarlijkse) periodieke vergoeding voor het gebruik van de grond. Bij eeuwigdurende erfpacht wordt deze bij uitgifte berekend door de erfpachtgrondprijs te vermenigvuldigen met het canonpercentage […]. De afkoopsom volgt uit de canon, want deze behelst immers het afkopen van alle toekomstige canonbetalingen.
[…]
3.2.
Het bepalen van de afkoopsom
De afkoopsom is de netto contante waarde van de canoninkomsten die de gemeente ontvangt bij periodieke betaling. Om deze te bepalen, gebruiken we dezelfde parameters, als die voor het bepalen van het canonpercentage: de disconteringsvoet en de inflatieverwachting. […] Bij nieuwe gronduitgifte is de afkoopsom gelijk aan de erfpachtgrondprijs.
Als er na gronduitgifte wordt gekozen voor afkoop, dan bepaalt de gemeente de afkoopsom door de actuele canon (die jaarlijks is gecorrigeerd voor inflatie) te delen door het actuele canonpercentage. De afkoopsom is minimaal gelijk aan de bij uitgifte of overstap in de erfpachtakte opgenomen erfpachtgrondwaarde.
[…]
3.4.
Keuze tussen canonbetaling en afkoop
Bij uitgifte van grond met de volgende bestemmingen kan de erfpachter kiezen of hij periodiek canon wil gaan betalen of dat de canonverplichtingen (voor de bestemming en volume volgens het erfpachtcontract) worden afgekocht:
■ wonen inclusief bijbehorende parkeervoorzieningen;
■ sociaal maatschappelijke voorzieningen waarvoor de vaste grondprijs van toepassing is.
Voor alle andere bestemmingen heeft de erfpachter, bij nieuwe gronduitgifte onder de [Algemene Bepalingen], geen keuze maar is eeuwigdurende afkoop verplicht […] Dit is in ieder geval van toepassing voor de volgende bestemmingen:
■ Kantoren
[…]
■ Bedrijfsruimte
[…]
■ Horeca
[…]”
4. Na het sluiten daarvan zijn de partijen bij de Erfpachtovereenkomst nader overeengekomen om het erfpachtrecht aan eiseres uit te geven. Blijkens de op 18 mei 2018 ten overstaan van de notaris verleden ‘Akte van uitgifte in eeuwigdurende erfpacht’ (hierna: de Erfpachtakte) heeft eiseres daarbij alle rechten en verplichtingen uit de erfpachtovereenkomst aanvaard. Bij deze akte heeft de gemeente Amsterdam het eeuwigdurende erfpachtrecht op het perceel aan eiseres uitgegeven. De erfpachtakte bepaalt, voor zover van belang:
“II.Erfpachtgrondwaarde, eenmalige vergoeding, canon en afkoop
[…]
1. De totale erfpachtgrondwaarde voor onderhavig recht van erfpacht met betrekking tot de Onroerende Zaak bedraagt […] (EUR 3.500.000,00);
[…]
3. De erfpachtcanon bedraagt […] (EUR 83.650,00) en is gebaseerd op voormelde erfpachtgrondwaarde en een canonpercentage van […] (2,39%). Op basis van het grondprijsbeleid van de Gemeente is de Erfpachter verplicht voormelde erfpachtcanon voor de (eeuwigdurende) looptijd van onderhavig erfpachtrecht bij vooruitbetaling te voldoen tegen een afkoopsom van […] (EUR 3.500.000,00).
[…]
III.
Overige voorwaarden en bepalingen
[…]
KWIJTING
1. De Erfpachter heeft […] voormelde afkoopsom ad […] (EUR 3.500.000,00) […] voldaan door storting op een kwaliteitsrekening waarover de notaris-redacteur van deze akte beschikt, […], met uitzondering overigens van een bedrag (waarborgsom) ad […] (EUR 577.700,00); laatstgenoemd bedrag is door [A B.V.] , voornoemd, rechtstreeks aan de Gemeente voldaan op elf december tweeduizend zeventien als zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van de Erfpachter onder de Erfpachtovereenkomst en welk bedrag in mindering is gebracht op voormelde voor de onderhavige uitgifte verschuldigde bedragen.
2. De notaris-redacteur zal pas overgaan tot betaling aan of namens de Gemeente indien is onderzocht en vastgesteld dat de Gemeente volledig aan zijn verplichting tot uitgifte in eeuwigdurende erfpacht heeft voldaan overeenkomstig het in deze akte bepaalde en met inachtneming van de ter zake toepasselijke notariële beleidsregels.” ”
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is net als bij de rechtbank in geschil op welke wijze de heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting moet worden bepaald.
3.2.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4.Beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1.
De rechtbank heeft met betrekking tot het geschil - voor zover in hoger beroep van belang - het volgende overwogen:

Beoordeling van het geschil
8. Artikel 9, eerste lid, van de WBR luidt:
“1 De belasting wordt berekend over de waarde van de onroerende zaak of het recht waaraan deze is onderworpen, waarop de verkrijging betrekking heeft. De waarde is ten minste gelijk aan die van de tegenprestatie.”
9. Artikel 11 van de WBR bepaalt, voor zover van belang:
“1 Bij verkrijging van een erfdienstbaarheid of van een recht van erfpacht, opstal of beklemming wordt de waarde vermeerderd met die van de canon, de retributie of de huur, met dien verstande dat de som van beide waarden niet hoger wordt gesteld dan de waarde van de zaak waarop het recht betrekking heeft.
[…]
3 De waarde van de canon, de retributie of de huur wordt bepaald volgens bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels.”
10. Artikel 52 van de WBR bepaalt:
“Onder waarde wordt verstaan: waarde in het economische verkeer.”
11. Artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit bepaalt:
“De waarde van een canon, een retributie of een huur als is bedoeld in artikel 11 van de wet, wordt bepaald met inachtneming van de bij dit besluit behorende bijlage.”
12. De bijlage bij het Uitvoeringsbesluit bepaalt, voor zover van belang:
“c. De waarde van een canon, een retributie of een huur voor onbepaalde tijd, die niet van het leven afhankelijk is, wordt gesteld op het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag.”
13. Bij de beantwoording van de vraag of in het onderhavige geval bij het bepalen van de maatstaf van heffing een waarde kan worden toegekend aan het erfpachtrecht zelf komt het eerst aan op de in de Erfpachtakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in deze akte opgenomen, naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte uit te leggen omschrijving van het erfpachtrecht (vgl. HR 8 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8901).
Het Hof neemt deze overwegingen (met daarin het juiste juridische toetsingskader) over en maakt ze tot de zijne. Het overweegt voorts als volgt.
4.2.
Uit het geheel van de erfpachtovereenkomstakte en de erfpachtakte leidt het Hof af dat partijen nooit de bedoeling hebben gehad een erfpachtrecht te vestigen tegen betaling van een periodieke canon, welke periodieke (canon)verplichting nadien is afgekocht. Partijen hebben daarentegen van meet af aan de bedoeling gehad om een canon-vrij, eeuwigdurend erfpachtrecht overeen te komen, welk recht door belanghebbende verkregen is tegen vooruitbetaling van € 3,5 miljoen – zijnde het bedrag dat volgens de erfpachtovereenkomst en de erfpachtakte overeenkomt met de erfpachtgrondwaarde, hetgeen de waarde is die de gemeente aan de grond toekende. Het bedrag van € 3,5 miljoen is door belanghebbende voorafgaand aan het passeren van de erfpachtakte door belanghebbende gestort op de kwaliteitsrekening van de notaris. De erfpachtcanon zoals genoemd in de akte, is nimmer verschuldigd geweest. Het is, zoals blijkt uit artikel II derde lid van de erfpachtakte, niet meer dan een rekengrootheid, afgeleid uit de waarde van de grond.
4.3.
Alsdan is de inspecteur, naar het oordeel van het Hof, terecht uitgegaan van de afkoopsom (voor te betalen canons) ad € 3,5 miljoen als heffingsgrondslag voor de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting, overeenkomstig artikel 9, eerste lid, WBR. Nu er nooit een daadwerkelijk te betalen canon is overeengekomen komt men aan artikel 11 WBR (jo. artikel 2 van het Uitvoeringsbesluit) niet toe. Het Hof zal de uitspraak van de rechtbank bevestigen.
4.4.
Het Hof voegt daar aan toe dat, ook als anders moet worden geoordeeld dan is overwogen in 4.2 en de inspecteur niet gevolgd kan worden in zijn betoog dat naar goederenrechtelijke bedoeling van partijen een canon-vrij erfpacht is gevestigd, dit niet leidt tot een ander oordeel. Het Hof neemt voor dat geval over - en maakt tot de zijne - de overwegingen 15 en 16 van de rechtbank voor zover hieronder geciteerd:
“15. De rechtbank begrijpt dat verweerder met zijn betoog dat er een verband is tussen de hoogte van de canon, de hoogte van de afkoopsom, het erfpachtrecht en de waarde van de grond, en dat de maatstaf van heffing in het licht daarvan moet worden bepaald op de afkoopsom, tevens een zelfstandige fiscaalrechtelijke kwalificatie bepleit. Voor een zelfstandige fiscaalrechtelijke kwalificatie, met als consequentie daarvan andere fiscale gevolgen dan de contracterende partijen op grond van de gekozen civielrechtelijke vorm verwachtten, en daardoor veelal een hogere of lagere belastingheffing, kan plaats zijn indien de aan de gekozen rechtsvorm verbonden fiscale gevolgen niet aanvaardbaar zijn gezien het economische resultaat ervan en gelet op de strekking van de belastingwet. Voor een zodanige kwalificatie is niet noodzakelijk dat de betrokken belastingplichtige partij is geweest bij of anderszins heeft deelgenomen aan alle handelingen die tot dat resultaat hebben geleid (HR 15 december 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA3862).
16. De rechtbank leidt uit de Erfpachtovereenkomst, de Algemene Bepalingen, de Erfpachtakte en het Grondprijsbeleid het volgende af. De hoogte van de periodieke erfpachtcanon is gebaseerd op de waarde van de grond waarop het recht van erfpacht gevestigd is. De hoogte van de afkoopsom voor de canon voor een eeuwigdurend erfpachtrecht is gelijk aan die waarde. In een geval van vestiging van een eeuwigdurend erfpachtrecht als het onderhavige is afkoop verplicht. Blijkens de Erfpachtakte heeft eiseres de afkoopsom (onder verrekening van een eerder door haar gestorte waarborgsom) voorafgaand aan het verlijden van de Erfpachtakte gestort op de kwaliteitsrekening van de notaris, waarbij is vastgelegd dat deze pas tot uitbetaling zal overgaan indien is vastgesteld dat de gemeente Amsterdam volledig aan zijn verplichting tot uitgifte in eeuwigdurende erfpacht heeft voldaan. (…). De rechtbank acht aannemelijk dat de waarde van een eeuwigdurend erfpachtrecht in een geval als het onderhavige omgekeerd evenredig is aan de waarde van de gekapitaliseerde canon, wat impliceert dat de waarde van het eeuwigdurend erfpachtrecht gelijk zou zijn aan die waarde in het geval het vestigen van een canonvrij erfpachtrecht zou zijn overeengekomen. Het economische resultaat van een en ander komt naar het oordeel van de rechtbank daarom volledig overeen met de situatie dat een eeuwigdurend canonvrij erfpachtrecht tegen een vergoeding ineens van € 3.500.000 zou zijn gevestigd. In dat geval zou dit bedrag op grond van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de WBR als maatstaf van heffing hebben te gelden. Gelet op de strekking van de WBR, waar heffing naar de waarde in het economische verkeer uitgangspunt is, acht de rechtbank niet aanvaardbaar in deze omstandigheden uit te gaan van een waarde nihil van het erfpachtrecht vermeerderd met een forfaitaire waarde overeenkomend met 17 maal de jaarlijkse canon. Derhalve heeft het bedrag van de afkoopsom als heffingsgrondslag te gelden. Dat betekent dat het gelijk aan verweerder is.”
Slotsom
4.5.
Al het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het hoger beroep van belanghebbende niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.

5.Kosten

Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten in verband met de behandeling van het hoger beroep.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mrs. A.M. van Amsterdam, voorzitter, F.J.P.M. Haas en M.J. Leijdekker, leden van de belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Hogendoorn, als griffier. De beslissing is op 27 januari 2022 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.