Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.[appellant sub 1] ,
[appellant sub 2],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
de eerste griefaangevoerd dat die feiten moeten worden aangevuld met een aanbod dat [appellant sub 1] c.s. tijdens de mondelinge behandeling aan de VvE zouden hebben gedaan. Nu de voorgestelde aanvulling echter in hoger beroep wordt weersproken, zal zij weliswaar bij de beoordeling van het hoger beroep aan de orde komen, maar komt zij niet in aanmerking voor opname onder de niet ter discussie staande uitgangspunten. Deze feiten zijn, aangevuld met andere relevante feiten die in dit geding zijn komen vast te staan, de volgende. (Opmerking: hierna zal steeds het woord appartement worden gebruikt, ook als strikt genomen het appartementsrecht wordt bedoeld.)
kamer en berging op de zolderverdieping" bevinden zich in een opbouw op een deel van het platte dak van het pand (hierna: de dakopbouw). Het onbebouwd gebleven deel van het platte dak (circa 40 m2) was met goedvinden
3.Beoordeling
grief II). Volgens [appellant sub 1] c.s. hebben zij toegezegd (i) het appartement alleen te zullen verhuren aan één gezin of een gemeenschappelijke huishouding in de zin van artikel 7:267 en 268 BW, althans aan maximaal twee woningdelers en (ii) dit in de splitsingsakte op hun kosten willen laten vastleggen, zodat de wensen van de VvE met betrekking tot het gebruik van het appartement door de huurders worden verzekerd (
grief I). [appellant sub 1] c.s. menen dat een en ander ook nog eens verder verzekerd wordt door de voorwaarde die zij aan hun (in hoger beroep dienovereenkomstig gewijzigde) verzoeken hebben verbonden, te weten dat de splitsingsakte is gewijzigd conform het hiervoor onder (i) genoemde, door de VvE gewenste, gebruik (
grief IV). Om diezelfde reden heeft de kantonrechter het verzoek tot het geven van een bevel op grond van artikel 5:144 BW ten onrechte afgewezen Daarbij komt dat uit de inrichting van de gedeelten van het appartementsrecht die bestemd zijn als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, deze bestemming niet blijkt uit de akte van splitsing en ook beantwoordt de inrichting van het appartementsrecht niet meer aan de omschrijving in de akte van splitsing (
grief III). Ter zitting hebben [appellant sub 1] c.s. betoogd dat zij met de VvE overeenstemming zouden hebben bereikt over de financiële compensatie die zij zouden voldoen aan de VvE als tegenprestatie voor de instemming door de VvE met de verbouwing (uitbouw) van het appartement en het wijzigen van de bestemming van het betreffende gedeelte van het dak van gemeenschappelijk naar privé gedeelte. Daarmee zou het bezwaar van de VvE tegen de beoogde wijzigingen zijn komen te vervallen omdat de andere discussiepunten, waaronder het gebruik van het appartementsrecht, van onderschikt belang zouden zijn. De VvE onthoudt dan ook zonder redelijke grond haar toestemming, aldus nog steeds [appellant sub 1] c.s.