ECLI:NL:GHAMS:2022:357

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
23-001870-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, werd beschuldigd van mishandeling van [benadeelde 1] op 4 september 2020 te Amsterdam, waarbij zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt. De tenlastelegging omvatte het stompen en/of slaan van het slachtoffer, wat resulteerde in een gebroken neus en meerdere botbreuken rondom de oogkas, alsook letsel aan het oog met verminderd gezichtsvermogen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling, waarbij het letsel als zwaar lichamelijk letsel werd gekwalificeerd volgens artikel 300, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte heeft tijdens de zitting in hoger beroep een bekennende verklaring afgelegd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had eerder een gewelddadig delict gepleegd, maar toonde enige inzicht in zijn handelen en had contact gezocht met het slachtoffer om excuses aan te bieden.

Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de totale schadevergoeding is vastgesteld op € 2.455,00, bestaande uit materiële en immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V. is niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen de schade en het tenlastegelegde feit. Het hof heeft de verdachte ook verplicht om de schadevergoeding aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001870-21
datum uitspraak: 14 februari 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-051198-21 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2000,
(verblijfs)adres: [adres 1] ;
postadres: [adres 2] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2022.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 4 september 2020 te Amsterdam [benadeelde 1] heeft mishandeld door eenmaal te stompen en/of te slaan op/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [benadeelde 1] , terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus en/of meerdere botbreuken rondom de oogkas en/of letsel aan het oog met verminderd gezichtsvermogen tot gevolg, ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Zwaar lichamelijk letsel
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling met als strafverzwarende omstandigheid dat deze mishandeling zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Mede gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, staat vast dat de verdachte op 4 september 2020 de aangever [benadeelde 1] tegen het gezicht heeft gestompt. Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of het letsel dat het handelen van de verdachte heeft veroorzaakt, moet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 300, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. De beoordeling kan ook op een combinatie van deze gezichtspunten worden gebaseerd, dan wel - bij een veelvoud van verwondingen - op de verwondingen in hun totaliteit.
Het geweld dat de verdachte op 4 september 2020 tegen de aangever heeft uitgeoefend, heeft verschillende fracturen in het gezicht, te weten van de oogkas en de neus, alsmede een bloeduitstorting achter het oog en een (tijdelijke) vermindering van het gezichtsvermogen bij de aangever veroorzaakt. Als gevolg van de klap op het oog is een acuut risico op blindheid opgetreden, waardoor het noodzakelijk was de aangever naar een ander ziekenhuis te vervoeren. Hij is daar diezelfde dag opgenomen op een specialistische afdeling oogheelkunde en heeft een operatie ondergaan. Bovendien was enkele dagen later een operatieve ingreep aan de neus vereist, om de ontstane scheefstand te herstellen. De aangever is van 5 tot en met 9 september 2020 opgenomen geweest in het ziekenhuis. Op het moment van ontslag uit het ziekenhuis is de zichtfunctie van de aangever vastgesteld op 40 procent. Het herstel van het gezichtsvermogen van de aangever heeft geruime tijd geduurd en hij had meer dan 7 maanden na het geweldsincident nog last van restklachten van het neus- en oogletsel, zodat in zoverre niet zonder meer sprake is van (uitzicht op) volledig herstel.
Het voorgaande brengt het hof – evenals de advocaat-generaal en de raadsvrouw – tot de slotsom dat de door de verdachte op 4 september 2020 gepleegde mishandeling zwaar lichamelijk letsel in de zin van artikel 300, tweede lid, Sr ten gevolge heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 september 2020 te Amsterdam [benadeelde 1] heeft mishandeld door eenmaal te stompen tegen het gezicht van [benadeelde 1] , terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, een botbreuk in de oogkas en letsel aan het oog ten gevolge heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan de verdachte een taakstraf zal worden opgelegd van kortere duur dan opgelegd door de politierechter en heeft in dat verband opgemerkt dat de verdachte recent contact heeft gezocht met de aangever om met hem over het voorval in gesprek te gaan. Voorts heeft zij verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het gegeven dat de hulpverlening aan de verdachte op gang aan het komen is, in zoverre dat de verdachte met de op te leggen straf niet wordt overvraagd. Dit zou contraproductief kunnen werken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, door het slachtoffer met zijn vuist tegen het rechteroog te slaan. De aanleiding van dit delict was erin gelegen dat de verdachte zich, om zijn telefoon op te laden, begaf in de receptie van het hotel waar het slachtoffer op dat moment als receptionist aan het werk was. Zonder toestemming te vragen heeft de verdachte vervolgens de stekker van de oplader in een stopcontact gestoken. Toen het slachtoffer hem hierop aansprak, deed de verdachte het voorkomen alsof hij een gast van het hotel was. Toen dat niet bleek te kloppen, heeft het slachtoffer de verdachte gesommeerd het hotel te verlaten. De verdachte heeft hierop met gebaren en dreigende bewoordingen gereageerd, waarna het slachtoffer hem naar buiten heeft gewerkt. De verdachte heeft vervolgens grof geweld toegepast, door het slachtoffer met kracht op diens oog te slaan. Deze gang van zaken acht het hof zeer kwalijk. Dat de verdachte naar buiten werd geduwd, vormde op geen enkele manier een rechtvaardiging voor het door hem aangewende grove geweld, te meer nu de ontstane spanning tussen de verdachte en het slachtoffer volledig aan het gedrag en de houding van de verdachte te wijten was. Door te handelen als bewezenverklaard heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, met – zoals eerder vastgesteld door het hof – verstrekkende fysieke gevolgen voor deze. Een feit als het onderhavige kan bovendien zorgen voor gevoelens van onveiligheid bij omstanders die getuige zijn van dergelijk geweld.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 13 januari 2022 blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een delict met een geweldscomponent, te weten een poging diefstal met geweld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Bij het bepalen van de soort en duur van de straf houdt het hof in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat hij reeds bij zijn eerste politieverhoor heeft getoond enig inzicht te hebben in het kwalijke van zijn handelen. Voorts spreekt in zijn voordeel dat hij kennelijk – op eigen initiatief – een gesprek met het slachtoffer heeft aangeknoopt, naar zijn zeggen om excuses te maken.
Het hof heeft verder acht geslagen op de volgende persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit door de raadsvrouw overgelegde e-mailberichten van de top 1000-regisseur van de verdachte van 25 oktober 2021 en 22 december 2021 blijkt dat hij geruime tijd dakloos is geweest en zich toen niet aan afspraken hield. Thans heeft hij een verblijfsplek in het [plek] en houdt hij zich beter aan afspraken dan in het verleden.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Daarin brengt het hof enerzijds de ernst van het feit tot uitdrukking, terwijl anderzijds rekening wordt gehouden met voornoemde omstandigheden. Het is – uit oogpunt van het voorkomen van recidive –
van belang de prille positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet te doorbreken met een straf die deze zouden doorkruisen. In de op te leggen straf zal het hof dan ook rekening houden met de (beperkte) belastbaarheid van de verdachte. Het voorwaardelijk strafdeel is bedoeld om de verdachte ertoe te bewegen zich in de toekomst van strafbaar gedrag te onthouden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.955,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.455,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering. In de vordering zijn de volgende schadeposten opgevoerd:
gemiste inkomsten, € 300,00;
daggeldvergoeding ziekenhuis, € 155,00;
immateriële schade, € 2.500,00.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden toegewezen overeenkomstig de beslissingen van de politierechter.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de verdachte meent dat een schadevergoeding niet op zijn plaats is. Subsidiair heeft zij bepleit dat, gelet op de in het schade-onderbouwingsformulier aangehaalde gelijksoortige gevallen, de toewijzing van de vordering voor wat betreft de geleden immateriële schade ten opzichte van de beslissing van de politierechter naar beneden wordt bijgesteld.
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden. De hoogte van het door de benadeelde partij in dit kader gevorderde bedrag is door de verdediging niet betwist en de vordering komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. De verdachte is daarom tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van € 455,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de hierna te noemen data.
Immateriële schade
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Bij de begroting van de naar billijkheid vast te stellen vergoeding dient de rechter rekening te houden met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard van de aansprakelijkheid en de ernst van het aan de aansprakelijke te maken verwijt, alsmede in geval van letselschade, de aard van het letsel, de ernst van het letsel (waaronder de duur en de intensiteit), de verwachting ten aanzien van het herstel van dat letsel. Hierbij moet de rechter rekening houden met de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij ernstig letsel heeft overgehouden aan het bewezenverklaarde. Hij heeft daardoor een breuk in de oogkas en van de neus opgelopen, alsmede een bloeding achter het oog die leidde tot (tijdelijk) verlies van gezichtsvermogen, en een verhoogde oogdruk die noopte tot medisch ingrijpen. Bovendien is sprake van restklachten. Gelet op de onderbouwing van de vordering en gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend, stelt het hof de door de benadeelde partij geleden immateriële schade naar billijkheid vast op € 2.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de hierna te noemen datum waarop de schade is geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering voor dit bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige deel van de vordering van geleden immateriële schade is het hof van oordeel dat behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu onduidelijk is of een medische eindtoestand is bereikt. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.506,40. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.076,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd, zodat de vordering in hoger beroep slechts aan de orde is voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de verdachte meent dat een schadevergoeding niet op zijn plaats is. Subsidiair heeft zij bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, omdat deze geen slachtoffer is. Hierdoor is geen sprake van een rechtstreeks verband tussen de schade en het tenlastegelegde feit.
Ontvankelijkheid van de benadeelde partij
In artikel 51f, eerste lid, en artikel 361 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is vastgelegd dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding kan voegen als benadeelde partij in het strafproces. Hiervoor is vereist dat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend (zie Hoge Raad 25 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793 en Hoge Raad 3 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:368).
De benadeelde partij is de werkgever van het slachtoffer. Het gevorderde bedrag betreft loon dat is doorbetaald aan het slachtoffer, in de periode dat hij ten gevolge van het bewezenverklaarde feit niet heeft kunnen werken. De bewezenverklaarde mishandeling is niet gepleegd tegen de benadeelde partij en deze is ook niet rechtstreeks getroffen in enig belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd (vergelijk HR 23 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BG3449). De concrete omstandigheden van dit geval maken dat oordeel niet anders. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet gesproken kan worden van een voldoende verband tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de door de benadeelde geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, (en artikel 361, tweede lid sub b,) Sv. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.455,00 (tweeduizend vierhonderdvijfenvijftig euro), bestaande uit € 455,00 (vierhonderd en vijfenvijftig euro) aan materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.455,00 (tweeduizend vierhonderd en vijfenvijftig euro), bestaande uit € 455,00 (vierhonderd en vijfenvijftig euro) aan materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdata tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 34 (vierendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade als volgt:
  • over een bedrag van € 155,00 op 9 september 2020,
  • over een bedrag van € 300,00 op 18 september 2020.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 4 september 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] B.V. niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Abels, mr. C.N. Dalebout en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. L. Muyselaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2022.
=========================================================================
[…]