ECLI:NL:GHAMS:2022:3476

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
8 december 2022
Zaaknummer
23-001618-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in dodelijk arbeidsongeval; interpretatie van werkgever onder de Arbeidsomstandighedenwet

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 september 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een dodelijk arbeidsongeval dat plaatsvond op 17 maart 2017, waarbij de verdachte als werkgever werd beschuldigd van het niet naleven van de Arbeidsomstandighedenwet. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, die de verdachte eerder had vrijgesproken. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 6 april en 14 september 2022 is het hof tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als werkgever in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Het hof heeft vastgesteld dat er geen arbeidsovereenkomsten bestonden tussen de verdachte en de betrokken werknemers, en dat de verdachte geen gezag over hen had. De verdachte was weliswaar scheepsbeheerder, maar dit voldeed niet aan de definitie van werkgever zoals vastgelegd in de wet. Het hof heeft ook geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van de delicten, omdat de verdachte niet voldoende had bijgedragen aan het delict van de medeverdachten. Gezien deze overwegingen heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001618-20
datum uitspraak: 28 september 2022
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 13 juli 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-999006-18 tegen
[bedrijf]
gevestigd te [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2022 en 14 september 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte en door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 17 maart 2017, te Yerseke, althans in Nederland en/of op de Noordzee, nabij 55°46'47'' NB 007°45'19'' OB, op een afstand van 14,5 zeemijl uit de kust van Denemarken ter hoogte van Nymindagab,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen,
als werkgever in de zin van artikel 1 van de Arbeidsomstandighedenwet,
al dan niet opzettelijk handelingen heeft verricht of nagelaten in strijd met voormelde wet en/of de daarop rustende bepalingen,
immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) aan boord van het onder Nederlandse vlag varende schip '[naam 3]', zijnde een arbeidsplaats, door één of meer werknemers, onder wie de heer [naam 1] en/of de heer [naam 2], arbeid doen en/of laten verrichten en/of deze arbeidsplaats doen en/of laten betreden, terwijl
- in strijd met artikel 8 lid 1 van de Arbeidsomstandighedenwet er niet voor was gezorgd dat de werknemers doeltreffend werden ingelicht over de te verrichten (las)werkzaamheden en de daaraan verbonden risico's, alsmede over de maatregelen die erop gericht zijn deze risico's te voorkomen of te beperken en/of;
- in strijd met artikel 8 lid 4 van de Arbeidsomstandighedenwet er niet werd toegezien op de naleving van de instructies en voorschriften gericht op het voorkomen of beperken van de risico's met betrekking tot het verrichten van (las)werkzaamheden in de pijp(leiding) en/of geen, in elk geval onvoldoende toezicht gehouden op de naleving van de voorschriften,
a. beschreven in het Safety Management System (SMS) met betrekking tot het uitgeven van permits ten aanzien van ‘Hot Work’en/of permits ten aanzien van werk in ‘Enclosed Spaces’ en/of
b. beschreven in de Risico Inventarisatie en Evaluatie (RI&E) met betrekking tot het uitgeven van werkvergunningen ten aanzien van het lassen en/of met betrekking tot het betreden van besloten ruimtes, doordat er geen permits en/of vergunning(en) is/zijn verstrekt, terwijl de SMS en/of de RI&E en/of de ISM code het uitgeven van (deze) permits en/of vergunningen wel voorschrijft en/of er geen maatregelen werden getriffen ten aanzien van het nalaten permits en/of vergunningen te verstrekken en/of;
- in strijd met artikel 3.2 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit er onvoldoende voor was gezorgd dat de pijp(leiding), waarin (las)werkzaamheden dienden te worden verricht, veilig toegankelijk was en veilig kon worden verlaten en/of was die pijp(leiding) niet zodanig ontworpen, gebouwd, uitgerust en/of in bedrijf gesteld, gebruikt en/of onderhouden dat daardoor het gevaar voor de veiligheid en gezondheid van de werknemers die daar (las)werkzaamheden verrichtten zoveel mogelijk werd voorkomen en/of;
- in strijd met artikel 3.6 lid 1 van het Arbeidsomstandighedenbesluit geen doeltreffende maatregelen waren genomen teneinde het mogelijk te maken dat werknemers die (las)werkzaamheden verrichtten in de pijp(leiding), indien een toestand ontstaat waarin direct gevaar voor de veiligheid of gezondheid aanwezig was, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid konden stellen en/of;
- in strijd met artikel 3.17 van het Arbeidsomstandighedenbesluit het gevaar voor werknemers die in de pijp(leiding) (las)werkzaamheden verrichtten om te worden getroffen door water dat door de pijp(leiding) werd gepompt, niet heeft voorkomen dan wel zoveel mogelijk heeft beperkt,
terwijl daardoor, naar verdachte en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van een of meer werknemer(s) en/of de heer [naam 1] en/of de heer [naam 2] ontstond of te verwachten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof om andere redenen dan de rechtbank komt tot de vrijspraak van het aan de verdachte tenlastegelegde.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 50.000,-.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Daartoe wordt het volgende overwogen. Het hof interpreteert de tenlastelegging zo dat de verdachte wordt verweten in de hoedanigheid van werkgever, dan wel als medepleger van de werkgever, handelingen te hebben verricht of te hebben nagelaten in strijd met bepaalde voorschriften uit de Arbeidsomstandighedenwet en het Arbeidsomstandighedenbesluit. In de eerste plaats dient daarom te worden nagegaan of de verdachte kan worden aangemerkt als ‘werkgever’, dan wel als ‘medepleger’. Het hof beantwoordt die vragen ontkennend.
Uit het dossier volgt dat tussen de verdachte en de in de tenlastelegging genoemde werknemers geen arbeidsovereenkomsten waren gesloten en bovendien dat geen sprake was van een publiekrechtelijke aanstelling. Verder zijn de werknemers niet aan de verdachte ter beschikking gesteld voor het verrichten van arbeid en heeft de verdachte de werknemers geen arbeid onder haar gezag doen verrichten. Weliswaar volgt uit het dossier dat de verdachte de scheepsbeheerder is van het schip de [naam 3], maar dat maakt in het onderhavige geval niet dat de verdachte als werkgever heeft te gelden. Blijkens de bepaling uit artikel 9.1a van het Arbeidsomstandighedenbesluit is dit slechts anders indien de opvarenden geen werkgever hebben. Aan die voorwaarde is in het onderhavige geval niet voldaan, omdat het hof in de zaken van de medeverdachten [naam 3] Scheepvaart B.V. en [naam 4] heeft geoordeeld dat beide ten opzichte van de in de tenlastelegging genoemde werknemers ‘werkgever’ zijn in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Nu de verdachte niet kan worden aangemerkt als werkgever, kan zij de delicten slechts nog als medepleger hebben gepleegd. Voor het bewijs van medeplegen is vereist dat de verdachte en de medeverdachten nauw en bewust hebben samengewerkt ter voltooiing van het ten laste gelegde delict. Van een zodanige samenwerking is eerst dan sprake als de verdachte aan het delict een intellectuele dan wel materiële bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. In de onderhavige zaak heeft het hof onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat de verdachte een dergelijke bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het door de medeverdachten gepleegde delict. Het feit dat de verdachte op papier had te gelden als scheepsbeheerder en in die hoedanigheid enige kennis moest dragen van een aantal relevante bepalingen uit de Arbeidsomstandighedenwet – zoals ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd door het openbaar ministerie – is daarvoor onvoldoende. Bij die stand van zaken is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde delicten heeft medegepleegd. Nu de verdachte evenmin kan worden aangemerkt als werkgever, wordt de verdachte van het aan haar tenlastegelegde vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. R.D. van Heffen en mr. N.J.M. de Munnik, in tegenwoordigheid van mr. M.E. van Rijn-Tonino, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 september 2022.
Mr. De Munnik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]