ECLI:NL:GHAMS:2022:3418

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
200.274.364/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest in bodemprocedure over ontruimings- en opslagkosten van voormalig postkantoor in Den Helder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 december 2022 een eindarrest gewezen in de bodemprocedure tussen Scholte en de gemeente Den Helder. Het hof bevestigde eerder oordelen dat Scholte sinds 30 juni 2017 zonder recht of titel in het voormalig postkantoor in Den Helder verbleef. De gemeente had het recht om Scholte en zijn gezin te ontruimen, en de kosten van de ontruiming en opslag van inbeslaggenomen goederen zijn voor rekening van Scholte. In het eindarrest werden de ontruimings- en opslagkosten begroot, en de provisionele vorderingen van Scholte, waaronder schorsing van de executoriale verkoop en opheffing van beslagen, werden afgewezen. Het hof oordeelde dat de ontruiming rechtmatig was en dat Scholte niet kon terugkomen op eerdere beslissingen die zijn vorderingen afwezen. De gemeente had haar vorderingen tot vergoeding van kosten gewijzigd, maar het hof stond deze wijziging niet toe, omdat deze in strijd was met een goede procesorde. Het hof concludeerde dat Scholte € 316.972,56 aan ontruimingskosten en € 123.440,88 aan opslagkosten aan de gemeente moest betalen, en veroordeelde Scholte in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.274.364/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : 726097/CV EXPL 18-6825
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 december 2022
inzake
[X] ,
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: aanvankelijk mr. H.E.M. Molenaar te Alkmaar, thans: geen,
tegen
GEMEENTE DEN HELDER,
zetelend te Den Helder,
geïntimeerde,
advocaat: mr. E.C.W. van der Poel te Alkmaar.
Partijen worden hierna weer [X] en de gemeente genoemd.

1.Verder verloop van het geding

In deze zaak heeft het hof op 15 maart 2022 een tussenarrest (hierna: het tussenarrest) gewezen. Voor het verloop van het geding tot die datum verwijst het hof naar dat arrest.
In het tussenarrest heeft het hof het hoger beroep van [X] grotendeels behandeld en daarin eindbeslissingen genomen, behalve ten aanzien van de nog te beoordelen deurwaarderskosten. Op dat punt heeft het hof aan de gemeente een nadere toelichting gevraagd. Verder heeft het hof in verband met de door [X] ingediende provisionele vordering aan partijen informatie gevraagd.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- akte uitlating vragen hof d.d. 12 april 2022 van [X] ;
- akte beantwoording dictum tevens akte houdende overlegging producties (B77-B86) d.d. 12 april 2022 van de gemeente;
- antwoordakte tevens houdende aanvulling gronden inzake provisionele vordering ex 223 Rv tevens overlegging productie (RSA F1) d.d. 24 mei 2022 van [X] ;
- antwoordakte tevens houdende overlegging productie (B87) d.d. 24 mei 2022 van de gemeente;
- antwoordakte inhoudende wijziging eis tevens akte houdende overlegging producties (B88) d.d. 24 mei 2022 van de gemeente;
- antwoordakte inzake eiswijziging gemeente d.d. 21 juni 2022 van [X] .
De advocaat van [X] heeft zich vervolgens onttrokken. Na aanhouding van de zaak voor het stellen van een nieuwe procesadvocaat en om aanvullend te fourneren, heeft zich geen nieuwe advocaat voor [X] gesteld en heeft de gemeente aanvullend gefourneerd en arrest gevraagd.
Het hof begrijpt uit de door [X] genomen aktes dat hij zijn eerdere conclusie (zie tussenarrest onder 1) handhaaft en verder concludeert tot toewijzing van zijn (provisionele) vorderingen en tot afwijzing van de (gewijzigde) vorderingen van de gemeente.
De gemeente heeft geconcludeerd tot afwijzing van de (provisionele) vorderingen van [X] en - uitvoerbaar bij voorraad - tot toewijzing van haar (gewijzigde) vorderingen met veroordeling van [X] in de kosten van het geding in hoger beroep inclusief de kosten van de provisionele procedure, met nakosten en rente.

2.Verdere beoordeling

Enkele eindbeslissingen in het tussenarrest
2.1
In het tussenarrest heeft het hof onder meer de volgende eindbeslissingen genomen:
( i) de gemeente mocht op 28 maart 2017 de met [X] gesloten overeenkomsten waarbij aan hem ruimtes in het voormalig postkantoor in [plaats] (het pand) in gebruik waren gegeven, opzeggen. Sinds 30 juni 2017 zat [X] zonder recht of titel in het pand (3.17 tot en met 3.20);
(ii) de in opdracht van de gemeente op 17 april 2018 en de dagen daarna uitgevoerde ontruiming van het pand was rechtmatig en de kosten daarvan en van de opslag van de ontruimde en inbeslaggenomen goederen zijn voor rekening van [X] (3.23 tot en met 3.27);
(iii) dit wordt niet anders als in ogenschouw wordt genomen dat dit hof in een andere bodemprocedure (zaaknummer 200.261.206) bij arrest van 15 maart 2022 heeft geoordeeld dat de gemeente onrechtmatig jegens [X] heeft gehandeld door in november 2017 de onderhandelingen met [X] over de koop van het pand af te breken. Dat oordeel kan tot een schadevergoedingsplicht aan de zijde van de gemeente leiden, maar dat maakt de ontruiming niet achteraf alsnog onrechtmatig. De beantwoording van de vraag of [X] over een recht of titel had kunnen beschikken om ook na 30 juni 2017 in het pand te blijven indien de onderhandelingen over de koop niet door de gemeente waren afgebroken, is in deze procedure niet aan de orde (3.28);
(iv) alle door de gemeente (op dat moment) gevorderde kosten van ontruiming en opslag zijn toewijsbaar (3.31 tot en met 3.34, 3.38 tot en met 3.40, 3.43 en 3.44), zij het dat de kosten van de bewakingsdienst Deko Bewaking aanpassing behoeven (3.34; hier komt het hof verderop op terug) en de kosten van de deurwaarder een toelichting door de gemeente behoeven (3.35 tot en met 3.37);
( v) aan de betwisting door [X] van de kosten van [Y] en [Z] gaat het hof voorbij. Die betwisting is immers gegrond op de reeds verworpen stellingen dat de ontruiming onrechtmatig was en dat de kunstcollectie en inboedel ten onrechte is afgevoerd en opgeslagen (3.37);
(vi) voor zover de gemeente ook heeft bedoeld te vorderen dat het hof bepaalt dat [X] ‘de kosten ter zake van de kunst’ anders dan de kosten van opslag bij [Y] is verschuldigd, is die vordering niet toewijsbaar want te onbepaald (3.44 sub ii).
Kosten deurwaarder
2.2
Ten aanzien van deze kosten heeft het hof in het tussenarrest (3.37) het volgende overwogen:
Mede gelet op de hoogte van de door de deurwaarder in rekening gebrachte kosten (bijna 1 ton) en het door [X] gevoerde verweer, is naar het oordeel van het hof de in de factuur van de deurwaarder opgenomen specificatie te summier en roept zij vragen op. Zo is niet inzichtelijk wat de deurwaarder precies aan werkzaamheden heeft verricht, meer in het bijzonder welke werkzaamheden de deurwaarder heeft verricht per te ontruimen deel en op welke dag; temeer omdat [Y] voor het transport naar de opslag en, naar mag worden aangenomen, voor het uit het pand halen van de kunstcollectie heeft zorggedragen. Ook is onvoldoende inzichtelijk waarom voor het opmaken van het proces-verbaal van ontruiming een bedrag van ruim € 5.000,- in rekening is gebracht en welke werkzaamheden zijn gerelateerd aan de vier verschillende kostenposten onder de noemer ‘ontruiming’. (…). De gemeente zal de gelegenheid krijgen om bij akte de kosten van de deurwaarder nader toe te lichten en met stukken te onderbouwen. [X] kan daarop bij antwoordakte reageren.
2.3
De gemeente heeft bij akte van 12 april 2022 een urenstaat en enkele processen-verbaal van inbewaringgeving overgelegd. Kort gezegd heeft de gemeente verder betoogd dat de door de deurwaarder opgemaakte processen-verbaal zeer uitvoerig waren en dat de overgelegde urenstaat enkel ziet op de uren die tijdens de ontruiming zijn gemaakt en niet op de uren die in rekening zijn gebracht voor het opstellen van het proces-verbaal. Ten slotte heeft de gemeente benadrukt dat het een ontruiming van enorme omvang betrof; 600 m2 aan kunst en daarnaast nog 10 verhuiswagens roerende zaken.
2.4
[X] heeft zijn betwisting van deze kosten gehandhaafd en betoogd dat de nader door de gemeente overgelegde stukken hoofdzakelijk een totaaltelling van uren betreft, waarbij een inzichtelijke specificatie ontbreekt.
2.5
Het hof stelt voorop dat het uitgaat van de juistheid van de door de deurwaarder afgegeven specificatie en opgestelde urenstaat. De deurwaarder is een openbaar ambtenaar en bij de uitvoering van zijn taak onderworpen aan wettelijke (waaronder tuchtrechtelijke) regelgeving. Dat neemt niet weg dat het hof in deze procedure dient te beoordelen of [X] het volledig door de deurwaarder aan de gemeente in rekening gebrachte bedrag als schade van de gemeente dient te vergoeden. De gemeente moest begrijpen dat zij daarom in ieder geval de door het hof in het tussenarrest genoemde onduidelijkheden diende weg te nemen. Dat heeft zij niet gedaan. Zo is nog steeds niet duidelijk welke werkzaamheden de deurwaarder heeft verricht per te ontruimen deel. De urenstaat vermeldt boekingscodes, maar welke werkzaamheden met een code worden uitgedrukt blijft onbekend. Mede gelet op de hiervoor aangehaalde overweging uit het tussenarrest had het op de weg van de gemeente gelegen om aan de deurwaarder te vragen welke werkzaamheden met de verschillende boekingscodes worden bedoeld. Verder valt op dat de eerste groep posten een totaalbedrag van € 698,78 voor eten en drinken en USB sticks vermeldt, maar in de specificatie bij deze omschrijving een bedrag van € 3.439,98 is vermeld en laatstgenoemd bedrag in de urenstaat een andere omschrijving heeft. Ook de stelling van de gemeente dat de urenstaat niet ziet op uren die in rekening zijn gebracht voor het opstellen van het proces-verbaal behoeft enige toelichting, omdat in die urenstaat op blad 2 bij nummer 7 de omschrijving ook ‘inclusief overschrijding uitwerken proces-verbaal’ inhoudt. Zoals gezegd gaat het hof ervan uit dat de deurwaarder zijn werkzaamheden op juiste wijze heeft geadministreerd, maar waar het in deze zaak om gaat is dat onvoldoende inzichtelijk is geworden welke werkzaamheden in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd en de gemeente daardoor onvoldoende heeft toegelicht dat alle kosten die de deurwaarder in haar opdracht heeft gemaakt voor rekening van [X] zouden moeten komen.
Daar waar [X] , in zijn akte van 24 mei 2022, ook nog heeft aangevoerd dat [Z] een excessief aantal uren in rekening heeft gebracht bij de deurwaarder, heeft te gelden dat het hof in zijn tussenarrest reeds heeft beslist dat voorbij wordt gegaan aan de betwisting door [X] van de kosten van [Z] (rov. 3.37). [X] heeft niet toegelicht waarom het hof thans moet terugkomen van die bindende eindbeslissing.
2.6
Omdat op zichzelf wel vaststaat dat de deurwaarder omvangrijke werkzaamheden heeft verricht, begroot het hof het door [X] te vergoeden deel van de deurwaarderskosten op de kosten van [Z] (€ 59.018,37) plus de helft van het verschil tussen het totaalbedrag van € 95.910,57 incl. btw en het daarvan deel uitmakende bedrag van € 59.018,37 van [Z] . Dit komt neer op € 59.018,37 +
[(€ 95.910,57 - 59.018,37) : 2] = € 77.464,47.
Kosten Deko Bewaking B.V.
2.7
De gemeente heeft in haar akte van 12 april 2022 onder randnummer 4 geschreven dat het hof van deze kosten nog maar een bedrag van € 10.534,45 lijkt te zullen toewijzen. Dat berust op een onjuiste lezing van rov. 3.34 van het tussenarrest. Daarin heeft het hof overwogen dat de gemeente aanvankelijk een bedrag van
€ 30.749,25 aan bewakingskosten had gevorderd en vervolgens haar vordering op dit punt had verminderd tot een bedrag van € 20.205,80 (laatste zin mva 6.133). Het verschil tussen deze bedragen van € 10.543,45 zou dus nog op het totaalbedrag aan ontruimingskosten (zoals verminderd bij akte van 6 april 2021) in mindering moeten worden gebracht.
Eiswijziging gemeente bij akte van 24 mei 2022
2.8
De gemeente heeft in haar laatste akte haar vordering gewijzigd, aldus dat zij (kennelijk als concretisering van haar vordering tot vergoeding van ‘de kosten ter zake van de kunst’) behalve het al eerder gevorderde bedrag van € 123.440,88 betaling vordert van € 8.420,70 en € 5.445,- als (opslag)kosten van BVA, alsmede een bedrag van € 5.730,56 per maand vanaf november 2021 voor opslag- en verzekeringskosten van BVA totdat de kunst niet meer is opgeslagen.
2.9
De argumenten van de gemeente om nog in zo’n laat stadium van de procedure haar eis te wijziging overtuigen niet. Daarbij komt dat ook de inhoud van de eiswijziging vragen oproept, mede gelet op hetgeen [X] daartegen heeft aangevoerd. Het hof acht de eiswijziging dan ook in strijd met een goede procesorde en staat die wijziging niet toe.
Geen verrekening, geen billijkheidscorrectie op grond van artikel 6:101 BW
2.1
[X] heeft nog aangevoerd dat hij recht heeft op verrekening van de vordering van de gemeente op hem met de vordering die hij heeft op de gemeente voortvloeiend uit het oordeel van het hof dat de gemeente de onderhandelingen met [X] op onrechtmatige wijze heeft afgebroken. Subsidiair heeft [X] betoogd dat in ieder geval de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW maximaal moet worden toegepast.
2.11
Deze verweren stuiten reeds af op de hiervoor onder rov. 2.1 sub (iii) aangehaalde eindbeslissing in het tussenarrest. Waar het om gaat is dat de ontruiming naar het oordeel van het hof rechtmatig was en de kosten daarvan en van de opslag voor rekening van [X] zijn. Dat wordt niet anders doordat [X] mogelijk nog een schadevordering tegen de gemeente aanhangig gaat maken. Daarbij komt dat het oordeel dat de gemeente de onderhandelingen met [X] onrechtmatig heeft afgebroken niet zonder meer betekent dat [X] daardoor schade heeft geleden. Die laatste vraag, in welk kader ook zal moeten worden onderzocht of [X] het pand zou hebben kunnen kopen als de onderhandelingen niet op onrechtmatige wijze zouden zijn afgebroken, is in deze zaak niet aan de orde. Ten slotte valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat het feit dat het onrechtmatig afbreken van de onderhandelingen vooraf ging aan de ontruiming tot ‘een maximale toepassing van artikel 6:101 BW’ zou moeten leiden, zoals [X] heeft betoogd.
Slotsom in de hoofdzaak
2.12
Afgezien van een correctie op de te vergoeden ontruimingskosten slaagt het hoger beroep van [X] dus niet. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd met dien verstande dat ten aanzien van de hoogte van de bedragen tot betaling waarvan [X] is veroordeeld opnieuw recht zal worden gedaan. Als grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal [X] in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
2.13
Wat betreft de in 2.12 genoemde bedragen haalt het hof ten behoeve van de leesbaarheid van dit eindarrest de rechtsoverwegingen 3.43 en 3.44 van het tussenarrest hier deels aan:
3.43
De gemeente heeft bij akte van 6 april 2021 haar eis gewijzigd, omdat het toegewezen bedrag iets hoger is dan de daadwerkelijk gemaakte kosten en omdat de opslag bij [Y] inmiddels is beëindigd zodat in verband met de opslag daar niet meer een maandelijks bedrag maar een eindbedrag kan worden gevorderd. (…). Het komt erop neer dat de gemeente:
- in plaats van het in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 361.340,- wegens ontruimingskosten nu een bedrag van € 345.962,11 vordert en
- in plaats van het in eerste aanleg gevorderde en toegewezen bedrag van € 9.929,- per maand na juni 2019 aan opslagkosten van de kunst nu een bedrag van
€ 123.440,88 vordert ter zake van de opslag bij [Y] en exclusief de kosten van de verplaatsing en opslag van de kunstcollectie naar respectievelijk bij BVA.
3.44
[X] heeft deze vorderingen niet betwist, althans niet anders dan hij heeft gedaan in de toelichting op zijn hiervoor besproken en verworpen grieven. De gewijzigde vordering ten aanzien van de opslagkosten is dan ook toewijsbaar, met dien verstande dat:
i) de opnieuw gevorderde hoofdelijke veroordeling en wettelijke handelsrente worden afgewezen. (…);
ii) voor zover de gemeente ook heeft bedoeld te vorderen dat het hof bepaalt dat [X] ‘de kosten ter zake van de kunst’ anders dan de kosten van opslag bij [Y] is verschuldigd, is die vordering niet toewijsbaar want te onbepaald.
Het aan ontruimingskosten gevorderde bedrag zal, met inachtneming van het hiervoor onder i) vermelde, na de nog door de gemeente te geven toelichting en reactie daarop van [X] (rov. 3.37) worden vastgesteld en zal hoe dan ook worden verminderd met een bedrag van € 10.543,45 (de lagere kosten van Deko Bewaking; rov. 3.34).
2.14
Hieruit en verder uit hetgeen hiervoor onder rov. 2.6 is overwogen volgt dat [X] wordt veroordeeld tot betaling van:
# € 345.962,11 - (€ 95.910,57 - € 77.464,47 = € 18.446,10) - € 10.543,45 =
€ 316.972,56 aan ontruimingskosten;
# € 123.440,88 ter zake kosten opslag bij [Y] .
De provisionele vordering
2.15
Ter beoordeling resteren nog de door [X] ingestelde provisionele vorderingen waarop het hof nog niet heeft beslist in het tussenarrest van 15 maart 2022. In rov. 3.45.1 van dat tussenarrest heeft het hof al wel de incidentele vordering tot opheffing van het beslag op de kunstcollectie afgewezen. Bij akte heeft [X] laten weten – zo begrijpt het hof – dat hij zijn provisionele vorderingen handhaaft voor zover deze strekken tot schorsing van de executoriale verkoop, opheffing van de bewaring van zijn kunstcollectie, opheffing van de beslagen voor zover in strijd met artikel 447 en 448 Rv en bevel aan de gemeente om te bewerkstelligen dat onderzoek en taxatie van schade aan de beslagen zaken kan plaatsvinden.
2.16 Deze vorderingen zijn, naast andere vorderingen van [X] , ook voorgelegd aan dit hof in het hoger beroep van [X] tegen een vonnis in kort geding waarbij de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland deze vorderingen had afgewezen (zaaknummer 200.291.958/01). Het hof heeft in die kort geding zaak de afwijzing van deze vorderingen door de voorzieningenrechter bij arrest van 26 juli 2022 bekrachtigd. Wat in deze (bodem)zaak nu nog is aangevoerd is onvoldoende aanleiding om daarover nu anders te beslissen. Het hof maakt de overwegingen in genoemd arrest (in het bijzonder rov 3.6.1 tot en met 3.6.4, 3.8 en 3.9 en 3.12-3.15) daarom tot de zijne en verzoekt deze als hier ingelast te beschouwen.
Deze (overige) provisionele vorderingen worden door het hof dus afgewezen. Het hof herinnert daarbij aan de overeenstemming over opheffing van beslag op een aantal zaken, in het arrest van 15 maart 2022 onder 3.45.3 weergegeven. Het hof gaat er van uit dat het beslag op die zaken is dan wel wordt opgeheven.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij in 6.2 en 6.5 [X] is veroordeeld tot betaling van € 361.340,- wegens ontruimingskosten respectievelijk
€ 9.929,- per maand aan opslagkosten;
en doet in zoverre opnieuw recht als volgt:
veroordeelt [X] om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest tegen kwijting aan de gemeente te betalen € 316.972,56 aan ontruimingskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt [X] om binnen 14 dagen na betekening van dit arrest tegen kwijting aan de gemeente te betalen € 123.440,88 ter zake kosten opslag bij [Y] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van verschuldigdheid van de afzonderlijke bedragen tot aan de dag der voldoening;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt [X] in de kosten van het geding in hoger beroep inclusief de kosten van de provisionele procedure, tot op heden aan de zijde van de gemeente begroot op € 2.071,- aan verschotten en € 8.124,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. J.C. Toorman, mr. M.A. Wabeke en mr. C.A.H.M. ten Dam en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 6 december 2022.