ECLI:NL:GHAMS:2022:3316

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
23-001271-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk geldbedrag en bewijsvoering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1966, werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van 100.000 euro, dat op 28 april 2022 in Amsterdam werd aangetroffen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan opzetwitwassen. Het hof oordeelde dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard dat hij het geld had gekregen van een onbekende klant, maar het hof achtte deze verklaring niet geloofwaardig. Het hof concludeerde dat het geld afkomstig was uit een misdrijf en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De opgelegde straf bleef gelijk aan die van de politierechter: vier maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden enkele in beslag genomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001271-22
datum uitspraak: 23 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-107843-22 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1966,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 28 april 2022, te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (van) een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal 100.000 euro, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die geldbedrag(en), althans voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het openbaar ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring.
Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Het hof leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 28 april 2022 werd om 19.25 uur door een surveillerende politieagent waargenomen dat er op de parkeerplaats van de [winkel01] , gelegen [adres02] te [plaats01] , een ontmoeting plaatsvond tussen een bestuurder van een scooter met een Nederlands kenteken (de medeverdachte) en de bestuurder van een grijze bestelauto met een Belgisch kenteken (de verdachte). Door de politieagent werd gezien dat de scooterbestuurder met lege handen in de bestelbus stapte. Na ongeveer een minuut stapte de scooterbestuurder weer uit en had hij een zichtbaar goedgevulde gele ‘ [winkel02] ’ tas in zijn handen. Tijdens een controle van de tas bleek vervolgens dat daarin een groot geldbedrag zat in coupures van € 500,00 en € 200,00. Na onderzoek en telling bleek het te gaan om een totaalbedrag van
€ 100.000,00.
Naar het oordeel van het hof levert het voorhanden hebben van een aanzienlijke hoeveelheid –
€ 100.000,00 – contant geld, in coupures van € 500,00 en € 200,00, welke coupures, naar algemeen bekend is, in het legale betalingsverkeer een zeldzaamheid zijn, een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen op. Van de verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van dit geldbedrag.
De verdachte heeft – samengevat - verklaard dat hij soms zwart bijklust als taxichauffeur. In die hoedanigheid zou een klant die hij van de luchthaven in Brussel naar station Brussel Midi reed hem gevraagd hebben of hij die klant de dag daarna naar Nederland kon brengen. De dag daarna zou de verdachte de klant bij station Brussel Midi hebben opgepikt. Bij het station aangekomen zou de klant tegen de verdachte gezegd hebben dat hij niet naar Nederland ging, maar dat hij een tas had die wel naar Nederland moest. De verdachte zou deze opdracht hebben aangenomen tegen betaling van € 600,-, niet in de tas hebben gekeken en verder geen vragen hebben gesteld over wat er in de tas zat. Wel zou de verdachte gevoeld hebben dat er iets in de tas zat dat aanvoelde als papier. Toen de verdachte ter plaatse kwam op het door de klant opgegeven adres in Nederland zou hij de tas hebben afgegeven aan een voor hem onbekende man die aan kwam rijden op een scooter. De scooterbestuurder zou hem herkend hebben aan zijn Belgische kenteken.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven voor herkomst van de grote hoeveelheid aangetroffen contant geld. Op basis van het dossier is de verklaring op geen enkele wijze te verifiëren. Ook ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte geen naam kunnen of willen noemen van zijn opdrachtgever. Het hof acht het ook niet waarschijnlijk dat de ‘opdrachtgever’ zomaar aan een onbekende (de verdachte) een tas met € 100.000,00 contant geld zou meegeven.
Het aldus door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft onvoldoende aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van opzetwitwassen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 april 2022 te Amsterdam een geldbedrag van in totaal 100.000 euro voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij wist dat dat geldbedrag onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zijn de bij de verdachte in beslag genomen bestelauto en een contant geldbedrag van € 600,00 verbeurdverklaard.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van het voorarrest. De bij de verdachte in beslag genomen goederen, te weten een bestelauto, twee iPhones en een contant geldbedrag van € 3.095,00 kunnen worden teruggegeven aan de verdachte. Het bij de verdachte inbeslaggenomen contante geldbedrag van € 600,00 moet worden verbeurdverklaard.
De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, namelijk dat hij een first-offender is en dat hij zorg draagt voor zijn zieke vrouw. Een geldboete in combinatie met de verbeurdverklaring van de bestelbus van de verdachte zou een passende straf zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk geldbedrag. Het voorhanden hebben van geld dat afkomstig is van misdrijf vormt een bedreiging voor de legale economie. Door aldus te handelen heeft de verdachte de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert het witwassen het plegen van delicten doordat de besteding van geld, afkomstig van misdrijf, gemakkelijker wordt gemaakt. Het hof neemt dit de verdachte kwalijk.
Gelet op straffen die doorgaans voor witwassen van soortgelijke bedragen worden opgelegd zou in beginsel een gevangenisstraf van tussen de 5 en 9 maanden passend zijn. Het hof acht de door de verdediging bepleite geldboete in combinatie met een verbeurdverklaring gelet op het voorgaande dan ook niet passend. Het hof ziet geen reden om van de door de politierechter opgelegde straf af te wijken, temeer omdat bij de oplegging van die straf al in vergaande mate rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof acht alles afwegende, de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

Beslag

Verbeurdverklaring
Een bedrag van € 600,00 van het onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven contante geldbedrag van € 3.715,00 met goednummer PL1300-2022085022-6180343 zal worden verbeurdverklaard, aangezien dit bedrag geheel door middel van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde witwassen is verkregen.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de volgende goederen:
- 1 Apple iPhone wit met goednummer PL1300-2022085022-6180328;
- 1 Apple iPhone zwart met goednummer PL1300-2022085022-6180330;
- 3.115 euro van het onder de verdachte inbeslaggenomen contante geldbedrag van € 3.715,00 met goednummer PL1300-2022085022-6180343;
- 1 bestelbus met kenteken [kenteken01] met goednummer PL1300-2022085022-6180306.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
600 euro met goednummer PL1300-2022085022-6180343.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 Apple iPhone wit met goednummer PL1300-2022085022-6180328
- 1 Apple iPhone zwart met goednummer PL1300-2022085022-6180330;
- 3.115 euro met goednummer PL1300-2022085022-6180343;
- 1 bestelbus met kenteken [kenteken01] met goednummer PL1300-2022085022-6180306..
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker,mr. R.P. den Otter en mr A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2022.
Mr. R.P. den Otter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]