In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 26 september 2019. De verdachte, geboren in 1976, was beschuldigd van het in vereniging uitvoeren van cocaïne, wat een overtreding van de Opiumwet inhoudt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, die werd verhoogd van 12 naar 14 maanden. Dit arrest is gewezen na een zitting op 31 oktober 2022, waar de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De verdachte had samen met medeverdachten op 12 juli 2018 cocaïne willen uitvoeren naar Japan, waarbij hij een organiserende rol vervulde.
De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de advocaat-generaal vorderde een hogere straf van 18 maanden. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, wat resulteerde in een strafvermindering van 2 maanden. De verdachte had eerder meermaals onherroepelijk veroordelingen op zijn naam staan, maar deze werden niet ten nadele van hem meegewogen. Het hof oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele keten en dat de straf passend en geboden was, met inachtneming van de omstandigheden van de zaak.