ECLI:NL:GHAMS:2022:3313

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
23-000733-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging inbraak in vereniging en overtredingen van de Opiumwet met taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor verschillende strafbare feiten, waaronder poging tot inbraak in vereniging en overtredingen van de Opiumwet. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van amfetamine, GHB, hasjiesj en hennep op 7 september 2019 in Bennebroek, en het wederrechtelijk binnendringen van een besloten lokaal in Nieuw-Vennep op 25 december 2020. Tijdens de zitting op 31 oktober 2022 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de in zaak B primair tenlastegelegde feiten, en heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het hof heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B subsidiair de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De verdachte is strafbaar verklaard en het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen. Het vonnis van de politierechter is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000733-21
datum uitspraak: 14 november 2022
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland locatie Haarlem van 10 maart 2021 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-024370-20 (A) en 15-324944-20 (B) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 oktober 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
zaak A:
1.
hij, op of omstreeks 7 september 2019 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,25 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of ongeveer 16 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GHB, zijnde amfetamine en/of GHB (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 september 2019 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 67,07 gram en/of 29,28, in elk geval een hoeveelheid van (in totaal) meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
zaak B (gevoegd):
primairhij op of omstreeks 25 december 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om delen van koperen leidingen en/of koperen pijpen, althans oud ijzer en/of oud koper, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [bedrijf01] ,
weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of inklimming,
naar dat pand is/zijn gegaan waarna verdachte en/of (een van) zijn mededader(s)
- met een zelf meegebrachte tas via een ladder over het hek is/zijn geklommen en/of
- door een gat in het raam het pand heeft betreden en/of
- de deur voor zijn mededader(s) heeft geopend en/of
- het pand is/zijn binnengegaan en/of
- voornoemde koperen leidingen/pijpen, althans oud ijzer/koper, in een tas heeft/hebben gedaan
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 december 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, [adres02] in gebruik bij [bedrijf01] , althans in gebruik bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn/haar mededader(s), wederrechtelijk is binnengedrongen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak B primair

Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte in zaak B primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak A:
1.
hij op 7 september 2019 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 0,25 gram van een materiaal bevattende amfetamine en ongeveer 16 milliliter van een materiaal bevattende GHB.
2.
hij op 7 september 2019 te Bennebroek, gemeente Bloemendaal, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 67,07 gram hasjiesj en 29,28 gram hennep.
zaak B (gevoegd):
subsidiairhij op 25 december 2020 te Nieuw-Vennep, gemeente Haarlemmermeer tezamen en in vereniging met anderen, in het besloten lokaal [adres02] in gebruik bij [bedrijf01] , wederrechtelijk is binnengedrongen.
Hetgeen in zaak A onder 1 en 2 en in zaak B subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in zaak A onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in zaak B subsidiair bewezenverklaarde levert op:
in het besloten lokaal bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor de tenlastegelegde overtredingen van de Opiumwet en de lokaalvredebreuk in vereniging zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis alsmede twee weken gevangenisstraf, deze laatste geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft het hof ter terechtzitting verzocht af te zien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en te volstaan met het opleggen van een taakstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Door tezamen met anderen het leegstaande bedrijfspand aan de [adres02] te [plaats01] Vennep wederrechtelijk binnen te treden heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan lokaalvredebreuk in vereniging. Een vervelend feit, waarbij inbreuk wordt gemaakt op de rechten van de rechthebbende en overlast wordt veroorzaakt. Ook heeft de verdachte zowel amfetamine en GHB als hasjiesj en hennep aanwezig gehad, welke middelen schadelijk voor de volksgezondheid zijn.
Het hof heeft kennis genomen van het in een andere strafzaak tegen verdachte opgesteld reclasseringsadvies van 10 januari 2022 van de hand van reclasseringswerker [naam01] , verbonden aan Fivoor. Het hof houdt rekening met het feit dat de verdachte thans nog onder reclasseringstoezicht staat.
Verder weegt het hof mee dat de beide overtredingen van de Opiumwet inmiddels van ruim drie jaar geleden dateren en dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat de verdachte blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 oktober 2022 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet.
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte voorzichtige stappen in de goede richting heeft gezet: hij is er in geslaagd af te kicken van GHB en heeft dagbesteding op een zorgboerderij. Ter terechtzitting is ook gebleken dat hij over een steunend netwerk beschikt.
Gelet op voornoemde – positieve – omstandigheden ziet het hof anders dan de advocaat-generaal geen aanleiding om naast een taakstraf ook een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 138 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-324944-20 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-024370-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-324944-20 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-024370-20 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 15-324944-20 subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. V.M.A. Sinnige, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Tilburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 november 2022.
De voorzitter is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]