Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
22 november 2022
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de man van 15 januari 2021 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum;
- een brief van de zijde van de man van 19 januari 2021 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum;
- een brief van de zijde van de man van 22 januari 2021 met bijlage, ingekomen op dezelfde datum;
- een brief van de zijde van vrouw van 22 januari 2021 met bijlagen, ingekomen op 25 januari 2021;
- een brief van de zijde van de man van 28 januari 2021 met bijlage, ingekomen op 1 februari 2021.
productie 7 t/m 10 en wijziging verzoek incidenteel beroep), ingekomen op 25 oktober 2021;
3.De feiten
Per het einde van elk jaar voegen de echtgenoten ter verdeling bij helfte bijeen, hetgeen van hun inkomens over dat jaar onverteerd is.
Wanneer de gemeenschappelijke huishouding feitelijk ophoudt te bestaan, eindigt – voor zolang deze toestand duurt – de verplichting tot bijeenvoeging en verdeling zoals omschreven is in de voorgaande alinea.”
4.De omvang van het geschil
tot 5 januari 2022), als hij de woning ten tijde van die inschrijving bewoont en bepaalt dat de man voor het gebruik het aandeel van de vrouw in de hypotheek- en overige eigenaarslasten dient te voldoen;
5.De motivering van de beslissing
fl. 35.000,-heeft gekregen en dat dit geld gewoon in het huishoudpotje is terechtgekomen, waarbij ‘in dat kader’ verwijst naar de stelling van de man onder 12 van gedingstuk VII dat hij ermee bekend was dat de ouders en later de moeder van de vrouw jaarlijkse bedrage(n) overmaakte(n) ten gunste van haar kinderen, hun gezinnen en ook de kleinkinderen separaat bedragen toestopte(n). Daarbij komt dat de man in hoger beroep aanvoert dat hij [plaats C] kocht voor fl. 10.000,- met zijn klusgeld, dat de vrouw ook in hoger beroep geen bankafschrift heeft overgelegd met de schenking van fl. 40.000,- en/of cashopnames van dit bedrag en ook geen koopcontract heeft overgelegd. Weliswaar zijn partijen het erover eens dat de man in totaal fl. 40.000,- in contanten had meegenomen, maar daarmee staat nog niet vast, dat de volledige koopsom voor [plaats C] is betaald uit privévermogen/een schenking van de moeder van de vrouw.